In Schotland trekt iedereen altijd gelijk naar de Highlands. Maar het onbekende zuidwesten, waar de Hebriden bijna de kust raken, is minstens zo mooi. Elk eiland is hier een Schotland in het klein. En het schiereiland Kintyre wijst er als een lange vinger tussendoor, naar de Ieren aan de overkant.
René van Tienhoven, Chris Pennarts
Engeland heeft de mooiste countryside ter wereld. En gelukkig houdt die niet op bij de Schotse grens. Het zacht golvende lappendeken landschap met zijn korte steile hellingen, kalenderfoto dorpjes, eindeloze muurtjes en honderden tinten groen, zet zich gewoon voort als je de Scottish Border passeert. Het is er alleen minder bevolkt, minder goed onderhouden, en vooral minder druk. De reis van de ferryterminal van DFDS Seaways in Newcastle naar ons eerste overnachtingadres in Irvine aan de westkust is dan ook zeker geen saaie.
Blind summits
Er lopen maar weinig toeristische wegen van oost naar west in dit deel van Engeland. En dus nemen we de meest voor de hand liggende, en ook gelijk de mooiste, de B6318 langs de Hadrian Wall. En hoe vaak je die ook rijdt, hij blijft fascineren door die alsmaar met de weg meelopende Romeinse barrière, die de Schotten buiten de toenmalige Europese Unie moest houden. Een leuke koffiestop is het door vrijwilligers gerunde en prima aangegeven Visitor Centre van de National Trust, waar je uitgebreide informatie over de Hadrian Wall kunt vinden.
Bij Greenhead verlaten we de muur, en vervolgen we de B6318 naar de Schotse grens, die door het Border Forest Park loopt. Een paar mijl verderop ligt Newcastleton, waar in The Olive Tree Café & Bakery sinds de jaren 50 niets meer is veranderd. Kennelijk is dat ook het geval met de stoppenkast, want vlak na onze binnenkomst valt de stroom uit. De vriendelijke dames van de bakkerij weten ons echter met enige improvisatie toch een prima lunch voor te schotelen, en wijzen ook nog de weg naar de ‘single track road’, die midden in het dorp naar het westen gaat. Het blijkt een prachtige en stille route, met schitterende uitzichten op de Tinnis Hill en Wauchope Water. Beslist een aanrader deze weg, die in Langholm aansluit op de B7068 naar Lockerbie. Alleen een desolaat, verwoest bos herinnert hier nog aan de 747 van PanAm, die in 1988 recht tegenover de begraafplaats neerstortte, en 270 passagiers en 11 inwoners van het plaatsje het leven kostte. Na Lockerbie moeten we even een kort stukje over de drukke A709, maar even voorbij Lochmaben vinden we gelukkig weer een mooie ‘single track road’ naar het westen. Korte steile hellinkjes wisselen hier af met ‘blind summits’, die soms zo kort op elkaar liggen, dat het lijkt of de weg gewoon doorloopt. Maar ineens verdwijn je dan in een diepe put, waarbij je het gevoel hebt over de summit heen te vliegen. Echt een motorfietsparadijs hier.
In de smalle dorpsstraatjes van het schilderachtige Moniaive vinden we na wat zoeken een morsig tankstation, waar na enig wachten de vriendelijke eigenaar uit een vettige smeerput klimt, en ons met een rollende ‘R’ adviseert de B729 naar Carsphairn te nemen. Met een volle tank, en twee flessen water uit het winkeltje om de hoek rijden we deze, alweer prachtige weg tot de aansluiting op de drukke A773 naar de kust. In het vissersplaatsje Troon proberen we een tafeltje te vinden in de ‘Wee Hurry Fish and Chips Shop’ aan de haven, in de wijde omgeving bekend om zijn verse kreeft en ‘catch of the day’. Maar een lange rij wachtenden buiten doet ons, ondanks de lekkere geuren, besluiten door te rijden naar Irvine, waar de kok van het Thistle Hotel nog net niet naar huis is.
Verhaal gaat verder onder het kaartje..
