Een bijna 2.500 meter hoog gebergte, op slechts een uur rijden van de met palmen omzoomde stranden van de Adriatische Zee. En daartussen hoogvlakten met eindeloze bloemenweiden. Bijna een wonder dat de Sibillijnse Bergen bij ons niet een beetje beter bekend zijn.
Tekst en foto’s Klaus H. Daams
Mamma mia. Alsof we in een trainingsrondje voor de Italiaanse superbikekampioenschappen zijn terechtgekomen, vliegen plotseling drommen inheemse Ducs en Blades voorbij en duiken in de volgende onoverzichtelijke bocht van de SS 396. De volgeladen kleine Tiger verslikt zich daarbij haast in z’n dikke uitlaat en het wordt tijd om de oren van de dopjes te bevrijden, die daarin zitten tijdens de lange snelwegkilometers vanaf thuis. Daarvoor hebben we eindelijk de gelegenheid in Norcia, waar het voor de komende nachten gereserveerde kwartier wordt betrokken. Maar voor relaxen is geen tijd, meteen weer door, om de zonnige zaterdagmiddag voor een verkenningsrondje te benutten.
Waarheen? Maakt eigenlijk niet uit, ’t is hier overal mooi. Dus meteen maar de eerste zijweg volgen naar Forsivo en Cortigno. Italië in optima forma. Een heuvelachtige lappendeken van akkers en olijfboomgaarden, daartussen grote boerenhoeves en steeds weer, als boeien op volle zee, lichtgevend gele brem. In Forsivo in het kerkportaal het rooster van de kerkdiensten, op de banken voor de huizen oude en jonge dorpsbewoners. Bittere smaak in de idyllische soep: vanwege de slechte arbeidsmarkt is voor veel ragazzi ‘Hotel Mama’ wel bijna verplichte kost. En met een beetje fantasie doet het wuivende gras in Cortigno vervolgens denken aan lieftallig feeënhaar, of aan de kapsels van de stoeipoezen van Silvio B.
Als de weg doodloopt en als pad alleen off-road nog verder gaat naar ergens anders, wordt het tijd om terug te rijden. In de achteruitkijkspiegel alleen nog de rode bal van de laagstaande zon, waarbij men mogelijk aan de vlag van Nippon moet denken. Vooral omdat het Japanse nationale vrouwenteam bij het wereldkampioenschap voetbal furore maakt.
Spijs en drank
Maar wie wil televisiekijken, als het marktplein van Norcia lokt? Het centrum van het door een middeleeuwse muur omsloten, 5000 zielen tellende stadje is het hoogtepunt van het Sibillijnse nachtleven. Een openluchtwoonkamer voor degenen die dwepen met het nachtleven en Italië. In het midden van de piazza de figuur van de heilige Benedictus, omringd door basiliek, palazzo en kasteel. Deze monnik, zo herinneren wij ons, werd in 480 geboren in Nursia (Latijn voor Norcia) en later stichtte hij de orde der Benedictijnen. Wie op een lauwe zomernacht “slechts” met een vriend of zelfs solo onderweg is op de piazza San Benedetto, kan worden overvallen door een acuut gemis aan de dame van zijn hart. Gelukkig bieden diverse restaurants en taveernen troost in de vorm van spijs en drank. Norcia staat overigens te boek als truffelcentrum en de stevige varkensworst van de plaatselijke slagers wordt in het hele land te koop aangeboden in zogeheten norcinerias.
Zondagmorgen, stuurpret zonder zorgen. Of zoiets dergelijks. In plaats van de processie kerkgangers te verlengen, gaat onze bedevaart bijtijds naar een ander “hoogaltaar”: de piano grande, de grote vlakte rond Castelluccio. Al thuis had de reisgids het vuurtje opgestookt: “over een steile bergweg… rauw en romantisch… een van de hoogste en meest ontoegankelijke dorpen van de Apennijnen… afgesloten van de buitenwereld… bloemenzee”. Sommige boeken verkopen geen leugens. Verleidelijk glinstert het asfaltlint in de ochtendzon, dat kloek omhoog slingert en waarop zo hier en daar een wielrenner moet worden ingehaald. Na de pas Forca Canapine, grens tussen de provincies Umbrië en de Marken, volgt een afdaling vanjewelste richting Arquata del Tronto. Daarna gaan we weer monter richting hemel stormen via Pretare en Forca di Presta. Dan volgen verrukte “ahhs!” en “ohhs!” op de piano grande, waar de natuur op het bloemenklavier een waar meesterwerk dirigeert: een rode orgie van velden vol klaprozen, alsof de lieve heer God met deze papavers al heeft geoefend voor het spuiten van alle Italiaanse bella macchinas. Wie liever andere kleuren ziet, kan als alternatieven ook genieten van het rijke blauw van korenbloemen of het paars van bloeiende linzen.
