Het rivierlandschap van de Ebro, die het Oosten van Spanje bijna vanaf de Atlantische Oceaan tot aan de Middellandse Zee doorstroomt, is nu eens existentieel schraal dan weer welig groen.
Thomas Quast
Rustig trekt een roofvogel zijn cirkels tussen de Cantabrische bergen in het Zuiden. Vanaf mijn Freewind kijk ik in de hemel en zie, hoe de vogel zich op de wind omhoog laat dragen hoog boven het keteldal, waar de Ebro ontspringt. De lege parkeerplaats boven de bron lijkt veel te groot te zijn voor het gehucht Fontibre. Het is waar: de Ebro, of Ibre, zoals hij vroeger heette, geeft al vanaf de Romeinse tijd het Iberisch schiereiland zijn naam, en zo is hij niet alleen om zijn lengte van meer dan 900 kilometer een belangrijke rivier in Spanje. De toeristen hebben de bron in de late namiddag blijkbaar al verlaten, zodat daar nu een bijna pastorale rust heerst.
Alvorens wij het beboste keteldal bereiken, wordt de stilte plotseling verscheurd door het strijdlustige gesnater en gekwaak van een paar eenden, die een klein meertje bevolken, waartoe de Ebro, nauwelijks aan het licht gekomen, wordt opgestuwd. Het bassin, dat met zijn turkooisgroene glans, zijn waterplanten en zijn grassen temidden van het bosje bijna als onderdeel van een Engelse landschapstuin kan doorgaan, is wel het eerste maar lang niet het laatste stuwmeer in de lange loop van de rivier naar de Middellandse Zee. Boven de plaats waar de Ebro ontspringt, is een nis in de steen uitgehouwen, waarin een Mariabeeld omringd door rode olielampjes staat. Op een stele in het meertje staat nog een beeld van de Moeder Gods. Het door de wind gerimpelde water weerspiegelt flakkerend de laatste in het diepe dal doordringende zonnestralen op de boomstammen, die psychedelische projectielampen uit de jaren zestig en zeventig lijken.
De Ebro, die zich door de vroege stuwing reeds als een krachtige stroom manifesteert en door een rotsachtig en schraal landschap zijn weg baant, volgen wij richting Reinosa, een ca. 5 kilometer ten oosten van Fontibre gelegen kleine industriestad. Wanneer ik mijn Susuki tot dicht aan de vlakke oever stuur, zie ik aan de overkant een boer wenken en roepen. Maar hij bedoelt niet mij, maar zijn aan deze zijde van de oever achtergebleven koeien en zijn honden. De honden blaffen nu eens tegen mij dan weer tegen de koeien, die zij door het water naar de overkant dienen te drijven. Maar pas een ezel die zich onder de koeien bevindt, slaagt erin door een stoot tegen het achterwerk ook de laatste koe ertoe te bewegen door de stroom te waden. Of de ezel hier werkelijk als drijver fungeert of slechts zijn wijsneuzigheid aan een vreemde endurist wil demonstreren- men kent dat van de grauwtjes -, blijft open. In ieder geval animeert grauw ook mij om met mijn 650-cc de doorwaadbare plaats uit te proberen.
Het is overigens de laatste gelegenheid op deze wijze natte banden te halen, want bij Reinosa ligt glanzend in het laatste daglicht de Embalse del Ebro, het rond 20 kilometer lange en tot 5 kilometer brede en daarmee grootste stuwmeer van de Ebro. De Embalse, Spaanse naam voor stuwmeer, maakt duidelijk, welke functie de Ebro praktisch vanaf zijn oorsprong voor het land heeft: hij dient als waterreservoir voor de steden, de landbouw en de industrie. Pas in het latere verloop komt daar nog zijn betekenis als scheepvaartweg bij.
Na een gevarieerd en hartig ontbijt in de al tamelijk warme morgenzon voor een van de Tapa-Bars van Reinosa breken wij op, om eerst de oever van de Embalse del Ebro te verkennen. Nog in de plaats zelf leren wij een van de geniepigheden van Spaanse wegen kennen: ook als zij kurkdroog zijn, hebben zij een extreem glad wegdek. Wij slagen er nog juist in onze motoren in een bocht terug te houden, anders zouden wij allen tegelijk als sychrone zwemmers in de etalage van een hoedenwinkel zijn beland. Tussen Las Rozas en Renedo hobbelen[treckern] wij dan over veldwegen en ook wel offroad door een rotsachtig rivierlandschap en komen bij een verlaten, half vervallen kapel aan, die direkt aan het water ligt. In de open bakstenen toren hangen nog de klokken- het is alsof wij tussen de coulissen van de beroemde Italo-Western „Once upon a time in the West“ zijn geraakt. Bovendien brandt inmiddels in een wolkenloze hemel onbarmhartig de zon. Maar totaal dood is de omgeving niet. Met mijn verrekijker ontdek ik tussen half verdronken bomen op het blad van een waterplant een vette groene kikvors als uit een sprookjesboek, die al geruime tijd door penetrant kwaken op zich de aandacht wil vestigen.
