zondag 24 november 2024

Motorroute: Catalonië

Met zijn superwegen, zijn waanzinnige landschappen, zijn motorsportkampioenen, circuits en motortraditie is Catalonië een motorland bij uitstek. Om de feestvreugde verder te verhogen stimuleert de Catalaanse overheid nu het Moturisme-project. Jan Dirk Onrust en Mink Bijlsma werden als eersten uitgenodigd om het te beproeven.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/catelonie.gpx”]

Jan Dirk Onrust

‘Hola! Motorrijders!’ Het kassameisje – nog een leuke ook – loopt zwaaiend naar buiten als we halverwege de reis bij een tankstation aankomen. ‘Lekker gereden? Waar komen jullie vandaan? Waar gaan jullie naartoe?’ Dit gaat nog een lange tankbeurt worden.
‘Zo gaat het in Nederland nou ook altijd,’ zegt reisgenoot en motortester Mink Bijlsma. Inderdaad, het kassapersoneel is bij ons zo warm dat ze er kogelvrij glas voor moesten zetten. En toch voelt het welkom in Catalonië anders aan.

Marquez, Pedrosa, Coma

Hoe kan het ook anders? Catalonië is een motorland bij uitstek. Motorracen is hier een volkssport. Hier ligt de geboortegrond van Marc en Alex Marquez, Marc Coma, Dani Pedrosa en vele andere topcoureurs, hier liggen de circuits, hier stonden bijna alle Spaanse motorfabrieken. En vooral: hier liggen de wegen. En wat voor wegen. Alsof er bij de Spaanse Rijkswaterstaat alleen maar motorrijders werken. Geen wonder dat het een kweekvijver van motortalent is en dat Mink gaat stuiteren van opwinding als je vraagt of hij zin heeft om hier twee motoren te testen – een MV Agusta Turismo Veloce en een Yamaha MT-09 Tracer, maar dat terzijde.

Moturisme-project

In een land/regio met zo’n sterke motorcultuur zijn buitenlandse motorrijders altijd van harte welkom geweest. Maar dit jaar heeft Catalonië er nog een schepje bovenop gedaan met het Moturisme-project. Moturisme is een kwaliteitslabel dat geselecteerde hotels mogen voeren als ze extra gastvrij voor motorrijders zijn. Dat betekent niet dat de receptionistes je om je nek vliegen als je aankomt – maar je weet maar nooit . Het komt er vooral op neer dat er speciale voorzieningen voor motorrijders zijn. Overdekte stalling, een droogruimte, een emmertje met poetsspullen, kennis van routes, dat soort dingen. Daarnaast zijn het niet de minste hotels die voor het label in aanmerking komen. Maar dat gaan we allemaal zien, want de Catalaanse overheid heeft ons – als eerste buitenlandse motorblad – uitgenodigd om te kijken. En dat is opvallend: de algemene trend is dat overheden motorrijden beperken, maar de Catalanen stimuleren het juist.

Door de mist

De test van de MV Agusta en Yamaha Tracer lees je verderop in dit nummer. Maar nu alvast durf ik als niet-tester te onthullen dat je op beide fietsen vrij vlot naar Catalonië kunt rijden. Helaas verliezen we in Frankrijk toch veel tijd door wegafsluitingen, een staking en het ontlopen danwel ontvangen van bekeuringen. Pas na zonsondergang van de tweede reisdag klimmen we de Pyreneeën op. Het wordt koud, hoog en zo mistig dat we met een blindengeleidehond nog sneller door de haarspeldbochten zouden gaan. Tegen tienen bereiken we met opgeklapt vizier hotel Cerdanya in Prullans, niet ver van Andorra. Het is in alle opzichten het warme bad waar we al uren naar uitkeken. Het berghotelsfeertje, grote kamers met balkon, een bar, een prettig restaurant en een paar aardige mensen die ons welkom heten. In het Nederlands nota bene. Simone, de receptioniste is dan ook Nederlands. De ander, Carles Tubert, is Catalaans maar getrouwd met een Nederlandse. Hij is een van de mensen achter Moturisme en zal de komende vijf dagen onze gids zijn. Uiteraard op de motor.

Het feest begint

Als ik ’s morgens de gordijnen open, zie ik pas waar we terecht zijn gekomen. Voor me strekt zich het Cerdenyadal uit – het enige Pyreneeëndal dat van oost naar west loopt – tussen de laatste mistflarden zie ik een veelheid aan herfstkleuren, bergen en een zonnetje dat absoluut gaat doorbreken. Tegen het hotel aan ligt een dromerig dorpje van een paar straten groot. En onder me trekt een hotelgast baantjes in het zwembad. Het is half oktober en het is aangenaam rustig in het hotel. En ook op de wegen.

