Het noordpoolgebied is pure magie, een wonderschone wereld, voorbehouden aan toeristen met heel veel geld, wetenschappers of actievoerders. Dat je er met een motor kunt rijden, lijkt ondenkbaar. En toch kan het. Op de Noordelijkste weg ter wereld. We gaan naar 78,2 Noorderbreedte.
Jan Dirk Onrust
Op vrijdagmiddag, als de druk van de week is, gaan wij niet vroeg naar huis of aan de borrel. Wij gaan zoeken op Google Earth. Waar liggen nog wegen waar bijna niemand van weet? Hoe ver kun je komen? We zoomen in, bekijken foto’s, duiken in Wikipedia. En dan ineens is het: pats! Daar zit wat! Niet te geloven, zeg.
Zo begon het ook bij de meest bijzondere bestemming waar we ooit zullen motorrijden. We besloten op zoek te gaan naar de meest noordelijke weg ter wereld. Alaska lieten we al snel vallen – het hoogst berijdbare punt ligt nog lager dan de Noordkaap. Canada en Groenland hadden op de 76ste en 77ste breedtegraad een paar Inuït-dorpjes met een vliegveld en vier kilometer weg. Daarna scrolden we verder naar Svalbard. En wat ontdekten we daar? Patsboemknal!
Svalbard – bij ons beter bekend als Spitsbergen – is de buurman van de Noordpool. In een strenge winter zit de archipel van ruim tachtig eilanden aan het pakijs vast. In nog strengere winters worden ze volledig ingekapseld, maar die winters komen al jaren niet meer voor.
De hoofdplaats is Longyearbyen, genoemd naar de Amerikaanse mijnbouwondernemer die het stadje in 1906 stichtte. Ruim 2000 mensen wonen er en het ligt nog noordelijker dan de noordelijkste Eskimo-dorpjes: op 78,2 graden Noorderbreedte. Maar het mooiste is nog: ze hebben wegen, een netwerkje van bijna 50 km. Dat lijkt weinig, maar voor noordpoolbegrippen is het ongekend veel.
Dat kan niet!
‘Motorrijden?!? U wilt motorrijden bij ons?’ Na een korte stilte horen we de medewerkster van de VVV van Longyearbyen van haar stoel vallen. ‘Er is nog nooit een toerist met een motor naar Svalbard gekomen. Dat kan helemaal niet!’
Oh nee? Van een vorig avontuur kennen we een IJslandse rederij die alles kan. Eimskip, de heerser over de Noord-Atlantische wateren. Met een vestiging in Rotterdam. We bellen om te vragen wat een retourtje Spitsbergen kost voor een motor. Nu is het onze beurt om van stoelen te vallen. Maar oké, de Noordpool ligt niet om de hoek. En bovenal staan we op het standpunt dat je gek moet zijn om het te doen, maar nog gekker om het te laten. Dit is materiaal waarvan dromen zijn gemaakt.
IJsbreker
Een paar maanden na het eerste telefoontje staan we in de haven van Velsen voor een enorm stoere koeldiepvriescombinatie van Eimskip. Een ijsbreker van de hoogste klasse. Net zo cool is de Yamaha Super Ténéré Worldcrosser die we in een krat aanleveren. Als de Yahama per heftruck in de ijsbreker verdwijnt, denk ik aan het moment dat we hem weer terug zullen zien. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat het allemaal echt gaat gebeuren.
We wachten ruim een week en dan vliegen we via Oslo de motor achterna. Na bijna 3000 km – we zijn de Noordkaap dan allang gepasseerd – komt er land in zicht. Of eigenlijk ijs. Onmetelijk veel ijs, dat hier en daar wordt doorboord door zwarte bergen. Spitse bergen ja, zoals ontdekker Willem Barentsz ze ook zag in 1596. Aan een inham van de ijswoestijn vindt de piloot een sneeuwvrije strook. De Adventfjord, met afstand het merkwaardigste deel van Noorwegen. Wie haalt het in zijn hoofd om hier te gaan wonen, vraag je je af.