De luidkwakende „kikker-koning“ lijkt te verwijzen naar het sprookjesrijk van de gebroeders Grimm, want een paar kilometer na het stuwmeer komen wij bij Orbaneja del Castillio bij de ruïnes van een gigantische burcht met bizarre en volkomen nutteloze torens en bogen en tinnen. De rivier heeft op die plaats een canyon in de rotssteen uitgegraven, en de hoog boven de oever uittorenende rotstformaties zien eruit als de restanten van een door reuzen gebouwde stad. In dit gebied kan men per ezel of te voet tochten maken alsook wildwatertoeren. De volgende markante stopplaats is het dorp Pesquera de Ebro, dat wordt gedomineerd door een skeletbleek-schemerende zandstenen kerk. Aan een even skeletkleurige zuil ervoor hangt een crucifix. De Gekruisigde Christus is hier zo afgemagerd, dat hij zelf aan een geraamte herinnert. Een schedel ligt aan de voet van de deerniswekkende Gekruisigde, die ook nog zijn linkerarm mist. De linkerhand evenwel is nog vast aan het kruis geslagen. De Man van Smarten lijkt ons opnieuw direkt op het thema „Once upon a time in the West “ te willen terugbrengen, maar de route over draaiende, smalle paswegen voert ons eerst in een gebied vol groen en leven.
Want nog voordat de Ebro de kleinste maar door haar wijn beroemde Spaanse provincie Rioja bereikt, wordt de vegetatie van het landschap zichtbaar rijker. Van de heuvels groeten de bekende reusachtige afbeeldingen van stieren, die hier als cognac-reclame dienen. Aan de oever van de smalle Embalse de Sobrón voor Miranda ligt een atoomreactor, waarvoor de rivier als „afwateringskanaal“ dient, alweer een teken van het industriële gebruik van de Ebro. Het water van deze rivier staat om deze reden dan ook niet als bijzonder schoon bekend. Spoedig zomen het vlakke oeverland echter ook wijnstokken met de druiven voor de rioja. Deze wijnbouw maakte de streek aan het eind van de 19e eeuw, toen in het gebied van de bordeaux-wijnen de wijnluis huishield en de wijnhandel naar een vervanging voor de rode wijn zocht, tot het centrum van de toenmalige wijnwereld. Draaischijf van de rioja-export werd het station van Haro, waar de wijnvaten op waggons werden geladen en de hele wereld over werden verzonden. Al speelt de trein voor de wijnhandel tegenwoordig geen rol meer, toch slaat nog steeds het hart van de rioja in de stationswijk van Haro: bodega’s als López de Heredia, La Rioja Alta, CVNE en Bilbainas zijn levende getuigen van dat grote verleden, toen de bordeaux op het wereldtoneel een waardige vervanger had. Daarop willen wij een toast uitbrengen, die evenwel letterlijk in het water valt, omdat uit de inmiddels opgekomen wolken in de avond een heftige stortregen op ons neerkomt en wij, nog voordat wij Haro bereiken, een nachtlogies opzoeken.
Ook de hele volgende morgen blijft het regenen – en dan nog lezen dat de zon in Espaňa dag en nacht schijnt! – Voordat wij in het stenige en woestijnachtige gebied rond Zaragoza komen, nemen wij een lunch in de bodega „Ramona“ in Lodosa. Routineus schakelt de manlijke clientèle van de ene op de andere tv-uitzending over, en nu eens verschijnen beelden van de meerdaagse Fiesta van San Fermín in Pamplona, dan weer beelden van de Tour de France. Gejaagd wordt in beide: bij de beroemde Fiesta jagen, telkens weer begeleid door valpartijen, jonge stieren en jonge mannen elkaar op de door regen spiegelgladde straten van Pamplona, met dat verschil dat de stieren het niet vrijwillig doen, en bij de Tour jagen wielrenners op dat moment met hoge snelheid door de Pyreneeën, waar dit jaar reeds verscheidene etappes door inheemse renners zijn gewonnen. Terug uit de levendige bodega op de weg wordt niet alleen de regen maar ook het groen van het land gestaag minder.
Ten oosten van Milagro krimpt het in cultuur gebrachte land in tot een smalle strook langs de rivier, terwijl reeds een paar kilometer van de oever verwijderd zich een steenwoestijn uitstrekt. Heeft ons hierheen de uitgemergelde Christus van Pesquera verwezen? Bij Fustiňana wijken wij even van onze route af om de Plana del la Negra te verkennen. Het landschap wordt gekarakteriseerd door kleine tafelbergen en kegelvormige steenformaties. De weg is niet meer dan een pad, met indrukken van wielsporen. Er groeien slechts dorre struiken en distels. Kronkelige, uitgeholde, tot 15 meter diepe, in dit jaargetijde droog staande minicanyons bewijzen dat hier bij massieve regenval machtige watermassa’s richting Ebro stromen. In een van deze canyons vind ik slakkenhuizen en een geraamte van een schaap. De regen is weliswaar over, maar nog altijd trekken snel bewegende wolken langs de zon, zodat in het monotone landschap veranderlijke lichtmotieven worden aangebracht. Ook de opgestoken wind brengt koelte, maar wervelt eveneens veel stof en zand van de snel opgedroogde bodem door de lucht. Maar gelukkig wordt het niet te heet. Hoog boven op een hoge berg en moeilijk toegankelijk ligt als een adelaarsnest het klooster Eremita de Sancho Abarca.
