vrijdag 22 november 2024

Schotland: Highlands in de winter

Doorrijden in de winter was de laatste jaren een makkie. Maar je kunt ook te ver gaan. Je kunt bijvoorbeeld hartje winter naar de Schotse noordwestkust rijden.

Vijf minuten nadat we in het pikkedonker in Dornie aan de westkust zijn gearriveerd strompel ik een bloedheet hotelkamertje in. Mijn natte jas en handschoenen gooi ik op de verwarming. Daarna trek ik mijn schoenen uit. De walm van 550 km geploeter in de regen over zompige highlands komt me tegemoet. De zware lucht van bloemkool en aardappels die in het hotel hangt, is er niets bij.

Vanaf de boot van Newcastle kostte het mijn reisgenoot Bas en mij bijna elf uur om er te komen, terwijl er volgens de routeplanner 6,5 uur voor staat. Dat zit zo: we hebben de verkeerde motor en we dragen de verkeerde kleding.

Oké, met een Honda CBF 600 SA is natuurlijk niets mis bij dit soort ritten. Maar een Suzuki DRZ400 met noppenbanden en een zadel ter breedte van een reetveter, is bij grote afstanden alleen voor sadomasochisten aantrekkelijk. (‘Nou, zit best lekker,’ hoor ik Bas zeggen.) Maar mochten we ergens op de Highlands in een meter sneeuw terecht komen, dan kan een van ons op de DRZ naar de bewoonde wereld rijden om een vaatje whisky te halen voor de ander.

Tosti-ijzer

De kleding bestaat uit goede winterpakken met daaronder warmteondergoed, maar het probleem zit natuurlijk in de handen en voeten. Eigenlijk heb ik hetzelfde aan als tijdens eerdere wintertochten door Ierland, Cornwall en de Elzas, maar daar was de regen lang niet zo hardnekkig en guur als vandaag door Schotland. Als je daarin urenlang bij een temperatuur van een graad of twee rijdt, gaat het interne kacheltje vanzelf uit. Maakt niet uit hoeveel koffie en broodjes je erin gooit. De enige manier om je handen en voeten warm te krijgen is om ze rechtstreeks in een tosti-ijzer te leggen. Of langdurig hete koffie vast te houden. Dat zorgt voor veel tijdverlies. En voor gemopper: want waar blijft toch die opwarming van het klimaat als je hem nodig hebt?

Palmbomen

De naam Dornie zal niemand iets zeggen, maar toch is het wereldberoemd. Dat komt door Eilian Donan Castle, dat hier op een eilandje voor het dorp ligt: een kasteel dat figureert in talloze reisgidsen en films als Highlander en The world is not enough. De middeleeuwse bunker vat het karakter van de Highlands krachtig samen: meedogenloos, grimmig, naargeestig en tegelijkertijd indrukwekkend.

Na Dornie kunnen we twee kanten op. Naar het eiland Skye of langs de westkust naar boven. Skye is overbekend, maar de westkust van het vasteland kun je rustig rekenen tot Undiscovered Scotland. En daarom kiezen wij de laatste mogelijkheid. En nog maar nauwelijks hebben we de route naar het noorden gekozen of de Western Highlands laten zich van hun zachte kant zien. Nu eens niet donkerbruin gras, maar groene struikjes, helmgras, varens, bloeiende rododendrons

en palmbomen. Zegt u? Jazeker. In de beschutte baai van het artiestenplaatsje Plockton groeien palmbomen. Die gedijen namelijk goed in plaatsen waar het VVV wil bewijzen dat het lang niet zo koud is als wordt gedacht. Maar daar trappen we natuurlijk pas in als er dames met een hoelarokje in de buurt zijn. Wij zien echter alleen Schotse wandelaars in regenjassen en knickerbockers. En we horen de palmbomen klappertanden. We bevinden ons niet voor niets op dezelfde breedte als het noordelijkste topje van Denemarken.

Zondagsrust

Het is snel gedaan met het lieflijke Schotland. Na een half uurtje rijden we alweer over een kale hoogvlakte die geflankeerd wordt door donkere bergtoppen van tegen de 900 m. Veel zien we er trouwens niet van, want de wolken hangen erg laag vandaag. Niet veel later komen er bakken vol water uit. Maar we hebben de indruk dat het hier op een droge dag best wel eens mooi zou kunnen zijn.