Huilen naar de maan
Bontgeschakeerd is ook de armada van motorfietsen, die intussen in Castelluccio op het obligate zondagmiddagtreffen zijn binnengerold. ’s Winters wonen er slechts een paar dozijn mensen, nu is het er een drukte van belang. Twee zaken vallen meteen op: 1- men rijdt niet alleen GS maar ook bijvoorbeeld Morini Corsaro of Guzzi Stelvio. 2- De derrières van de duopassagieres zijn over het algemeen smaller dan de dikke sloffen aan de achterwielen. O ja, en nummertje 3: in plaats van patatjes speciaal worden hier vers ham, salami en kaas gesneden. Wat van verre komt, smaakt beter. Alleen is de rij wachtenden zo eindelooooooooooos lang. Dat resulteert dus in een “ach weetjewat, we rijden wel verder”. Via Passo di Gualdo, Castelsantangelo en Frontignano komen we in het aardige Visso, waar we eindelijk de langverwachte calorieën naar binnen kunnen werken. Als man van zijn tijd verdoet men de namiddag natuurlijk niet met eeuwig blijven hangen in de “Bar Sibilla”. In plaats daarvan wordt een ruime boog rondom Monte Cavallo beschreven, voordat wij de rossen in een eindspurt via Preci terug naar Norcia drijven.
Dan zijn er misschien nog twee zaken het vermelden waard: 1. Niet alleen bij Capri, maar ook bij Campi gaat de rode zon onder in de (heuvel)zee. Hetgeen kan stimuleren om samen met de dorpshonden hartstochtelijk naar de maan te huilen. 2. Het moet niet altijd Siena zijn, ook Norcia maakt een goede kans bij verkiezingen van de mooiste piazza ten zuiden van de Alpen. Maar moet een biertje nou echt € 5,20 kosten?
Morgenstond en de wielen draaien rond. In plaats van het hotelontbijt al om 7 uur naar de bar naast de Esso-pomp, het tweede sociaal-culturele centrum van Norcia. Ape, Alfa, 4X4: iedereen is er al en wordt door Christina en Fabio bediend met suikerzoete oppeppers. 2 Chocoladecroissants, 2 caffé latte en 2 Fanta voor de sympathieke prijs van € 7,10.
Pauze in de berm. “Zeg eens, zijn dat soms citroenboompjes?” “Weet ik veel, geen idee.” “ Ach, misschien zijn het ook wel vijgen of jonge walnoten.” Waarmee tenminste bewezen wordt dat de interesse zich niet uitsluitend tot de plaatselijke bochten beperkt. Die brengen ons vandaag via Montegallo en Montemonaco naar een macadamweggetje, bezaaid met haarspeldbochten en afgesleten hobbels, dat ons omhoog op de Monte Sibilla brengt. Eerst krijgen de tot dan toe zwarte velgen van de Tiger een witte stoflaag, daarna wij een tweede ontbijt, op het bankje voor de Rifugio Sibilla. Eenvoudige kamers om te overnachten zijn ook voorhanden, maar daarvoor is de wekker vanmorgen toch een beetje te vroeg gegaan. Zo blijft het bij het panorama over het nationale park Monti Sibillini. De hoogste berg daarvan is de met 2476 meter door mythen omgeven Monte Vettore. In een grot zou de tovenares Sibilla hebben gewoond, in het nabijgelegen Lago di Pilato het lijk van Pontius Pilates zijn gedumpt.