Local Carles heeft de routes gemaakt. En het eerste wat we doen is de hoge bergen in het Noordwesten van Catalonië opzoeken. Nieuwe banden of sigaretten hebben we niet nodig, dus de koopgoot van de Pyreneeën – Andorra – slaan we over. Niet veel later begint het feest. Breed slingerasfalt met weinig verkeer, langzaam maar zeker omhoog, zonder al te veel haarspeldbochten – dat zijn toch niet de leukste. Op Pòrt de la Bonaigua (pas van 2072 m) tikken we het hoogste punt aan en slalommen we voorzichtig om de wilde paarden heen. Daarna weer verder met steeds minder oog voor de mooie omgeving en steeds meer focus op het asfalt. Na zo’n 300 km spelen, bereiken we hotel Manantial in de bergspelonk Caldes de Boi.

Kerk met lasershow

De manager van het grote hotel zegt dat ze graag motorrijders als gast heeft. ‘Die zijn belangrijk voor ons. En we hebben zelf ook een motorhart!’
‘Jaja,’ denk je dan, ‘marketingpraatjes.’ Totdat ze je meeneemt naar een grote loods naast het hotel, waar tachtig klassieke Spaanse motoren staan. Oké, we zijn overtuigd. Ze geeft ons ook nog een tip: morgen even naar Estany de Gavallers, een stuwdam met een waanzinnig rijweggetje ernaartoe.
‘En vanavond moeten jullie echt even naar de romaanse Erill la Vall-kerk.’
‘Uh, naar een kerk kijken?’ vraag ik.
‘Echt de moeite waard,’ zegt ze. ‘Werelderfgoed sinds 2000.’
‘Oh. Hm. Tja.’ zegt Mink.
‘Ze hebben er een lasershow bij,’ zegt de manager.
‘Oh ja? Misschien is het toch wel aardig,’ zeg ik.
‘Ik heb al gebeld. Een dame wacht op jullie.’
‘Oké, zullen we nu gaan?’, vraagt Mink.

Weggetjes-die-niemand-kent

Het blijkt inderdaad wat te zijn. Niet alleen de dame die ons met een omhelzing verwelkomt, ook de 3D-lasershow. Het draait allemaal om een muurschildering die uit de kerk is verwijderd en naar een museum in Barcelona is gebracht. Met lasers wordt de schildering in fases geprojecteerd, wat een vrij hoog hoe-hebben-ze-dat-nou-gedaan? gehalte heeft. Leuk.

Het stuwdamweggetje dat we de volgende morgen rijden, is ook een voltreffer, al rijd ik bijna de achterkant van een koe in. En dan vinden we ook nog een superweggetje-dat-niemand-kent naar een klein wintersportstation op 2000 meter hoogte: Boí Taüll Resort. ‘Wanneer valt de eerste sneeuw hier eigenlijk,’ vraag ik aan Carles.
‘Heel laat pas. Tot december kun je meestal blijven rijden,’ zegt Carles.

Alleen maar bochten

Catalonië – bijna zo groot als Nederland – heeft veel meer dan de Pyreneeën alleen. Eronder borrelen nog allerlei bergruggen en -kloven op uit een soms cowboyachtig platteland. En op zo’n rug zie je dan een bord staan dat waarschuwt voor een extreem bochtige weg. Eronder hangt een bordje: 35 km lang… Dat is dan Col de Boixols. En als je daar vlakbij Cervera ontdekt, de geboorteplaats van MotoGP- wereldkampioen Marc Marquez, dan denk je: ‘Ja, vind je het gek met zulke wegen?’

Cervera heeft in de hoofdstraat overigens een Marc Marquez-museum, waarin een aantal van de motoren staat waar hij vanaf zijn derde op heeft gereden. We moeten bekennen dat we liever een Valentino Rossi-museum hadden gezien, maar dit is wel de minst waarschijnlijke plek ter wereld waar je dat zult vinden.

Tjongejongejonge

Even verder ligt Serra del Montsec, een andere uitloper van de Pyreneeën. Het bestaat uit een reeks kloven met waterreservoirs. Daarlangs loopt breed asfalt, waarin elke bocht weer zo goed ligt en zulke mooie panorama’s biedt, dat we aan het eind gewoon even moeten stoppen om elkaar niets anders te zeggen dan: ‘Tjongejongejonge… Wat was dát?!?’