De wegen zijn minder leeg dan de dunne lijntjes op de kaart suggereren en we passeren nog redelijk wat dorpjes. Niet een daarvan heeft op deze zondag een geopend tankstation – iets waar je met een tankje van DRZ-formaat toch altijd zo reikhalzend naar uitkijkt. Respect natuurlijk voor de zondagsrust, maar bij Kinlochewe hebben we er genoeg van. Beleefd, maar vastberaden slepen we een mevrouw uit haar huiskamer met het verzoek het naastgelegen tankstation toch maar even te open te gooien. Ze doet het. Als straf voor de verstoring, gaat het daarna nog veel harder regenen. Al even verzopen als gisteren bereiken we ons hotel in Ullapool.

Verhaal gaat verder onder het kaartje..

Ingewandengehakt

Het havenplaatsje Ullapool heeft maar 1300 inwoners, maar toch is het de grote stad in dit gebied, met zelfs in de winter nog een betrekkelijk levendig centrum van witte stenen huisjes en net genoeg pubs voor een kleine kroegentocht.

In de Seaforth pub bestellen we een potje ingewandengehakt, beter bekend als haggis. Bij

buitenlanders staat dit nationale gerecht symbool voor de barbaarse smaak van de Schotten, maar eigenlijk valt het ons best mee. Dus dat zegt Bas dan ook vriendelijk tegen de gastvrouw. ‘Lang niet zo goor als ze zeggen, mevrouw!’ Als hij haar daarna even sympathiek wijst op een foutje in de bediening zijn de rapen gaar. Briesend loopt ze weg en ze weigert ons nog te bedienen.

‘Trots volk wel, die Schotten,’ zegt Bas als we ontnuchterd naar het hotel terugkeren.

Machtige kustbergen

Het weer is de volgende morgen volledig omgeslagen. Voor het eerst zien we blauwe lucht. Nu blijkt hoe prachtig Ullapool aan de diepblauwe Loch Broom ligt. Het is zo helder dat we de noordelijkste eilanden van de Hebriden, 70 km van de kust af, ontdekken. ‘We hebben het hele stuk niet voor niets gereden,’ constateert Bas tevreden. Als we weg A837 naar boven nemen, wordt het eigenlijk alleen nog maar mooier en magischer. Machtige kustbergen als de Ben More Coicagh (743 m) en Cul Mor (849 m) toornen groots boven breedgolvende moors uit, die zijn bedekt met bruingele heide. Maar dan wat gehuchten en boerderijen komen we niet tegen. Over de culturele bezienswaardigheden kunnen we dan ook kort zijn: een paar gesloten musea ter grootte van een schuur en twee ruïnes bij Loch Assynt. Een daarvan is Ardvreck Castle, dat als een soort middelvinger boven het loch uitsteekt. In april 1650 zocht de op de vlucht geslagen graaf Montrose hier zijn toevlucht. Nadat de vrouw des huizes Christine McLeod hem welkom had geheten, sloot ze hem met een list in de kerker op. Nog geen maand later werd de graaf in Edinburgh geëxecuteerd. Het voorval staat bekend als hoogverraad aan de legendarische Schotse gastvrijheid. Zoiets komt normaal gesproken nooit voor. Maar Bas denkt daar anders over. Hij meent zelfs te weten in welke pub te Ullapool een verre nazaat van Christine McLeod werkt.

Boomloos

Na het kasteeltje begint de noordwesthoek van de Highlands, die als het meest onhergbergzame deel bekend staat. De kolos Quinag Mountain (808 m), vlak na de enige haarspeldbocht die we tegenkomen, zorgt inderdaad voor een imponerend welkom. Maar daarna verzacht de winterzon veel. Zagen we de eerste dagen alleen maar zwartwit foto’s, nu bestaat het landschap uit aardige pastelkleurtjes. Toch blijft de ondertoon een tikkeltje zwaarmoedig. We houden het erop dat dit door de huizen komt. Betonkleurige, zuinige hokjes met kleine ramen, waarin alle ontberingen van het Schotse leven lijken opgeslagen. ‘Als ze hier houten huisjes hadden neergezet, zag het er drie keer zo vriendelijk uit,’ vindt Bas. De vraag is alleen waar ze het hout vandaan moeten halen, want het gebied lijkt grotendeels boomloos.

