Man, wat heb ik het vervloekt. Altijd tegenwind. Altijd regen. Iedere dag 24 kilometer op de grijze Gazelle, overvolle lederen pukkel onder de snelbinders. Buffelen van dijk naar dijk, een boerderij, een buurtschap en drie kapotgewaaide struiken de enige noemenswaardige protectie tegen die nietsontziende wind en altijd weer die boerenpubers die je tas en jou en je te grote fiets erbij treiterig van de dijk aftrappen. Ik was een iele brugklasser. Ik had een beugel en een fiets. En een heel zwaar leven.
Tekst Jaap van der Sar, fotografie Andrew Walkinshaw
De Hoekse Waard. Die oase van leegte onder de rook van Rotterdam. Een Zuid-Hollands eiland, maar geen Hollander die dat gelooft. Want eenmaal onder de Heinenoordtunnel door lijkt alles Zeeland. Tegenwoordig enorm onder de hebberige loep van groot-Rotterdam, dat graaiend naar ruimte alles tot aan de Oude Maas in de greep van eeuwige uitbreiding heeft geannexeerd. Maar het eiland, tegenwoordig georganiseerd als één gemeente, houdt zich kranig staande tegen een hongerige stad. En de Rotterdammer die de stad ontvlucht op zoek naar lucht en rust, ontpopt zich als strijder tegen diezelfde stad, die hem achtervolgt tot in het doodstille dorp.
Hoe anders was het dertig jaar geleden. En daarvoor. De Hoekse Waard. Een twintigtal kleine dorpjes en te verwaarlozen buurtschapjes. Allemaal een eigen burgemeester, een eigen cultuur en, niet te vergeten, een eigen verzameling kerken. Want geloofd werd er, en wordt er nog steeds in de Hoekse Waard. Protestants, uiteraard, de één nog meer Gereformeerd of Hervormd dan de ander. Dorpen waar iedereen elkaar kende. Waar je er ‘eentje van die’ of ‘eentje van die andere’ was. En eeuwig gereduceerd tot ‘import’, als je overgrootvader toevallig van een dorp verderop kwam. De rijken in de vrijstaande huizen. De arbeiders in het jaren-vijftig rijtjeshuis. De dokter in het statige herenhuis op de dijk. De boeren, nog rijk en machtig in statige boerderijen, midden in de polder. En de vroege stadsontvluchter, eindeloos veel hipper dan de rest, in het oude dijkhuisje. Maar wie je ook was, wat je ook deed of waar je ook vandaan kwam, er was één grote gelijkmaker: er werd sowieso over je geluld.
De geur van klei en uien
Piershil. Goudswaard. Numansdorp. De zuidzijde. Puttershoek. Strijen. Strijen-sas. Klaaswaal. Nieuwendijk, Nieuw-Beijerland. Oud-Beijerland. En zo kunnen we nog even door. Naar mijn eigen roots bijvoorbeeld. Bijna pal aan het Haringvliet. Zuid-Beijerland. Een paar duizend inwoners, hooguit. Een dijk, een kerk, een winkelcentrum gedomineerd door de plaatselijke appie, een industrieterrein, een totaal uit z’n krachten gegroeide modezaak, een feestzaal en een industrieterrein, wat liefdeloos verstopt tussen sloot en achterweg. En daarbuiten het vlakke niets. Een weids uitzicht is een understatement. De geur van klei en uien in de lucht, trekkers trekken op deze onstuimige herfstdag het land leeg en wat achterblijft is een spekgladde laag op het asfalt en grote, bruine vlaktes ingeklemd tussen dijken versierd met populieren en andere geboomte dat de eeuwige wind weet te weerstaan.
We gaan nog wat verder terug, naar vóór het gepuber. Een oud groen fietsje, eeuwig buitenspelen, trappen over de dijk naar vriendje Johan, die woonde op een boomgaard waar het eeuwig knutselen en bouwen tot een ware kunst werd verheven. En hutten bouwen, eeuwig hutten bouwen, van een ouwe caravan en een gereedschapsschuurtje. Jij mag wel in de club, jij mag er niet in, we bouwen katapults en bekogelen elkaar met modderballen. Daarna bouwen we een zeilwagen, waarmee we ongenadig hard en levensgevaarlijk over de buitenweggetjes sjezen, tot de enige werkende rem blijkt te bestaan in doelbewust de sloot in sturen. Weer naar huis, waar de spinazie uit de tuin de aardappelen en gehaktballen aanvult en terwijl moeder een groen appeltje op de doorgesleten knieën van mijn favoriete schobberbroek naait, val ik na een beker warme melk moe maar voldaan in slaap onder laken en wollen deken.
De polder in
De De BMW R nineT draaft tevreden de A29 op, waarna de Heinenoordtunnel de bebouwing een halt toe roept en wij aan de andere kant van de Oude Maas de polder in sjezen. O, wat is dit landschap thuiskomen. Hoewel ik, gevorderd tot flink boven de veertig, de Hoekse Waard alweer een jaar of 25 geleden verruild heb voor Den Haag en Scheveningen, ooit niets liever wilde dan stad, grootser, meeslepender en minder beklemmend, kan ik niet ontkennen dat het binnenrijden van de Hoekse Waard een slinger aan gedachten, herinneringen en gevoel oproept. Doorrijden maar. Tot ‘de brug’ naar Goeree-Overflakkee in zicht komt, maar wel vlak daarvoor afrit 22 pakken. Naar links, Numansdorp. Naar rechts, Zuid-Beijerland.
Oppassen geblazen, want de buien komen af en aan, de wind loeit ongehinderd over de akkers en landbouwvoertuigen eisen arrogant het alleenrecht om het asfalt te besmeuren met glibberklei. De BMW is niet voorzien van noppen, dus gas eraf en via de Korteweg de eerste dijk op, de Schoutsdijk, wereldberoemd in Zuid-Beijerland dankzij Manege de Mustang. Vlak voordat we via de Dorpstraat het dorp in- en voorbij sjezen (de koffie komt straks moeders) linksaf de Schenkeldijk op, misschien wel het meest typisch Hoekse Waard-dijkje in de weidse polder. Een aaneenschakeling van kleine, vrijstaande huisjes, woonkamer aan de dijk, tuintje naast en onderaan de dijk, slootje en dan weer eindeloos akkerland. In die grootschalige leegte zijn de dijkjes van menselijke maat, kleinschalig en aangenaam kronkelend. Je mag er maar zestig. Hard zat, maar op de onbewoonde stukken kan het gas soms even lekker open en is het ‘kwiek gekronkel’ wat de klok slaat. Een ‘slaper’, een oude, lage dijk, die de grote beschermtaak tegen het water heeft overgelaten aan de ‘waker’ die hoger boven het landschap uitstijgt, het achterland beschermend tegen het water van het Haringvliet.
Haringvlietdam
Ooit een open verbinding met de Noordzee, wild, brak en gevaarlijk, maar na 1971 verdoofd door de Haringvlietdam, waarvan slechts een zeesluis nog toegang biedt aan de eindeloze zee. De Watersnoodramp in 1953 heeft ook in de Hoekse Waard haar sporen nagelaten, maar de zee is hier tot stilstaan gebracht. We maken een stop aan de kaai. Jachthaven, grasveldje en een nieuwe steiger, waar de zomers uit mijn jeugd eindeloos leken. Iedere middag uit school handdoekje mee, pakje drinken en een gulden voor een ijsje. Eindeloos plonsen in het water, dieper en dieper tot je tenen die vieze waterplanten raakten en je niet meer wist hoe gauw je weer naar boven moest spartelen. De boten voor ‘de rijken’, de kaai voor iedereen. Er schijnen dure appartementen te komen. Maar gelukkig is er protest.
Soms kan het gas even lekker open en is het ‘kwiek gekronkel’ wat de klok slaat
We rijden door. Langs de buitendijk, naar buurtschap Nieuwendijk, langs de boerderij waar mijn vader jarenlang met een schop in het land heeft gewerkt, langs ooit het kleine vrijstaande arbeidershuisje, nu afgebroken en een grote villa, waar mijn wiegje heeft gestaan en ik achter de dijk ter wereld kwam. De dijk op, naar het kleine haventje waar het pontje geregeld afvaart naar Tiengemeten. Nu een beschermd natuurgebied waar toeristen en dagje vogels komen spotten, vroeger een vrijplaats met een handvol huizen en een paar boerderijen waarvan de bewoners op het eiland hun boterham verdienden. Kinderen mochten er autorijden, er kwam nooit politie en de gemeenschap was hecht en uniek. Dat is allemaal verdwenen, evenals de strenge winters waarbij het Haringvliet bevroor, zodat we lopend konden oversteken, levensgevaarlijk vanwege de stevige stroming onder het ijs, en de kinderen van het eiland met een politiehelikopter bij school werden gedropt. Maar het pontje van Huib Bijl vaart nog steeds en waar zijn vader vroeger de dagloners naar het eiland bracht en de kinderen naar het vasteland voor school, vaart de pont nu wandelaars-met-grote-schoenen en rustzoekers heen en weer. Van boeren naar toerisme.
Buurtschap
Langs Nieuwendijk gaat het verder, door het uiterste zuidwestpuntje naar Goudzwaard. Lange Eendrachtsweg, Oudendijk, Westdijk, een stop in het doodstille dorpje, even uitblazen voor de kerk en de sfeer op je in laten dalen. En dan weer door. Slingeren van dijkje naar dijkje die willekeurig door het landschap heen lijken te slingeren. Hier en daar oude huisjes, ineens samengeklonterd in een klein buurtschap, nauwelijks groter dan twee kruispunten. Zuidzijde, waar je kunt aanleggen bij De Drie Linden voor een bakkie en daarna weer de hoek om, niet de strenge-rechtdoorwijk pakken, maar via het Vuurbaken de Zinkweg op, waar eerst oude boerderijen onder de dijk de Hoekse Waard uit het verleden lijken in te kapselen. Sommige zaken moeten gewoon blijven zoals ze zijn. Waar kleinschalig landschap in Nederland rap verdwijnt en verrommelt in eindeloze nieuwbouw en lukraak neergeslingerde industrieterreinen, zijn er her en der nog plekjes die godzijdank aan dit lot zijn ontsnapt. En tot we bij Oud-Beijerland aankomen, vroeger ook de eindbestemming van mijn eindeloze fietstochten, blijven ons gelukkig veel nieuwe rommel bespaard.
