Het begin van het einde van de wereld. Een ontdekkingsreiziger als Magellaan en de grondlegger van de evolutietheorie Charles Darwin gingen ons voor. Wij reizen op de motor drie weken door Chileens en Argentijns Patagonië, en Vuurland. Dwars over de prairies van treinrover Butch Cassidy, naar de zuidelijkst gelegen stad ter wereld: Ushuaia. Hier spookt de wind, en schreeuwt het ijs van de gletsjers.
Als motorrijder heb je in Patagonië en vooral in het lege Vuurland te veel tijd om na te denken. Over het meteorologische verschijnsel wind bijvoorbeeld. Wat is die onzichtbare kracht, die zo beukt, me bijna omver duwt, als een soort hoongelach buldert dwars door helm en oordoppen heen? De wind op Vuurland vlamt. In dit unheimische gebied is hij zo dominant, dat hij bijna het enige lijkt dat er is. Een onzichtbaar houvast. Op deze vlakte is niets. Geen boom, geen tegenligger, geen huis. Alleen die wind, en een schijnbaar oneindige gravelweg. En wij op onze motoren. Het bordje dat ons alsnog wil waarschuwen voor deze luchtstroom komt hilarisch over: het is een schets van een boom die last heeft van zijwind. Leegte is een woord waarvan de betekenis hier een tegenstelling in zich draagt: het betekent ‘niets’, terwijl wij er al uren in rijden.
Peinzende schapen
‘Als een mens niet weet naar welke haven hij op zoek is, zal geen wind hem daar naartoe voeren.’ Een Romeins gezegde. De haven is die van Ushuaia, de meest zuidelijk gelegen stad ter wereld. Hier vertrekken de schepen voor expedities naar Antarctica. We weten waar we naartoe willen, en dat de bemoeilijkende wind ons zou begeleiden. De motoren hangen scheef tegen de onzichtbare luchtstroom aan, slingerend over het gravel dat weinig grip biedt. Stoppen kan bijna niet, grote kans dat je omver wordt geblazen.
Een van m’n reisgenoten kan geen weerstand meer bieden aan de wind en de motor vertrekt tot drie maal toe diagonaal over het gravel richting greppel en kiept om zonder schade. Afstappen om te helpen gaat ook niet zomaar, dan moet iemand anders mijn motor weer vasthouden. Kwestie van de eigen fiets helemaal scheef tegen de wind in zetten, en dan hangen aan mijn motor. Trouwens, de gedachten van wie dan ook dwalen hier af, in dit zuidelijkste deel van Zuid-Amerika. Ineens ontwaren we leven op deze pampa’s: een kudde schapen. Maar zelfs de schapen kijken peinzend. Dat kan ook komen omdat er voor de vierhoevigen hetzelfde dorre gras als altijd op het menu staat, en de hoop eens een sappig madeliefje of groene zuring te vinden vandaag al weer ijdel bleek. Hier werken nog echte cowboys –de gauchos- die de schapenkudde bij elkaar drijven.
Slingeren door contrasten
Het Andesgbergte bepaalt het klimaat in dit deel van de wereld. De westkant krijgt veel regen en is groen en vruchtbaar, de oostkant is droog omdat de regen tegen de oostkant van het gebergte blijft hangen. En wij slingeren drie weken lang door deze tegenstellingen, en gaan een keer of zeven de grenzen tussen Chili en Argentinië over. Zo leeg als het hier is, zo vol zijn onze hoofden met reisverwachtingen. In het Chileense plaatsje Osorno haalden we onze motoren op, met als reisdoel dus het Argentijnse Ushuaia, om dan via een korte slinger in de omgeving van het Chileense natuurpark Torres del Paine de fietsen op de boot terug naar Osorno te zetten. Meteen de eerste rijdag reden we naar het Argentijnse Bariloche, een studentikoze moderne stad, ademloos gelegen aan het azuurblauwe Nahuel Huapi meer, omringd door de bergen. De netheid van dit plaatsje en de omgeving lijken een beetje op de aangeharkte netheid van de Zwitserse Alpen, maar dan wel met een Latin swing.
Via dit merengebied rijen we nog twee dagen door Argentijns Patagonië. We verlaten het asfalt, en trekken over gravel het nationale park Los Alerces in: genoemd naar de typische hoge bomen. Sommige wel drieduizend jaar oud en zestig meter hoog. De bomen kijken als rechters met een samengeknepen gezicht hooghartig op ons neer. Hun minimale bladerdak – als een rechterskraag -, hun stammen als uitgestoken nekken. We worden hier gedoogd, maar meer ook niet. Het wateroppervlak van de meren is helemaal glad. Als je in de verte kijkt, zie je dit landschap twee keer door het spiegelende effect van het water. We krioelen als mieren over het gravel, langs de vele meren.