De weg begint steeds meer een waardig hommage aan John McAdam – de Schotse uitvinder van het asfalt – te worden. Bij het gat Newton hopt hij over wat eilandjes, erna kronkelt hij mild langs rotsachtige kustinhammen en lochs met helderblauw water. De hoogste bergen hebben we achter ons gelaten, maar de enkele piek die we passeren (Foinaven 911 m) is met sneeuw bedekt. ‘Gisteren gevallen,’ zegt een winkeleigenaar in Scouri More. ‘De winter is nog lang niet voorbij. En als je niet snel weg bent, ga je daar nog wat van meemaken,’ laat hij er onheilspellend op volgen.

Vrouwen met vislaarzen

De laatste stopplaats aan de westkust is het vissersdorp Kinlochbervie (480 inw.). Alle toebehoren die wijzen op een afgelegen ligging zijn hier aanwezig. Een tankstation waar je drie keer voorbij rijdt zonder het te zien, een winkel die alleen maar blikvoer en verf verkoopt, mannen die stomverbaasd naar motorrijders kijken, vrouwen met vislaarzen, een vishaven die met EU-geld is betaald en een hotel waar het nog steeds 1970 is. En bovenal een oogverblinde omgeving: steile heuvels, de woeste kliffen bij Droman en enkele van de mooiste stranden van Groot-Brittannië: Sandwood Bay en Oldshoremore. Er is zoveel moois te zien dat we ons reisdoel Cape Wrath – noordelijkste punt van de westkust niet voor donker halen. Morgen dan maar, besluiten we.

Hondenweer

Maar dat is een inschattingsfoutje. Dat blijkt als Bas de volgende morgen in alle vroegte paniekerig op mijn kamerdeur bonst. ‘We moeten snel weg,’ roept hij. ‘Het wordt hondenweer vandaag!’ Nog voor het goed en wel licht is, snellen we het dorp uit om dwars over de Highlands naar de oostkust over te steken. We zijn amper een kwartier onderweg of het begint te sneeuwen. En voor ons ligt 50 km onbewoonde wereld.

‘Hadden ze sneeuw voorspeld?’ vraag ik.

‘Ja, heel veel zelfs,’ antwoordt Bas. ‘Maar ik dacht: ik hou mijn mond maar, misschien zijn we het voor.’

We besluiten zo hard mogelijk door te rijden, want met het beetje dwarsprofiel van de banden van de Honda wil je niet door twintig centimeter sneeuw ploegen. Maar na 10 km is alles al wit, ook het wegdek. Door het groffe asfalt valt de gladheid nog mee, maar het zicht is slecht. Tegen het beslaan van het vizier is niet op te wrijven. Met een half geopende klep en sneeuwvlokken die in de ogen priemen, gaat het nog het best.

Wolven

Het verloop van de weg kunnen we nog net volgen door het spoor van een vrachtwagen die ons voor is geweest. Alsof we door een roedel hongerige wolven worden opgejaagd, jakkeren we voort. 60, 70 km/h rijden we, soms 90 en nog steeds voel ik de Honda nauwelijks glibberen. En dan komt de vrachtauto in zicht die voor ons uit rijdt. Het blijkt een strooiwagen te zijn…

Les één bij motorrijden in de sneeuw luidt waarschijnlijk: passeer nooit een strooiwagen. Maar dat bedenken we pas als we er al voorbij zijn. Vanaf nu concentreer ik me op het noppenspoor van Bas, die kennelijk minder last heeft van een beslagen vizier. Vraag me hoe, maar heelhuids bereiken we de bewoonde wereld.

Op de doorgaande wegen is de sneeuw hier al grotendeels weggereden. Maar het lukt niet meer om uit de greep van de kou te blijven. In etappetjes van hooguit 50 km rijden we van pubkachel naar pubkachel. De Schotse Highlandkust is prachtig in de winter, maar toch net iets te ver weg.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen