vrijdag 22 november 2024

IJsland: De vergeten Westfjorden

Het lijkt een toeristische mythe. Nét de ene deel waar niemand naartoe gaat, zou het allermooist zijn. Jaja. Na 15 keer voorbij de Westfjords te zijn gereden, ontdekken Jan Kruithof en Jan Dirk Onrust nu dat het nog waar is ook. Dat betekent dat onze IJslandreis van dit jaar absoluut door deze bijzondere uithoek gaat.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/ijsland-westfjorden.gpx”]

Jan Dirk Onrust

Door een zwartgeblakerd, smeulend rotslandschap trekt een lange stoet mensen. Tussen de zwaveldampen en borrelende modder door klinkt Spaans, Japans, Amerikaans, Frans en Russisch. Het lijkt bijna een scene uit een ondergangsfilm, waarin de laatste bewoners op zoek zijn naar een veilig heenkomen. Europa 2024 ofzo. Maar in werkelijkheid is het Krafla, een actief vulkanisch gebiedje in het noordoosten van IJsland, vlak langs de ringweg.
IJsland barst van dit soort dramatische landschappen. De ene Hollywood blockbuster na de andere wordt er opgenomen. En dat lijkt zijn uitwerking op het toerisme te hebben gehad. Bijna nergens ter wereld nam het toerisme de laatste jaren zo snel toe als op IJsland. Maar een deel van IJsland slaan ze vrijwel allemaal over. En daar gaan wij naartoe: de Westfjorden.

Moeilijk toegankelijk?!

Zelf zijn we ook minstens 15 keer niet naar de Westfjords geweest. Ze passen niet goed in het rondje, dachten we altijd. Teveel kilometers. En wanneer hoorde je nou wat over dat afgelegen deel van IJsland? Maar tijdens de laatste reizen drongen er toch wat berichten door die jeuk veroorzaakten. Zoals het verhaal van de man van Google Streetview, die we drie jaar geleden tegenkwamen met zijn Opel Corsa met lantaarnpaal op het dak. Hij vervloekte heel IJsland en vooral de Westfjorden. ‘Vreselijke wegen. Al weken ben ik bezig en er komt maar geen einde aan. En ze probeerden me nog te tillen ook bij een hotel in Isafjordur.’

Een jaar eerder waren we er geweest als een onvoorspelde sneeuwbui niet de toegangsweg had geblokkeerd. Een vreemd gesprekje in een hotel vlak voor de Westfjorden maakte ons nog nieuwsgieriger.

‘Wilden jullie naar de Westfjorden?’ vroeg de hotelbazin. ‘Bijzonder…’
‘Hoezo bijzonder? Zijn ze niet mooi?’
‘Jawel. Maar de Westfjorden zijn… uh… de Westfjorden..’
‘Wat bedoelt u?’
‘Er komen weinig buitenlanders… En de Westfjorders… tsja… dat zijn…’
‘…Westfjorders misschien?’
‘Ja, precies!’

Duidelijker wilde ze niet worden. In onze jongensboekengeest ontstond al snel het idee dat er iets verzwegen moest worden. Maar wat? Links en rechts vroegen we verder. Meestal luidde het antwoord dat het fjordengebied ruig en mooi was, maar moeilijk toegankelijk. En toen zei een boer: ‘Moeilijk toegankelijk?! Pfff. Er is de laatste jaren zoveel verbeterd. Nee, ik denk eerder dat die mensen de Westfjorden liever voor zichzelf houden. Bij veel IJslanders staan ze namelijk bekend als het mooiste deel van het land.’

Basken moeten dood

En dan was er ook nog het opmerkelijke verhaal dat de Westfjorden in april 2015 (!) een verordening schrapten die toestond om Basken te doden. Het ging om een 400 jaar oude noodwet die was bedoeld om Baskische walvisjagers te verjagen. Die hadden destijds narigheid uitgehaald, iets met diefstal en met een vrouw. Nadat ruim dertig Basken waren omgebracht, werd de regel eeuwenlang vergeten. Prettig voor de Basken natuurlijk dat ze naar de Westfjorden kunnen zonder vermoord te worden. Het onderstreepte tegelijkertijd dat het fjordengebied het wilde westen van IJsland was. Meer redenen om daar te gaan kijken heb je eigenlijk niet nodig.