Niemand gaat dood
Eddie Rasmussen haalt ons op. Halflang grijs haar, zestig, mijnbouwingenieur en voorzitter van de plaatselijke motorclub. Een paar jaar geleden kreeg zijn club een stuntrijder op bezoek, die op de plaatselijke crossbaan een salto maakte. Eddie vroeg hoe het moest en deed prompt zelf een poging, die nog voor 90 procent slaagde ook. Eddie ziet dus eigenlijk nergens een probleem, heeft een hang naar avontuur en staat voor iedereen klaar. Dat is de mentaliteit om op Svalbard te overleven, want er is niets om je op te vangen als je niet op eigen benen kunt staan. Geen uitkeringsinstantie, geen tehuis, geen echt ziekenhuis en zelfs geen echt kerkhof. Er zijn hier dus geen werkelozen, geen bejaarden, zieken of gehandicapten en bijna niemand gaat hier dood. Er staat tegenover dat er ook nauwelijks belasting wordt geheven. Benzine, tabak, auto’s en motoren zijn hier dan ook spotgoedkoop. Wat waren de sociale nadelen ook alweer?
Arctisch woestijnklimaat
Het is zonnig als we in de haven aankomen en een graadje of zeven. Dat is in de zomer vrij gewoon. Maar het voelt lekkerder dan het klinkt. Je ziet hier zelfs mensen op terrasjes zitten. Dat komt omdat de lucht erg droog is: Svalbard heeft een woestijnklimaat – een arctisch woestijnklimaat. Neerslag valt er nauwelijks.
‘Yo! Daar heb je hem!’ roept Jan. Een siddering van blijdschap schiet door me heen. Bij het transportbedrijf staat de krat met de Yamaha.
Gretig pakken we hem uit. Ik spring erop en rijdt mijn allereerste meters op Noordpoolgebied. Nog nooit kwam een geel kenteken, een Yamaha Super Ténéré of redactielid zo noordelijk. Er welt iets plechtstatigs in me op. ‘Voor mij is dit maar een heel klein stukje rijden,’ zeg ik, ‘but it’s a giant leap for promotorkind!’
‘Promotorkind? Promotorkleuter zul je bedoelen,’ zegt Jan ‘Buzz’ Kruithof ongeduldig. ‘Laat mij ook eens even.’
Konijntjes neermaaien
We zouden nu de wildernis kunnen inrijden. Maar Eddie heeft een ander idee. Hij opent zijn kofferbak waarin een grote revolver en een jachtgeweer liggen. ‘Zullen we eerst even lekker gaan schieten?’
Huh? Schieten? Ja, natuurlijk! Leuk man. Een kwartier later staan we bij de plaatselijke schietclub ijzeren konijntjes neer te maaien. Kdoeng! Blaf! Knetter! In Nederland heb je vast dertig vergunningen nodig om überhaupt een vuurwapen te mogen vasthouden. In Longyearbyen lopen de mensen over straat met een Colt .44’s alsof het Magnum-ijsjes zijn. Ja, Svalbard is zwaarder bewapend dan Afghanistan. Dat heeft een goede reden. En die hangt aan de muur van de schietclub: een poster van een ijsbeer met daarop drie schietschijven: op de kop en op het hart van twee kanten.
De gevarenzone in
Na de oefening krijg ik het geweer van Eddie mee en kan ik gaan. Aan de rand van het stadje passeer ik een waarschuwingsbord met een ijsbeer erop. Voor me ligt de brede Adventsvallei, hier maakt het asfalt plaats voor breed gravel. Dit is het begin van de gevarenzone, hier gaat niemand zonder wapen in…
Spitsbergen heeft meer ijsberen dan inwoners. Misschien wel 5000. Dat geeft het motorrijden een ongekende dimensie. Ondanks het geweer heb ik me nog nooit zo naakt gevoeld. De kans dat je hier een ijsbeer tegenkomt, is weliswaar niet groot, want ze zijn tamelijk schuw. Maar soms ze zijn desperaat van de honger. En dan maakt het ze waarschijnlijk niet veel uit of ze nou een zeerob met of zonder Rukka-pak te grazen nemen.
Het kanon
Na een kilometer of tien zie ik de Operafjellet. Een vliegtuig vloog hier in 1996 tegen de top van 900 meter. Niemand van de 141 inzittenden overleefde het. De passagiers waren Oekraïense mijnwerkers, die in de twee Russische plaatsjes van Spitsbergen werkten: Barentsburg en Pyramiden. Als gevolg van het ongeluk zou Pyramiden uiteindelijk een spookdorp worden.
Mijn bloed bevriest even als ik iets wits zie bewegen. Het blijkt maar een rendier te zijn; dik, rond en vlakbij. Ik besef dat mijn grootste wapen niet het geweer is, maar het kanon: de Super Ténéré. Zelfs nu het gravel wat zachter en dieper wordt, ligt hij muurvast op de weg. Een ijsbeer is zo snel als de bliksem, zeggen ze hier. Maar tegen de Yamaha maakt hij geen schijn van kans.