Bij Tauste stoten wij op een verlaten en vervallen farm. De vale restanten van de omheining van de Cooperation Ganaderos San Simon y San Judas hebben zich in kleur volledig aangepast aan het skeletgrauwe landschap. Ook hier liggen geraamtes van schapen met opspietsende ribben. Ik hoor opnieuw de man met de mondharmonica uit de bekende Italo-Western. Ver beneden in het dal van de Ebro glanst het groen, maar tot hier reikt het levenschenkende irrigatiesysteem niet. Ik stuur mijn Freewind weer terug op een echte weg, richting Zaragoza.
Zaragoza, universiteits- en bisschopsstad, waarvan de stichting teruggaat tot in de Romeinse tijd, is met zijn bijna 600.000 inwoners de grootste stad aan de Ebro. Reden genoeg, een grote boog om het huizenmeer te maken, of zich er juist middenin te storten. Maar in een van de vele straatcafés rondom de centrale Plaza de Pilar met haar indrukwekkende kerkgebouwen en haar basiliek met vele torens, keert dan uiteindelijk de rust terug, als in het oog van een hurricane. De Ebro stroomt in het gebied van de stad door uitgestrekte groene parken en plantsoenen, maar aan de overzijde van de stad wordt het landschap opnieuw schraal en rotsachtig.
Ca. 40 kilometer ten zuidoosten van Zaragoza ligt de plaats Belchite, dat tijdens de Spaanse Burgeroorlog van 1936 tot 1939 voor de Republikeinen, die het onderspit zouden delven, grote betekenis had in het stragisch zo belangrijke Ebrogebied. Naast de huidige stad ligt als een manend gedenkteken het door de oorlog verwoeste oude Belchite, dat de Republikeinen tot 1938 wisten te verdedigen tegen de fascistische nationalisten onder Franco. In het ruïnenveld aan de overzijde van de oude stadsmuur klapperen losse vensterluiken in de wind, gordijnen fladderen uit holle ramen, en in de kamers van de vervallen huizen ziet men nog het oorspronkelijke behang in stukken van de muur hangen. Aan de zijde van de dictator Franco vocht hier een Duitse eenheid van de luchtmacht, het Legioen Condor, dat niet alleen voor de verwoesting van Belchite maar ook voor de bombardering van Guernica verantwoordelijk was.
Na de ruïnenstad bereiken wij spoedig de streek om Caspe. De Ebro meandert hier sterk door een aan vegetatie rijk en vruchtbaar landschap, waar het water van de rivier uitgestrekte fruitboomplantages irrigeert. Tegelijkertijd is de Ebro door stuwing zeer breed geworden en uitgewaaierd, en de oevers zijn vaak met riet begroeid. Dit waterrijk wordt hier in het Westen van de provincie Aragón daarom ook wel Mar de Aragón genoemd. Het is gemakkelijk om in de wirwar van rivierkronkels en zijarmen en schiereilandjes de oriëntering te verliezen, maar de Freewind stimuleert dit nu juist om kriskras door het land te rijden. Op grond van zijn visrijkdom is dit stuk van de rivier bij vissers even geliefd als de historische plaats Caspe dit is bij de voor het merendeel inheemse toeristen.
De Ebro stroomt dan niet zo breed meer maar door een steeds dieper ingesneden dal verder richting Middellandse Zee. Op de rotsige hoogten liggen talloze kastelen en burchten, en op de rivier zelf kan men zijn betekenis als scheepvaartweg niet meer over het hoofd zien. Op enkele plaatsen worden wij gedwongen de direkte rivierloop te verlaten maar wij worden schadeloosgesteld door kronkelende wegen en eenzame bergpassen. Als de Ebro in de provincie Catalonië komt, maakt hij niet alleen een scherpe knik zuidwaarts maar verandert hij ook van naam en gaat in het Catalaans Ebre heten.
Ten oosten van de industriesteden Tortosa en Amposta ligt de Delta de l’Ebre, een uitgestrekte vlakte, die, door de Ebro en talloze waterlopen en kanalen doorsneden, als schiereiland in de Middellandse Zee steekt. Een veerboot van de noordelijke Deltebre naar het zuidelijke Sant Jaume d’ Enveja bespaart de terug- en omweg over de bruggen van Amposta. Het vochtige deltagebied is niet alleen ideaal voor de rijstbouw maar biedt ook vele vogelsoorten, waaronder flamingo’s en andere dieren die alleen op vochtige plaatsen kunnen leven, de nodige levensruimte. Een groot deel van de delta is daarom natuurreservaat. Toerisme is hier ondanks uitgestrekte stranden maar matig voorhanden. Zo kan ik geheel ongestoord in een kleine, door de maan beschenen vissershaven toezien, hoe de Ebro naar zijn monding stroomt in de nu heel dichtbijgelegen Middellandse Zee.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-ebro.GPX”]