Dichtgetimmerd en verlaten

Ruim 500 kilometer na de boot komen we bij de afslag naar de fjorden. Bij het laatste tankstation aan hoofdweg 1 gooien we de tank vol en kopen we een paar broodjes. Het zou wel eens lang kunnen duren voordat we een volgende tegenkomen. En dan gaan we afslag Isafjordur op, de hoofdplaats van de Westfjorden – afstand 330 km, twee keer verder dan Reykjavik. Meteen is het stil, maar niet helemaal onbewoond. Tegen de flauwe helling liggen weilanden met een enkele boerderij. Na acht kilometer komen we bij een dorpje aan het water, Bordeyri. Van een afstand ziet plaatsje er fris en kleurig uit. Van dichtbij is het deels dichtgetimmerd, verveloos en verlaten. Er zouden 25 mensen wonen, maar we zien geen teken van leven, op een bewegend gordijn na. Een gedenkplaat tussen enkele verroeste landbouwwerktuigen vertelt dat Bordeyri vroeger een bloeiende handelspost van de Denen was. Nu is het eerder een spookdorp en dat hebben we nog niet eerder gezien op IJsland. De Westfjorden hebben hun eerst visitekaartje afgegeven.

Zinderend

Kortgeleden was de weg naar Isafjordur grotendeels onverhard. Nu is daar nog maar een kilometer of dertig van over. Het eerste stuk duikt een kwartiertje na Bordeyri op. Met de zwetende Google-man in het achterhoofd rijden we erop. Het blijkt bijna zo vast als asfalt te zijn. Maar het landschap breekt wel open. Na elke bocht of heuvel ontvouwt zich een nieuw panorama van bergen en kapen in vele tinten blauw. Het smalle reepje grasland tussen de bergen en de zee licht soms zo fel op, dat het lijkt alsof er een licht onder zit. Op de meest beschutte plekken staan wat witte huisjes met een blauw of oranje dak. Hoog in de bergen zien we plakken sneeuw en een gletsjer liggen.
‘Zinderend,’ zegt Jan als we even stoppen voor een foto. ‘En dan dacht je dat je alles wel had gezien…’

Landschappen kunnen ontroeren, net als muziek of een film. Maar dit doet nog iets meer. Het is zo sereen en sprankelend, en het voelt zo ver weg van alles dat je Europa met al zijn problemen in een paar kilometer volledig kwijt bent.

Vlinderbrillen

We zijn allang weer terug op het asfalt als we voor Holmavik stoppen voor een kop koffie bij een gemeenschapshuis. Vier werklui die buiten aan de waterleiding rommelen, staren ons ongegeneerd aan zonder te groeten. Ik krijg de neiging te zeggen dat de wet is veranderd en dat we bovendien geen Basken zijn. Maar het is duidelijk dat ze hier niet dagelijks buitenlandse motorrijders zien.

In de kantine-achtige ruimte is het onthaal gastvrijer. Een lieve vrouw zegt dat de vleessoep op het vuur staat en dat we zoveel kunnen pakken als we willen. Aan de muur hangt een collectie zwart-wit foto’s met plaatselijke bewoners. Ik zie vlinderbrillen, Surpremes-kapsels en Ford Taunussen 12m. ‘Dat zijn foto’s uit de jaren zestig,’ zegt de gastvrouw. Ik had eigenlijk gehoopt dat ze van vorig jaar waren. Maar dit is geen tijdreis. De koffie komt gewoon uit een Nespresso-apparaat en we hoeven niet te betalen met een kip. De soep is ouderwets lekker, dat wel.