Bungelende zeehonden
Aan het eind van het dal gaat de weg flink omhoog. Bij de eerste haarspeldbocht verstijf ik opnieuw. Vlak langs de weg bungelen zes dode zeehonden aan een touw. Ze zijn bedoeld om ijsberen af te leiden van de sledehondenkennel die erachter ligt.
De weg klimt verder. Hij passeert de ingang van mijn 7. Hier wordt een van de meest hoogwaardige steenkoolsoorten ter wereld gewonnen. Een groot deel is voor eigen gebruik. Een ander deel gaat naar Duitsland, waar Mercedes en BMW het gebruiken bij de fabricage van motorblokken.
Ik stuif nog even flink door over het mooie gravel tot ik op de top in de sneeuw terechtkom. Hier staan twee radiotelescopen van de andere belangrijke inkomstenbron van Spitsbergen: wetenschappers.
Een slagboom geeft aan dat de weg hier echt ophoudt. Voor me liggen alleen nog maar honderden kilometers sneeuw en ijs. In het felle zonlicht schittert en sprankelt alles hier. In de achtergrond ligt de blauwe Adventfjord, met zijn spitse blauwe bergen en gletsjers die tot zeeniveau komen. Het komt misschien omdat ijsberen mijn zintuigen wijd hebben opengezet, maar ik ervaar het als intens mooi.
Het allernoordelijkste punt
Aan de andere zijde van Longyearbyen liggen nog meer wegen. Een ervan leidt naar de Svalbard Global Seed Fault. Dat is een voormalige mijn waarin 20 miljoen zaden van alle mogelijke gewassen zijn opgeslagen. Als de wereld ineenstort door oorlog, klimaatrampen of grapjes van Gordon, kan hij van hieruit opnieuw worden opgebouwd. Svalbard lijkt wel wat op een engel, die hoog boven ons bezorgd naar de wereld kijkt, zonder er zelf deel van uit te maken.
Hierna kan het jachtgeweer weer op de rug worden gehangen om over weg 238 naar de Isfjord te rijden. Bij het lichtbaken zitten we op het allernoordelijkste punt ter wereld dat je per weg kunt bereiken. In de verte zien we een luxe cruiseschip langs een gletsjer varen. Kost even tussen de 10- en 20.000 euro kaal, want een cruise naar Svalbard is uiterst exclusief. Maar wij willen iets wat nog veel exclusiever is: een motorreis naar Svalbard organiseren voor de Promotorclub. ‘Dat is in de geschiedenis van het heelal nog nooit gedaan,’ zegt Eddie. Zo is dat. Alleen al daarom willen wij het gaan proberen. Gekker kan bijna niet, en veel mooier ook niet.
Sovjet-symbolen
Wij rijden nog even door over een wild kustweggetje naar de IJsberenvallei en dan hebben we alle wegen gehad. Met wat heen en weer rijden erbij, heb ik ruim 150 km afgelegd. Dat lijkt niet veel, maar bedenk wel dat Neil Armstrong slechts enkele honderden meters op de maan heeft gelopen. Die afstand had hij ook in het Kralingse Bos kunnen afleggen. Toch is dat iets anders. Zo moet je Spitsbergen ook zien. Het zal een echt unieke ervaring worden. De poolarchipel heeft bovendien genoeg ander avontuur te bieden om de tijd vol te maken. Je kunt hier sledehondentochten maken, met quads rijden en vooral veel varen. Naar een gletsjer, vogelrotsen en een paar Russische nederzettingen. Heel curieus is Pyramiden, waar ooit 1000 mensen leefden. De laatste zestig hebben het in 2000 van de een op de andere dag verlaten, maar de Sovjet-symbolen staan er nog steeds. Ook Barentsburg, waar nog wel een paar honderd Russen wonen, lijkt nog in het Sovjet-tijdperk te leven.
Elke seconde bijzonder
Veruit de interessantste plaats is Longyearbyen. Er wonen maar 2000 mensen, maar je kunt er alles vinden: winkels, restaurants, café’s, een bank, musea en zelfs een universiteit – met schietbaan. Romantisch kun je het stadje niet echt noemen, ruig wel. Het mijnbouwverleden en de knetterharde winters zijn overal aan af te lezen. De straten hebben geen namen, maar nummers. Leidingen liggen bovengronds. Inwoners lopen niet zelden met geweren rond – al verzoekt de bank het gebouw onbewapend te betreden. Toch is ook sfeervol, jong, internationaal en ontspannen. Maar is het vooral de stad met de meest extreme ligging ter wereld. Alleen dat feit maakt elke seconde hier bijzonder.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-Spitsbergen.GPX”]