Ook deze weg zal bekend zijn bij Marc Marquez. Maar trainen deed hij ongetwijfeld op het circuit van Alcarráz, waar zelfs een bocht naar hem is genoemd. We nemen er de volgende dag een kijkje en eten er wat. Leuk om even te zien, maar landschappelijk begint het in te zakken, want de bergen zijn verdwenen. Dus snel maar terug naar de Pyreneeën, nu naar het oostelijk deel.

Testwegen voor de pers

We gaan een 130 km door een vrij vlak, maar niet onaantrekkelijk overgangsgebied om bij Solsona te komen. Daarna begint het weer. Nu over bergwegen die regelmatig gebruikt worden voor persintroducties van nieuwe motoren. En dat betekent altijd drie dingen: de wegen zijn super en rustig, de achtergrond is heel geschikt voor fotografie en de kans op goed weer is groot. Hier komen we voor het eerst flink wat toerrijders tegen. Het is dan ook zaterdag. Als we even stoppen, staat er snel een groepje geïnteresseerd naar onze testmotoren te kijken. ‘Wat een mooie machine!’ roept iemand. Helaas zegt ie het over de verkeerde – naar onze smaak dan.

Onafhankelijk Catalonië

Slapen doen we Ribes de Freser. We zien hier een gestage toename van het aantal onafhankelijkheidsvlaggen. Catalonië wil weg van Spanje. ‘In Nederland krijgen jullie steeds meer moeite met Zuid-Europa. Nou, dat hebben wij dus ook,’ zegt Carles. ‘De mensen hebben het gevoel dat we de geldkraan voor de rest van Spanje zijn. Maar de Spaanse overheid wil er niets van weten. Ze hebben de president van Catalonië voor de rechtbank gesleept. Precies op de dag dat een Catalaanse president uit het verleden werd geëxecuteerd. De sfeer is niet goed.’
‘Is het Moturisme-project puur Catalaans?’ vraag ik.
‘Voorlopig wel.’

De surrealistische motorrijder Dali

De laatste etappe gaat door een relatief vlak landschap naar de kust, waar de Pyreneeën na een laatste oprisping de zee inlopen. Onderweg bezoeken we het ommuurde middeleeuwse stadje Santa Pau, dat omringd is door slapende vulkanen en Figueres – de geboorteplaats van de bekende surrealistische motorliefhebber Salvador Dali, die volgens sommigen heel verdienstelijk kon schilderen. Het Dali-museum met de reusachtige eieren op het dak, is een bezienswaardigheid op zich. Ook bijzonder is dat Dali er de laatste jaren van zijn leven woonde, er stierf en er is begraven, te midden van 1500 kunstwerken.

De inspiratiebron

Een belangrijke inspiratiebron voor Dali was het berglandschap van Cap de Creus, dat door de woeste, scheve sedimentlagen ‘onaards’ wordt genoemd. Maar voor motorrijders is vooral interessant dat er bij de Catalaanse wegenbouw een stelletje surrealisten in dienst lijken te zijn. Dat heeft geresulteerd in een onwaarschijnlijk wegverloop. Waar Nederlanders de wegen met bruggen en tunnels zo recht mogelijk hadden getrokken, hebben de Catalanen om elk rotsblok een extra bocht gelegd. En dat eindigt dan ook nog eens in een schitterend kustplaatsje als Cadaquez – waarnaast Dali een tweede huis had. Onecht.

Cadaquez vormt de uiterste oostrand van de Pyreneeën. Maar wij moeten uiteindelijk naar het noorden. En dat betekent dat we de waanzinnige kustweg (N 260) naar Frankrijk nemen, die we – anders dan in het hoogseizoen – bijna voor onszelf hebben. Op een van de twee testmotoren lukt bijna alles wat ik wil en dat maakt van de weg een groot feest. Welke? Dat lees je terug in de test van reisgenoot Mink.

Bij het Franse Coulioure laten we de Pyreneeën achter ons. We gooien de tank vol en zien geen enthousiaste meid die naar buiten stormt om ons te verwelkomen. Zwijgend rekenen we af. Het is duidelijk dat we Catalonië hebben verlaten.

Redactie
Redactie
De redactie van Motor.nl bestaat uit alle redactieleden van MOTO73 en Promotor. Redacteuren Marien Cahuzak, Jan Kruithof, Maikel Sneek en diverse freelancers zijn dagelijks actief voor Motor.nl.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen