IJsland
IJsland, in 1989 was ik er voor het eerst. Het vulkaaneiland maakte zo’n onuitwisbare indruk op me dat ik zeker wist dat ik nog wel eens terug zou komen. Eerdaags ga ik voor de achttiende keer. Ik heb IJsland in mijn hart gesloten en lange tijd piekerde ik of ik niet zou verkassen.
Als ik aan IJsland denk, schieten tientallen verhalen door mijn hoofd. Vaak grappig, soms over gruwelijke mislukkingen. Zoals die Honda die nog voor de Kjöllur de bocht miste en in een lavaveld terecht kwam. Binnen een paar seconden veranderde de glimmende TransAlp in een hoop uiteengereten plastic en staal. IJsland kan onbarmhartig zijn, een loeder van een eiland. Depressies met dagenlange regenval zijn nog het minst grote probleem. Het is de verraderlijke wind, die na een bocht plotseling kan aanwakkeren tot orkaankracht. Die motoren oppakt en meters verder neer kwakt. Als daar dan een bergwand staat of helling ligt, heb je gewoon pech. Je kunt er niets tegen doen. Dat heb je ook als je besluit de uitdaging van je leven aan te gaan: hákarl, gefermenteerde Groenlandse haai. Na de braakneigingen opwekkende hap en slik blijkt dat je allergisch bent voor ammoniak. Je kunt er niets aan doen, je had het nooit kunnen weten. Wie lebbert er nou aan het ammoniakflesje in het aanrechtkastje?
Lees ook: De favoriete bestemming van Ad
Toch maar een grappige, die gruwelijk fout had kunnen aflopen. In het pikkedonker op weg naar het middelpunt van IJsland. We hebben het koud en zien de Laugafell-hut liggen. Een snelstromende rivier scheidt ons van de warmte. Iemand moet meten hoe diep de doorwading is. Dat doe je doorgaans te voet. Maar niemand wil vanwege de kou. Op hoop van zegen probeert de Suzuki de overkant te bereiken. Kansloos, de wilde stroom grijpt ’m bij de lurven, de Suzuki verdwijnt onder water, duikt meters verder weer op. De motorrijder drijft er achteraan. Paniek. Ondanks de doodsangst geen noodkreet, maar een zacht help. Een mededeling, meer niet. Of beneveld door de kou. Tot diep in de nacht bezig geweest de motor weer aan de praat te krijgen.
Maar het wordt vaak laat op IJsland. Bij de Askja vulkaan luisteren mijn kameraad en ik naar de sneeuw die zachtjes over het tentdoek ritselt. Een fles whisky onder handbereik. De bijtende alcohol maakt de tongen soepel. We praten honderduit. Over het heelal, wereldvrede en ouder worden. Tot de fles leeg is en we alleen nog maar koeterwaals uitslaken. Buiten is het te koud om te pissen, maar zelden voelde vriendschap zo warm.
Dat is echt een dingetje op IJsland: warmte. Weg 1 was nog volledig onverhard en we werden al dagenlang geteisterd door hevige regenval. Mijn kleding had allang de geest gegeven, mijn helm was nog waterdicht. Tot op het bot verkleumd. Mijn kameraad reed in een Jeep-achtig vehikel. De verwarming op heet in T-shirt achter het stuur. Telkens als ik in arremoede naar ’m keek, wiste hij met zijn linkerhand het denkbeeldige zweet van z’n voorhoofd. Het is die humor die me naar de eindbestemming bracht, waar de koffie geurde in een hotel vol Koreaanse vissersmannen.
Jan Kruithof
Mediawissellaar en specialist Slingerweggetjes
Favoriete toerfiets: Moto Guzzi V850 California GT