Slingeren van dijkje naar dijkje die willekeurig door het landschap heen lijken te slingeren
Dat oude stadje is de moeite van het bezoeken waard, maar dan vooral het oude centrum met kleine haven, die uitmondt in het Spui. Niks te slingeren voor motorrijders, dus gauw weer doorrijden naar de Stougjesdijk, om de A29 over te steken die de Hoekse Waard zo bruut in Oost en West verdeelt. Mijnsheerenland, met zijn prachtige huizen, waar Rotterdammers met een zucht naar rust en een dikke portemonnee als eerst neerstrijken. Verder weer, via het water van de Binnenmaas, Ritselaarsdijk, Zuiddijk, eindeloos slingeren naar Oost en weer naar beneden. Gek eigenlijk, dit was vroeger zo ver weg dat ik er eigenlijk nooit kwam. ’s Gravendeel, Mookhoek, door naar Strijen, Varkensdijk met die prachtige akkertjes langszij en door naar Strijensas, om via Schuring en prachtuitzicht op de Ambachtsheerlijkheid weer uit te komen in Numansdorp; het voorportaal naar de brug richting Brabant en Zeeland.
Eindeloos laveren
Dikke, donkere wolken over eindeloze klei, vlakker dan vlak en slingerende dijkjes, omzoomd door wilgen, populieren en alles wat maar wil groeien in dat harde landschap. Dat levert wegen als parels op en het gevoel van eindeloos laveren door bochtige oprijlanen met oneindige uitzichten aan weerszijden. Je kunt een route rijden, maar het mooist is het om ieder dijkje plompverloren op te rijden tot het einde en dan weer een andere te pakken. Laat je verrassen en geniet van de slingers. Niet te hard en kijk in hemelsnaam uit voor natte klei op de weg, want je zult de eerste niet zijn die dankzij dit spekgladde oppervlak van de dijk af sodemietert. En hoe die boeren ook hun best doen, helemaal schoon krijg je het nooit, hè.
Het polderlandschap komt maar op weinig plekken zó tot zijn recht als in de Hoekse Waard, en dat op een steenworp afstand van Rotterdam. Maar zo anders, en toch echt een eiland, slechts op vier plekken over te steken naar het vasteland. Ik kon het vervloeken vroeger, die wind op de fiets en de knellende dorpscultuur. Het gevoel dat je kreeg als je drie straten uit liep en dat er dan niets was dan eindeloze leegte. En nu? Nu moeten we dat koesteren. Want eenmaal volgeplempt met bouwsel wordt het er vaak niet mooier op. Lekker zo laten. Zeker voor motorrijders. Want die hebben nooit last van eeuwige tegenwind.
DOWNLOAD DE TRACK, GPX, GDB OF ITN-ROUTE
Aanlegplekken
1 De Hitserse Kade, ofwel ‘De Kaai’, zoals dit lapje gras aan het Haringvliet in de volksmond wordt genoemd, is voor de Hoekse Waard wat het strand voor Scheveningen is. Toppunt van culinair genieten: in de zomermaanden vind je er een prima snacktentje. Aangenaam verpozen hoeft niet ingewikkeld te zijn.
2 De Drie Linden is een prima plek om aan te leggen voor de lunch en maak meteen even een rondje door buurtschap Zuidzijde; geeft een mooi beeld van een klein minidorpje, waarvan er nog meer in de Hoekse Waard te vinden zijn. Info: www.dedrielinden.nl.
Het bezoeken waard
1 Korenmolen Landzigt: niet de enige nog draaiende molen van de Hoekse Waard, wél degene waar ik als klein ventje eindeloos heb rondgehangen en genoten van die machtige oertechniek. Er wordt echt gemalen, dus hou een plekje vrij in je koffer voor meel. Vrijdag en zaterdag geopend, meer info via molenlandzigt.nl.
2 Een beetje uit de route, in het noordelijkste dorp van de Hoekse Waard, Heinenoord, vind je Museum Hoekse Waard in een oude Herenboerderij. Zo pal onder de haven van Rotterdam krijg je een aardig beeld van de gesloten boerenbevolking, die het eiland ooit zo anders maakte. Info: museumhw.nl.
3 In Numansdorp kun je nog even afstijgen voor een bezoekje aan Fort Buitensluis, ooit onderdeel van de Stelling Hollands Diep en bedoeld om vijandig verkeer op het water vakkundig tot splinters te schieten. Vandaag de dag helemaal opgeknapt en wees eerlijk, wat is er nou níet leuk aan een fort waar je binnen mag gluren? Info: fortbuitensluis.nl.