Bijzonder opmonterend, zeker in de middaghitte, is zoals bekend de siësta. Een ideale plek daarvoor zijn de arcaden van Amandola. Om niet door een knorrende maag te worden gewekt eerst nog een pizza met dunnen aardappelschijfjes onder de schaduwrijke boog van Bar Risorgimento. Daarna staat niets meer de powernap in de weg. Om niet als luiwammesen te worden aangezien, verstoppen verlegen naturen zich indien nodig achter de roze kleur van Gazetto del Sport.
“Ferrari forever” schreeuwen de koppen triomfantelijk over de zege van Allonso afgelopen weekend. Waarin, wie weet het nog, Vettel pech had met zijn kapotte krik.
Aanvliegroute naar San Ginesio. Het plaatsje ligt, typerend voor de streek, op een heuvelachtige bergkam. Herinnert op een of andere manier aan de helemaal niet zo ver verwijderde familieleden Toscane en San Gimignano. Hoe dan ook: ook San Ginesio valt in de smaak met een piazza naast een ijssalon met magnetische aantrekkingskracht. Heerser over de verfrissende creaties uit Bar Centrale zijn Luca en zijn moeder Florina.
Blauw als de Curaçaosaus van de op een-na-laatste ijsbeker glinstert Lago di Fiastra, zo’n beetje dalstation voor de tocht omhoog in het skigebied rondom Bolognola. Holadiee! Rond de witte 800 meter hoge top hangen een paar stralende mooiweerwolken, ook zonder sneeuw kun je er prima wedelen en zodoende het bandenprofiel een beetje wegsmelten. En wie graag stof hapt wordt op z’n wenken bediend: bij Rifugio La Capanna in Pintura slaat een grindweggetje af in de richting van Monte Amandola. 20 Uur al weer, en zo gaat het eerst over ‘n weg op een bergkam terug naar Arquacanina, steeds mooi op ooghoogte met de zon en dan, geconcentreerd de koplamp volgend, terug naar Norcia. Daar precisielanding in de Taverna de Massari, just in time voor de laatste voederronde voor hongerige nachtbrakers.
Vanwege tijdig voltanken van mens en machine de volgende dag weer naar de Essobar, waar Christina en Fabio ons begroeten als oude bekenden. En waar de dochter van de pompbaas, met haar dikke hoornen bril nog middenin de metamorfose tot zwaan, in de schoolvakantie vader helpt en daarbij schuins naar een motorrijder loenst die avontuur uitstraalt. Indien men als zodanig met een in kunstgeschiedenis geïnteresseerd liefje onderweg is, moet men de omweg naar Castel San Maria nemen. Daar vindt men tussen bramenstruiken een met fresco’s versierde kerkruïne in Doornroosjeslaap.
Mooiste plein
Om niet als cultuurbarbaar te boek te staan, en om de reisgids aan de tand te voelen, mag een bezoek aan Ascoli Piceno niet ontbreken. De Piazza del Popolo wordt geprezen als het “vermoedelijk mooiste plein van Midden-Italië”. Nou ja, bij een huidige gevoelstemperatuur van 40 graden is het verstandiger om een beetje te chillen dan de bloedsomloop verder te belasten, scusi. Bovendien kan men vanaf een terrasje goed constateren dat buiten de Kerst ook en in het bijzonder de zomervakantie een echte testcase is voor het menselijke samenzijn. Voordat we aan de stoelen blijven plakken is het devies: zwembroek inpakken, Tijgertje aan laten springen en op naar de Adriatische Zee.
Stroomtelers
Hemelsbreed op slechts 30 kilometer van Ascoli ligt San Benedetto del Tronto, de meest prominente badplaats van de Marken. Op de weg daarheen nog een beetje heuvelsurfen tussen Monsampolo en Acquaviva Picenca, door een landschap waarin de boeren, dankzij talrijke velden met zonnecollectoren, buiten wijn ook stroom oogsten. En dan is zij daar, de zee. Achter niet bijzonder pittoreske woonblokken een Adriatische Zee als uit de catalogus: een met palmen omzoomde oeverpromenade, zonneschermen, ligstoelen, zandstrand- het complete programma dus. Te midden van de vloot scooterrijders in shorts en sandalen, voelen wereldreizigers zich wat misplaatst in hun pantsers van beschermende kleding. Ze kunnen zich spoedig weer terugtrekken in hun natuurlijke habitat , maar misschien ook wat later als ze in de koffer niet alleen kettingspray en regenoverall vervoeren.
