Toeren van gletsjers naar meren. Over trotse drieduizend meter hoge bergen en langs lekker warme bergmeren. Echt, in Karinthië kan je nog als een kind zo blij zijn.
Klaus Daams
Kärnten zou 1270 meren bezitten. Is er iemand die ze heeft geteld? En waar is dan in hemelsnaam nog plaats voor al die bergen? Zulke en andere vragen laten zich misschien het snelst met een krachtige KTM Super Duke ter plekke beantwoorden. Zo snel mogelijk, nu de eeuwige sneeuw nog bestaat. Want het glinsterende wit hoort er toch eigenlijk bij, maar verdwijnt helaas, zoals je met tranen in de ogen kunt vaststellen, steeds meer. Of het krokodillentranen zijn, gaan we verder op in. Voor verdere uitweidingen over het thema klimaatverandering bij een koel glas bier is het gezellig toeven in bijvoorbeeld het motorrijdersvriendelijke hotel Kraner’s Alpenhof aan de Weißensee. Heinz Mösslacher, de baas van het lokaal, is met het weer van de streek vertrouwd en zit snel op zijn praatstoel, waar hij dan over Nederlanders vertelt die `s winters op het dichtgevroren meer hun schaatsen onderbinden, een pret die thuis vaak in het water valt, dat maar niet meer tot ijs wil stollen.
Nadat `s avonds de idyllische Weißensee, die 930 meter hoog ligt, nog tot een zwempartijtje uitnodigde of liever had willen uitnodigen, om de temperatuur van 24 graden die de folder belooft, te testen, zo verleent de volgende morgen de Großglockner, de hoogste berg van Oostenrijk, ons genadig audiëntie. Vanuit welk hotel je ook vertrekt, als je een blik uit het slaapkamerraam werpt, zal je eerste gedachte altijd zijn: ‘Wat een prachtig mooi groen!’ Of, nog precieser: ‘Aha, ze hooien voor de tweede keer.’ Dat noemen ze hier de Öhmd. Uit alle poriën van het landschap ademt de zomer. Aan de bomen hangen appels met roodglanzende wangen en borden wijzen de weg naar een ‘Jausenstation’, waar je echte Oostenrijkse kost krijgt voorgeschoteld. Maar soms ook naar een Döner-lokaal (het equivalent van de patatzaak). Zelfs in Kärnten, eens berucht als vakantieland van de bekrompen kleine burger, blijft de tijd niet stilstaan. De motor natuurlijk ook niet. Opgewekt en krachtig hoor ik het lied dat de Duke met zijn organen van edelstaal ten gehore brengt. Eerst op de bochtige 87 naar Greifenburg, waarbij hij virtuoos van toonhoogte wisselt, daarna meer eentonig op de brede 110 tot Lienz, waar de 107 zich afsplitst naar de Großglockner.
Bergtoppen
Het is als bij de nadering van de Nürburgring: zelfs wanneer je er al eens was, voel je bij het vooruitzicht altijd weer vlinders in je buik. Maar in plaats van je hersens verder te pijnigen met gedachten over de macht van marketing, kun je je beter genietend overgeven aan al die andere indrukken hier in het Nationale Park Hohe Tauern. Bij het tolgeldhuisje Heiligenblut voel je je dan als aan de betaalpost van de Nordschleife van de Nürburgring. 18 euro kost het ticket, een dagkaart, voor de 48 kilometer lange Großglockner-Hochalpenstraße. Duur? De bouw van dit gedurfde project heeft zo’n slordige 34 miljoen euro gekost. Mogen de Oostenrijkers er dan wat voor vragen? In bezit van het entreebiljet wil je nog maar een ding weten: hoe ga je die 36 haarspeldbochten nemen. De kunst is, vooral wanneer je in colonne in de serpentine-inhaal-modus rijdt, om de blik voor de bloedmooie natuur niet volledig onder de wielen te laten komen. Het is altijd weer een dilemma: rij je eerst de weg naar de Kaiser-Franz-Josefs-Höhe en dan die naar de Edelweißspitze. Of omgekeerd? Lange leve de dagkaart!