Arran
De volgende morgen steken we in Ardrossan over naar het eiland Arran. De uitzichten vanaf het bovendek van de stampvolle ferry zijn, ondanks een ‘occasional drop’ uit de grijze hemel, aan alle kanten schitterend. Niet voor niets noemt men het voor ons uit de regensluiers opdoemende Arran, Schotland in het klein. Op aanraden van een fietser, die we op het bovendek spreken, nemen we niet de kustweg die om het eiland loopt, maar pakken gelijk in Brodick de B880, die dwars door de bergen naar de westkust voert. Het is een desolate weg met hoge bergen aan de noordkant, lange dalen tot de horizon, en overal bordjes die het begin van een wandelpad markeren. Dat Arran een populair wandeleiland is, merken we tijdens de koffiestop in het Kinloch Hotel in Blackwaterfoot. Alle 60 kamers zijn er bezet, maar op de twee vriendelijke obers na, is er geen kip te bekennen. Iedereen blijkt er ondanks de regen toch op uitgetrokken, dus die verlaten groene bergen hebben kennelijk meer te bieden dan we vanaf de weg kunnen zien.
Ergens bij Kilpatrick tanken we bij een roestige pomp, met grote regenplassen er om heen in het kapot gereden asfalt. Blijkens een stickertje op de bedampte ramen van het vuilwitte kantoortje accepteert men hier Mastercards. Maar pas na lang zoeken en hulp van de echtgenote weet de pomphouder de kennelijk al jaren niet meer gebruikte kaartlezer onder stapels papier vandaan te toveren. Gelukkig hebben ze hier alle tijd van de wereld. En wij inmiddels ook, want de typische eilandsfeer van Arran werkt heilzaam op je zenuwen.
Laat in de middag nemen we op de noordpunt van het eiland de kleine ferry van Lochranza naar Claonaig op het schiereiland Kintyre. Er kunnen maar net 10 auto’s en een handvol motoren op dit op een landingsvaartuig lijkende veerbootje, dat door de zware zeegang vervaarlijk om zijn lengteas rolt. We moeten dan ook de hele overtocht op onze motoren blijven zitten om te voorkomen dat ze omvallen. De landing op de kust van Kintyre is een compleet spektakel. Met brullende dieselmotor wordt de sterk schommelende veerboot tegen de met algen begroeide oprit gedrukt, en terwijl de golven aan alle kanten over de landingsklep slaan, rijden we met een boeggolfje om de voorband de boot af.
Kintyre
Het smalle single track kustweggetje naar Carradale blijkt ondanks de invallende duisternis en gestaag vallende regen één van de hoogtepunten van onze reis. Prachtige vergezichten over het onstuimige water van de Kilbrannan Sound, in de verte de donkere schaduw van het eiland Arran, en rechts steeds de slingerende kustlijn met alle tinten groen en grijs die je bedenken kan. Voor dit soort overweldigende panorama’s schiet de Nederlandse vocabulaire gewoon tekort, maar de fraaie folder van de plaatselijke Tourist Board weet het treffend samen te vatten: ‘striking seascapes with fascinating coastlines’. Daar is geen woord van gelogen.
Laat in de avond komen we aan in het kleine Ashbank hotel in Carradale, waar de eigenaar het druipende groepje motorrijders eerst een mooie whisky inschenkt alvorens de kamers te wijzen. Later blijkt dat de flessen leeg moeten, omdat het hotel verkocht is. Je kunt het slechter treffen. Ook leeg zijn onze tanks, en het plaatselijke tankstationnetje is dicht. Maar na een telefoontje van de hoteleigenaar met de pomphouder wil hij speciaal voor ons de volgende (zondag)ochtend wel even zijn tankstation openen.
’s Avond raken we in de pub van het belendende Carradale Hotel in gesprek met de boswachter, die met een stevige bierwalm vertelt dat er zes paar zeldzame Golden Eagles in ‘zijn’ bos zitten. Vervolgens komt het gesprek op de plaatselijke doedelzak band waarvan een foto boven de bar hangt. Het blijkt de band te zijn die heeft meegespeeld in Paul McCartney’s beroemde videoclip ‘Mull of Kintyre’, die op een strandje even ten zuiden van Carradale is opgenomen. Die plek willen we zien natuurlijk, en dus vervolgen we de volgende morgen na een voortreffelijk ontbijt de kustweg naar het gehucht Saddell, waar het druilerige zandstrandje als toneel voor McCartney’s wereldhit diende. Veel valt er niet te zien en snel rijden we in de regen door naar Campbeltown, het streekcentrum van zuidelijk Kintyre. Op zondagochtend blijkt er maar één pub open, waar we al druipend een spoor van water op de net geboende tegelvloer achterlaten. Niet erg, zegt de eigenaar, dat hebben we hier iedere dag!