Economische crisis
En op weg naar Puyuhuapi gaan we de grens weer over. Het Argentijnse deel toont sober, met afgebladderde verf en een scheef staande grenspost. Argentinië heeft na de zware economische crisis in 2001 duidelijk een achterstand op het relatief welvarende (en voor ons ook een stuk duurdere) Chili. Aangekomen met onze paperassen bij de Chileense post ziet het er allemaal een stuk strakker uit. En strenger. De Chilenen zijn als de dood dat er veeziekten het land worden ingebracht, dus zuivel, vleeswaren en fruit zijn verboden om in te voeren. We hopen dat onze Argentijnse knoflookworst er niet tussenuit gevist wordt, want vanmiddag rijden we voor het eerst op de Carretera Austral – een ‘onverharde snelweg’, waar we heel graag willen picknicken met uitzicht op de besneeuwde Andes-toppen. Dit is bikers paradise bijna geen tegenliggers, goed aangereden gravel, en gletsjers, kraakheldere meren, haarspeldbochten. En aan het eind van de dag een Duits dorp met de typisch Duitse naam Puyuhuapi. De zon is wat bleekjes, maar is er in ieder geval, en werpt een gouden gloed over het plaatsje en zijn typische houten villa’s, dat ligt aan een fjord van de Pacific. Zeshonderd mensen wonen hier. Van oorsprong is het een nederzetting van vier Duitsers, die hier in 1932 hun geluk zochten – en zalm en hout. Onze gastvrouw is ook Duits. Deutsche Grundlichkeit in de met hout warmgestookte villa, en ze kijkt een beetje streng, maar ze regelt wel dat het enige restaurant in het dorp vanavond verse zalm of biefstuk voor ons kan maken. Waar die zalm vandaan komt, zien we een dag later. De slaap nog niet uit de ogen gewreven. We zien zeehonden in de baai, die wel erg veel interesse hebben in de grote zalmkwekerijen die drijven in het zeewater.
Pampa’s
Vandaag vervolgen we onze route over de Austral, maar nu dwars door donkergroen regenwoud, op weg naar het complete contrast de volgende dag, als we via het plaatsje Coihaique de grens weer oversteken naar Argentinië: ineens rijden we over de pampa’s . Het Argentinië zoals ik me dat had voorgesteld. De grenspost is een tochtgat, met een smoezelige douanier die de beschikking heeft over een ventilator – en het waait hier toch lekker – en een stempelkussen. En een snor, als vanzelfsprekend. Het is duidelijk dat we nu aan de droge kant van de Andes zijn, als we nog 350 km afleggen naar Estancia Telken, een actieve boerderij, gerund door een oud echtpaar met Nederlandse en Nieuw-Zeelandse wortels, Coco (78) en Petty (74). Als we aankomen, komen net de cowboys terug met de paarden en schapen. De vrouw des huizes, Petty, laat trots een bedankkaartje, geschreven door prinses Maxima, zien. Coco probeert nog wat Nederlands te praten, maar dat is voor hem een taal van vervlogen tijden. Een groot fornuis in het midden van de keuken, een zenuwachtige kokkin die na complimentjes van onze kant bijna tranen in haar ogen krijgt (Petty: ‘Het is haar eerste keer koken voor een groep bij ons.’) en warm haardvuur. Estancia Telken voelt als thuis, in een omgeving die ons een gevoel van ontheemdheid bezorgt.
Butch Cassidy
Een lange dag, op weg naar weer een boerderij, Estancia La Angostura, maar elke minuut zou twee keer langer mogen duren. Ruta 40 (Cuarenta) is het Zuid-Amerikaanse equivalent van Route 66, maar dan zonder McDonald’s en mét de echte sporen uit het Wilde Westen. Butch Cassidy – de beruchte trein- en bankrover – vond in deze leegte voor even een veilig heenkomen in het plaatsje Cholilla, nadat hij een wanted person was geworden in Amerika. Een weg van ruim 4600 km die begint in Bolivia en eindigt in Vuurland. Als je niet beter zou weten, dan droom je dat de sporen op het gravel nog karrensporen zijn, en dat er zich achter die ene scheefgewaaide boom nog een struikrover schuil houdt. Dit is de echte prairie. Er steken zelfs struisvogels over.