Mogelijk zijn de jaren van de Pasterze, de grootste gletsjer van Oostenrijk, geteld. Nog negen kilometer rest van de grauwe ijstong, die van de 3798 meter hoge Großglockner neerhangt in de richting van de Kaiser-Franz-Josefs-Höhe en die de laatste 150 jaar de helft van zijn volume heeft verloren. Op vakantiefoto’s mag dat tot leuke vroeger-en-nu-vergelijkingen leiden, maar het verschijnsel is allesbehalve leuk. Drinkwaterreservoirs dreigen uit te drogen, de stabiliteit van complete bergmassieven, die tot nu door de permafrost werden gestut, wordt onberekenbaar. En bleef de regen ooit als sneeuw liggen, nu stort het als een zondvloed linea recta naar beneden het dal in. Zeker, op een prachtige zomerse dag, onder een staalblauwe hemel, het oog verblind door de witglanzende sneeuwvelden en het hart verrukt door grappige marmotten (Murmeltiere), is zo iets moeilijk voor te stellen. De parkeerplaats en parkeergarage op het 2369 meter hoge panoramaplateau is propvol. Hunne Keizerlijke Majesteiten, Franz Josef en Elisabeth staan als leeghoofdige kartonnen figuren klaar voor leuke kiekjes. Ervoor staat een heel regiment motorrijders opgesteld. Een meeting van superlatieven, een Alpenbelevenis in het kwadraat. In een vier verdiepingen hoog bezoekerscentrum kun je je infohonger stillen. Gratis kluisjes (Bikers Safes) garanderen een onbezorgde rondgang.
Verder naar de Edelweißspitze, het tweede markante uitzichts- en rustpunt. Dan in de Edelweißhütte Apfelstrudel en cacao. Bij helder weer kun je hier 33 bergtoppen van drieduizend meter en 19 gletsjers zien liggen. Niet alleen bij slecht weer is een blik in het Bikers Nest een must. Een tentoonstelling roept de tijd op van de roemruchte bergraces. Je ziet er onder andere Anita Wachter op een Puch Sport 250 cc anno 1935. Pet af! Zeven nauwe haarspeldbochten, met kinderhoofdjes ingelegd en sinds de aanleg onveranderd, brengen ons holderdebolder weer op de hoofdweg bij de Fuscher Törl. Noordwaarts leidt de Großglockner-Hochalpenstraße verder naar Zell am See en naar het dal van de rivier de Salzach en daarmee steeds verder van ons onderkomen aan de Weißensee. Helaas te ver voor de omweg door de Lienzer Dolomieten over de Pustertaler Hohenstraße en door het Lesachtal. Dus als de weerga terug, over Heiligenblut, Mölltal en Steinfeld.
Haarspeldbochten
‘Kärnten: Motorrijdersland’. De reclame-slogan is niet alleen in alle mogelijke brochures te vinden, ze leven er hier ook naar. Nadat we een nieuwe kamer betrokken hebben in het panoramahotel Hauserhof boven Hermagor aan de Pressegger See, biedt Charly, de chef van het gastvrije hotel, die een Cali III rijdt, zich aan als gids voor een 300 kilometer lange dagtocht. Dat betekent een dag achter een grommende Guzzi! ‘Als je hier een juichkreet slaakt, krijg je een schitterende echo’, verklaart Charly, maar hij laat het voorzichtigheidshalve achterwege. Wij maken een stop aan de oever van de Farchtnersee, dat nog geheel aan de natuur toebehoort en omgeven is door een diepgroen naaldbomenbos. Hoogstens een paar eenden en zwanen trekken er hun baantjes. Als je zin hebt ze te volgen, kun je in Oostenrijk in meer dan 200 meren je gang gaan. Behoeften van geheel andere aard bevredigt ‘Club Royal’ in Spittal, waarvoor op een groot bord ongegeneerd reclame wordt gemaakt. Snel weg uit de stad en terug naar de boezem van de natuur.