Lekker opgewarmd vertrekken we onder loodgrijze wolken naar het verste punt van onze reis, de hooggelegen vuurtoren van de Mull of Kintyre. Het begint weer te regenen als we de nevelige Glen Breakevie inrijden. Steeds mysterieuzer wordt het landschap, steeds slechter de weg en steeds natter het landschap. Halverwege onze klim zitten we ineens in de wolken en krijgen we het gevoel zo de hemel in te rijden. Meerdere malen moeten we afstappen om een hek open te doen. De weg naar de hemel is niet gemakkelijk. En dan houdt plotseling het asfalt op, en moet je te voet verder naar de vuurtoren. Maar aan de lange en moeilijke afdaling in dichte mist beginnen we met onze zware natte motorpakken niet. Teleurgesteld rijden we weer omlaag, want bij goed weer hadden we hier Ierland kunnen zien. Halverwege de afdaling vallen we uit de wolk en zijn we weer terug op aarde. In de verte schemert de kust door de mistflarden, en dan, heel even, verdrijft een waterig zonnetje de nevel en trekt het landschap open. We kijken neer op een schitterend panorama van de witschuimende Carskey Bay en de zacht golvende groene kust. Snel halen we de camera te voorschijn, want de hemel gaat hier nooit lang open.
Bij het gigantische militaire vliegveld ten westen van Campbeltown is het landschap vlakker en saai. Hier ligt de langste startbaan van Europa, speciaal aangelegd voor de zware langeafstands bommenwerpers van de Amerikanen. We rijden om het vliegveld heen, maar de hekken houden je zover op afstand, dat je er niets van ziet. Iets verder woont Paul McCartney, maar ook hier houden hekken ons op afstand, en zien we nog net de rode dakpannen van zijn boerderij. Gauw door maar weer, langs de mooie westelijke kustweg naar Tarbert, waar bij het schilderachtige haventje gelukkig een tankstation op zondag open is. De hoofdweg verlaat hier de westkust en zet zich aan oostkant langs Loch Fyne voort. Gelijk wordt het droger en begint de zon door te komen. Laat in de middag arriveren we in het mooie Loch Fyne Hotel in Inveraray, dat in een oud landhuis is gevestigd. Verderop ligt het dorpje, waar de witte huizen staan te schitteren in het halfronde panorama, dat het einde van de fjord omlijst. Net als overal in dit gedeelte van Schotland grossieren ze hier in kalenderplaatjes.
Atoomonderzeeërs
Als je in Engeland goed wilt eten, moet je gewoon drie keer per dag ontbijten, zeggen we wel eens spottend. In het Loch Fyne hotel is het breakfast een feest. Eieren ‘any style’, ham, toast, warme vis, witte bonen, bloedworst, brandstof genoeg om de rest van de dag op te teren. En dat is ook nodig, want ’s avonds moeten we weer op de ferryterminal in Newcastle zijn. Dat is van hieruit gemakkelijk te doen, want vanaf Glasgow kan je desgewenst de snelweg nemen en zit je in een paar uur aan de Noordzeekust. We mijden de drukke weg langs Loch Lomond, en rijden langs Loch Long naar Helensburg, waar de Engelsen hun atoomonderzeeërs hebben gestationeerd. Maar net als het militaire vliegveld op Kintyre verhinderen kilometers lange hekken dat je er ook maar een glimp van te zien krijgt. Om kilometers te maken, pakken we na Glasgow de snelweg naar Carlisle. Maar als bij Lockerbie blijkt dat we tijd genoeg hebben, verlaten we de snelweg, en rijden we door het stille binnenland noordelijk van de A74, om bij Brampton weer op de mooie weg langs de Hadrian Wall aan te sluiten. Er is zelfs nog tijd om bij Steel Rigg even een stukje over het populaire wandelpad op de muur te lopen.
Altijd weer gezellig
Op de altijd weer gezellige boot doet DFDS Seaways zijn best het motorrijders naar de zin te maken. Vlotte incheck, apart motorendek en uitstekend en ruim voorhanden bevestigingsmateriaal. Verder volop entertainment, een prima band en niet te vergeten: een uitgebreid heerlijk buffet. Maar het grootste voordeel is dat je reist terwijl je slaapt, en daardoor de volgende morgen uitgeslapen en met het ontbijt achter de kiezen Engeland in rijdt. En vanuit Newcastle zit je zo in Schotland.