Vlot via snelwegen van de zee naar Arquata del Tronto voor het afscheidsgala: een laatste keer omhoog naar de Forca di Presta, en passant de obligate groet aan de oude heren voor de bar in Pretare, ciao Castelluccio en Piano Grande, waar de papavers in onvermoeibare samenspraak rood in de wind wiegen, en in Norcia dan eindelijk de langverwachte vrije tafel op het terras voor restaurant Beccofino, met uitzicht op het doen en laten rond de heilige Benedictus. Wie echter bij de “vrije interpretaties van de typisch Umbrische keuken” weer bier bestelt, moet het zelf weten en krijgt een ondefinieerbaar mengsel van nog gistende jonge wijn en witbier. De dikke fles wordt met een raadselachtig sibillijns glimlachje geserveerd in een champagnekoeler en is net zo duur als thuis een heel krat gerstenat. Mamma mia. Of, zoals Salomon het zeggen zou: salute Monte Sibillini.
Informatie
Tussen Toscane, de Abruzzen en de Adriatische Zee liggen de enigszins onbekende Sibillijnse Bergen. Ongeveer 20 bergen van rond 2000 meter en een verscholen wegennet maken er een geheime tip van voor motorrijders. Aantrekkelijk ook verschillende lichte steenslagwegen.
Heenreis Vanaf bijvoorbeeld Arnhem zijn het zo’n dikke 1540 kilometer naar Norcia over tolwegen in Zwitserland, de alternatieve route door Oostenrijk is 40 kilometer langer. Comfortabeler gaat het per autoslaaptrein naar Verona, dan zijn blijven nog maar 470 kilometer over om zelf te rijden.
Onderdak Het gebied van de Sibillijnse Bergen heeft precies de juiste omvang, om in dagtrips zonder bagage te verkennen vanuit een centraal gelegen onderkomen.
Voor het après-moto ’s avonds is Norcia bijzonder geschikt. Buiten de middeleeuwse stadsmuur ligt het “Hotel Salicone”. Viale Umbria snc, 06046 Norcia (PG). Tel. 0039 743 816513, www.hotelsalicone.com. Tweepersoonskamer vanaf € 92,00. In het historische centrum bevindt zich de “Albergo Benito”, Via Marconi 4, 06046 Norcia (PG). Tel. 0039 743 816670, www.hotelbenito.it. Tweepersoonskamer vanaf € 68,00. Boven de papaver- en linzenvelden van Piano Grande uit troont “Albergo Sibilla”, Via Pianogrande 2, 06046 Castelluccio (PG). Tel. 0039 743 821113, www.sibillacastelluccio.com. Tweepersoonskamer vanaf € 65,00. De charme van een berghut straalt het “Rifugio Sibilla” uit, 63088 Montemonaco (AP). Tel. 0039 736 856422, www.rigugiosibilla1540.com. Prijzen op aanvraag. Net zo rustiek is het in een skigebied gelegen “Rigugio La Capanna”, Contrada Pintura 5, Bolognola (MC). Tel. 0039 737 520134, www.capannabolognola.it. Tweepersoonskamer € 50,00. Naar keus camping of hotel biedt de “Azienda Agricola Il Collaccio”, Castelvecchio di Preci, 06047 Preci (PG). Tel. 0039 743 665108, www.ilcollaccio.com. Tweepersoonskamer in “Hotel Locanda del Porcellino” vanaf € 70,00. Tweepersoonstent en motor vanaf € 19,50.
Reistijd Er heerst een Mediterraan klimaat met hete zomers en in de bergen sneeuwrijke winters. Lente en herfst zijn daarom ook hier de beste reistijd. Juli en Augustus verlangen resistentie tegen hitte en laten de omzet van vele ijssalons stijgen.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK_Sibillijnse_bergen.GPX”]