Door het smalle Liesertal, dat door een snelweg wordt overspannen, naar Gmünd en dan over de Malta-Hochalm-Straße naar de Kölnbreinsperre, een 1900 meter hoog gelegen stuwmeer, iets unieks. Al op de weg erheen is er de sensatie: van de hellingen van drieduizend meter hoge bergen valt het water schuimend in de diepte. Iedere keer weer gaat het door vochtig-donkere tunnels, en met vele haarspeldbochten stijgt de weg 1000 meter. Stoplichten, die lang op rood blijven staan, verlengen de beleving van de natuur nog meer! Zo snel als de koersen gevallen zijn, valt hier de thermometer: 12 graden geeft de meter in de cockpit aan, als wij ons boven op de parkeerplaats bij de Kölnbreinstuwdam bevinden. Het imposante waterbekken met zijn machtige, 200 meter hoge damwand is evenwel nauwelijks zichtbaar omdat wolken hem als in tule omhullen.
Een welkome gelegenheid voor een pauze in het bergrestaurant. In plaats van benzine is water het onderwerp van gesprek. De technische gegevens van de Malta-waterkrachtcentrale zijn werkelijk sensationeel: het turbine- en pompvermogen bedraagt ongeveer 1,4 miljoen kilowatt. Dat komt overeen met het potentieel van zo’n 16000 Super Dukes. Samen met de stroom uit andere centrales dekt Oostenrijk met zijn waterkracht de helft van zijn energiebehoefte. Wie geen last heeft van claustrofobie, kan als bezoeker van de Kölnbreinstuwdam zelfs het binnenleven van een stuwwal bestuderen. En hoe dan ook zullen op zulke plaatsen als vanzelf gedachten over het fascinerende thema water opborrelen.
Het is al bijna zes uur, als wij Gmünd weer binnenrijden. Eventjes snel door het middeleeuwse centrum van het aardige cultuur- en kunstenaarsstadje cruisen, waar wij in plaats van het Porsche-Museum een goudgele Puch Maxi fotograferen. En dan gaat het jodelend naar de Nockalmstraße. De timing is perfect, want mild glimlacht nu de avondzon. ‘Aub langzaam en rustig rijden’ maant een bord aan het begin van de route. Een hemel voor motorrijders! 34 kilometer lang, 52 haarspeldbochten. Het landschap heel anders dan tot nog toe. Dan eens kale hoogten als Hayabusa’s in walvisformaat, die met mossen zijn bedekt, dan weer naaldbomen in een hoeveelheid als nergens anders in de Alpen. ‘Hier kunnen wij nog twee dagen blijven’, grijnst de Duke-piloot. De nokken roteren dat het een lust is. Aan het eind van een werkelijk geslaagde dag laven wij ons aan Oostenrijkse specialiteiten als ‘Germknödel’, met pruimenmoes gevulde meelballen. En natuurlijk kan Charly een hoop verhalen vertellen uit de bewogen geschiedenis van dit drielandenpunt.
Karawanken
Wie zijn bordje braaf leeg eet, wordt met goed weer beloond. Kinderspreuken kunnen soms zo echt uitkomen. Pastelkleurig verft de zon de morgennevels boven de Pressegger See en zachtjes pellen de contouren van de bergen zich uit hun slaap. Kitsch? Koffie! En: ‘Pak je zwembroek in!’ Door de intensieve zon, weinig wind en doordat het diepere koude water zich bijna niet met de warme oppervlakte vermengt, hebben de meren in Kärnten in de zomer een gemiddelde temperatuur van 25 graden. Bovendien zorgen het dichte oeverriet en de vele planten voor een uitstekende waterkwaliteit.
Onderweg naar de zuidelijke oever van de Pressegger See snort een prima onderhouden R 25/3-motor-met zijspan door de velden en aan het intieme strandbad Oswald smeert vader moeder als in oude tijden in met zonnecrème in. Over Feistritz aan de Gail gaat het verder naar de Faaker See, begin september het toneel van de Harley Hully Gully-festiviteiten. Zelfs de rest van de zomer hoef je je hier niet te beperken met het turkooiskleurige wateroppervlak, maar kan je je bijvoorbeeld in het House of Rock op de beste karaoke-party van Oostenrijk uitleven.
Uit heel ander hout gesneden is het strandrestaurant Weißes Rössl aan de zuidelijke oever van de Wörthersee. Wie nu denkt, dat ligt toch aan de Wolfgangsee, mag een kenner van operette zijn en misschien van Peter Alexander houden Hij heeft evenwel toch maar half gelijk, omdat sommige namen vaker voorkomen. Wel enig in zijn soort is het ensemble van rieten stoelen, tafelkleedjes met zonnenbloemmotieven, een krakend plankier, een kraaiende Piefke, zoals de Oostenrijker de Duitse toerist noemt, peddelende eenden en wiegende boten voor anker. Een perfect vakantieverblijf, dat ik maar liever niet te geestdriftig moet beschrijven.
De Wörthersee, het grootste en meest befaamde meer van Kärnten, heeft ook andere kanten: het trekt snobs en superrijken aan. Maar die interesseren ons vandaag minder, en zo verlaten wij reeds in Maria Wörth de Oostenrijkse Riviera, buigen af in de richting van de Pyramidenkogel en rijden vervolgens door de heuvelachtige wereld van de Karawanken.
Wellness
De thermometer geeft een aangename 31,9 graden aan, en daarmee bedoel ik niet het koelwater van de KTM. Duidelijk koeler zal het waarschijnlijk alleen in de kerk van Ludmannsdorf zijn; achter de witte façade heerst hopelijk het optimale klimaat voor het nieuwe mechanische orgel. Dit muzikale wonder is overigens door een Sloveense firma gebouwd; geen wonder, want hier aan de rivier de Drau wonen de meeste Kärnter Slovenen. Dat zullen ook motorrijders die geen kerk in te krijgen zijn, opmerken, wanneer ze en passant op tweetalige bordjes lezen: Kindergarten/Otroški vrtec.
Dat wat eigenlijk niet bij elkaar hoort, smelt samen. Bij iedere nog zo korte stop plakken de laarzen aan het asfalt vast. Maar we willen niet jammeren en transpireren liever midden door Klagenfurt heen, om daarna zo snel mogelijk een idyllische zwemgelegenheid te vinden. Zelfs op een kaart van 1:150.000 zoekt je die met een loep: de Tigringer See. Meer een grote plas, maar toch precies het juiste voor door en door bezwete asfaltcowboys. Voor €1,50 per persoon krijgt je een Geländeausweis, en dan spartelen wij ook al in het heerlijk verkoelende, heldere water. Dat wij vanmorgen onze zwembroeken helemaal niet hadden hoeven in te pakken, begrijpen wij pas als een Adam-en-Eva-paartje ons toeroept: ‘Geen foto’s, hier is naaktstrand.’
Het volgende meer, de volgende verrassing. Op de landkaart verleidelijk duidelijk zichtbaar, slingert zich van de noordelijke oever van de Ossiacher See de Gerlitzen-Alpenstraße naar boven. Twaalf kilometer eenzaam door een steeds donkerder wordend bos. Plotseling een automatische slagboom, zoals in een parkeergarage: 7 euro. Het personeel dat je daarmee uitspaart, werkt ondertussen op 1800 meter hoogte op de Feuerberg, waar zich een wellness-hotel bevindt met alles d’r op en d’r aan. De adellijke afzondering en het magnifieke uitzicht op het meer en het inmiddels aardedonkere Kärnten zouden gemakkelijk de besognes van alledag kunnen doen vergeten, maar we moeten aan de terugkeer denken, anders gaat de hotelbaas aan de Pressegger See zich zorgen maken. Tijdens het diner vragen we ons af wat de mens naar het water trekt, maar ook wat het water naar de mens trekt.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-Karinthie.GPX”]