Bij La Angostura klapwiekt de windmolen een minimale stroomtoevoer bij elkaar. Via een hek met een ingewikkelde draadconstructie betreden we en moto het terrein. De schapen mogen niet ontsnappen. Weer die ontvangst met hoefijzers, oude geweren en opgezette dieren. Het Wilde Westen bestaat nog, maar wel in het diepe zuiden. Onze BMW’s en mijn XT600 vreten het prairiestof moeiteloos, onderweg naar El Chalten, dat ineens weer aan de voet van de Andes ligt. Het is een maf dorp, het ruikt nog nieuw, en is door de Argentijnen uit de grond gestampt om het land te kunnen claimen, voordat Chili dat zou doen. Maar er zijn slechtere locaties om politieke trucjes uit te halen.
Het FitzRoy-massief – een groep spitse bergtoppen – ligt prachtig aan een gletsjermeer. Een zweterige wandeltocht brengt ons in een paar uur tijd naar een adembenemend schouwspel: we staan aan het door FitzRoy omsloten bergmeer, waarin stukken ijs drijven in het natuurpark Los Glaciares. ‘Wacht maar tot je Perito Moreno hebt gezien’, vertelt de hotelier. Deze gletsjer was nog maar een voorbode. We rijden een paar honderd kilometer naar El Calafate, de uitvalsbasis voor de gletsjer Perito Moreno.
’s Ochtends ben ik net op tijd wakker om de zonsopgang te zien over de besneeuwde bergtoppen die we aan onze rechterkant houden op weg naar de gletsjer. Op tien kilometer afstand zien we de ijsmassa al liggen. Een slingerpas langs het meer brengt ons naar de uitzichtpost. Perito Moreno schuift elke dag twee meter het meer in. Ik kan niet inschatten wat de afstand is van de post naar het eind van de gletsjer, waar het wit van het ijs langzaam overgaat in turquoise, en vervolgens in het graniet van de bergen. ‘Ongeveer dertig kilometer’, zegt een echtpaar dat ’s ochtends om tien uur al staat te proosten met whisky op deze gigant. Telkens als er onder luid gekraak een stuk ijs afbreekt en in het water valt, nemen zij een slok.
De temperatuur daalt de komende dagen. We zijn steeds dichter bij Antarctica, en dat voelen we. Onderweg naar de meest zuidelijk gelegen grenspost met Chili moeten we vechten tegen de wind, en ons nog haasten ook, want als we eenmaal in Chili zijn, wacht de veerpont naar Vuurland ook niet.
Tierra del Fuego
Tijdens de vaart zwemmen er een paar pinguïns vrolijk met ons mee. Tierra del Fuego – land van vuur – ligt aan de overkant. En die naam heft overduidelijk niets te maken met de temperatuur hier, al blijft het boven de vijf graden. De Portugese ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan ontdekte de archipel, en noemde het Vuurland, omdat hij dacht dat hij vanaf zee de vuurtjes zag die de lokale bevolking stookte, wetenschappers denken echter dat het bliksemschichten waren die Magellaan zag. Vuurland is deels Chileens, deels Argentijns. En adembenemend in zijn ruigheid: de vierhonderd kilometer die we nog naar Ushuaia – gelegen in het Argentijnse deel van de archipel – afleggen zijn zeker niet de makkelijkste. Het land van vuur speelt met de wind, en met ons. Het eerste stuk is volledig leeg. Dan zien we af en toe een ja-knikker – er wordt hier gas en olie gewonnen -, daarna wat bomen die door de wind een kant op groeien. En hoe dichter bij Ushuaia we aankomen, hoe afwisselender het landschap weer wordt. We rijden dwars door de bergen, waar de sneeuw nog in de berm ligt, zien forellen in het heldere bergmerenwater zwemmen, en rijden enigszins verdoofd uiteindelijk Ushuaia binnen, de meest zuidelijk gelegen stad ter wereld, bereikbaar over de weg. In de haven liggen de expeditieschepen met als eindbestemming Antarctica, maar duizend kilometer verderop.
In de haven overvalt mij het gevoel dat ik hier nu sta, met m’n motor, aan het beginpunt van het eind van de wereld. Voor ons ligt de baai, heel kalm. Maar we hebben allemaal een bijna griezelig besef dat de wereld die voor mensen bewoonbaar is, eindigt in deze stad. De wind op mijn gezicht is wind die ook over Antarctica blies. Iets dat altijd zo onbereikbaar leek, ligt nu aan onze voeten. Maar het lijkt alsof de wind –vriend en vijand tijdens deze reis- ons nu tegenhoudt. We zouden op een expeditieschip kunnen stappen, een ijskoude reis maken naar het laatste continent. Maar misschien is het beter om Antarctica en het kwetsbare ecosysteem met rust te laten. Als bescherming. Zodat het er over een tijd ook nog is. Het bereikbare niet willen bereiken: dat besef maakt ons alsnog ontdekkingsreizigers.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-patagonie.GPX”]