Rust

De weg naar Isafjordur loopt grotendeels langs het water. Maar soms moeten we een hoogvlakte op. Dat gebeurt niet vaak op IJsland, waar bijna alle wegen gelijkvloers liggen. Hier dus wel en het is sensationeel mooi. We rijden over nieuw asfalt van het ene bergmeer naar het andere, die met een rivier aan elkaar zijn verbonden. Weer zijn we de enigen die zich aan het eindeloze uitzicht vergapen; het is zo rustig dat we de motoren een kwartier lang midden op de weg kunnen zetten, zonder ook maar iemand te hinderen.
De rust is begrijpelijk: de Westfjorden zijn zo groot als een kwart van Nederland en er leven net zoveel mensen als in Den Haag op één vierkante kilometer.

Uit op rottigheid

Het toerisme stelt hier nog zo weinig voor, dat een gepensioneerde schooljuf in korte tijd een van de grotere en leukste accommodaties kon opbouwen op een van God verlaten plek. Heydalur heet de omgebouwde boerderij met aangebouwde huisjes, camping, restaurant en paardenfarm. Via een onverharde zijweg van een kilometer of vijftien bereiken we het.

Ik ben nog niet afgestapt of ik voel iets prikken bij mijn enkel. Er hangt een poolvos aan mijn been. Andere gasten lachen om mijn verbaasde gezicht. ‘Hij is niet gevaarlijk, hoor. Hij is gewoon speels.’

De vos is wild, maar zo hondsbrutaal dat ze hem als troeteldier beschouwen en koekjes geven. Maar de liefde komt van één kant. Mickey, zoals ze hem noemen, blijkt doorlopend uit te zijn op rottigheid. Hij springt op mijn motor, grist een handschoen uit mijn helm en gaat ermee vandoor. En zo loop ik een kwartier achter een vos aan te rennen. Ik wil niet een hele roofdiergroep over een kam scheren, en ik weet dat ze bij de Volkskrant zeggen dat er ook vervelende schapen zijn. Maar wat een etter, zeg, die Mickey.
Binnen, in de gemeenschapsruimte, zit een andere treiterkop: een papegaai. Het beest kan zo feilloos de ringtone van de huistelefoon nadoen dat gasten naar het personeel roepen dat ze moeten opnemen. De plek, de jonge Franse bediening en de huttensfeer zijn de andere redenen om Heydalur niet snel te vergeten.

Bloedfanatieke Vikingen

De tweede Westfjordenetappe gaat door vijf fjorden en langs honderden watervallen om te eindigen in Isafjordur. In Nederland zouden we het een bescheiden dorp noemen, hier is het de hoofdstad (2700 inw.). Isafjordur ligt zo ver van de bewoonde wereld dat bij de middenstand het specialisatietijdperk nog niet is ingetreden. Waar anders vind je een zaak die en hamburgers en gitaren en brilmonturen verkoopt? Maar onze interesse gaat vooral uit naar een kroeg met een lcd-scherm. Het Nederlands elftal speelt vandaag namelijk een kwalificatiewedstrijd. Tegen IJsland…

Even later staan we tussen 38 bloedfanatieke Vikingen die samen al zeker een litertje of honderd bier naar binnen hebben geslagen. Wanneer ik na een gore overtreding van de IJslandse ballenwachters ‘rood!’ roep, heb ik onze herkomst verraden. Dat we desondanks niet in elkaar worden gerost, komt omdat Nederland kansloos verliest. Of omdat de dorpelingen gewoon aardige gasten zijn. Daarom besluiten we maar niet een vechtpartij met de 38 man te beginnen, ook al kunnen we slecht tegen ons verlies.

Sacrale stilte

De derde etappe loopt bijna geheel door het binnenland. Bijna 100 van de 170 kilometers zijn onverhard en gaan de ene bergpas na de andere over. Dat klinkt sommigen misschien iets te spannend, maar het is wel een hoofdroute. Dat betekent dat de weg uitstekend wordt onderhouden. Geen gaten, geen keien, geen zachte stukken; eerder bijna-asfalt waar je zonder te zweten 80 of harder rijdt. Zelfs als we naast de weg sneeuwveldjes passeren, blijft het wegdek goed. Het grote spektakel komt van het landschap. Sacraal stille dalen onderbroken door woeste hoogtes met een zwart berg die daar nog eens bovenuit stijgt – de hoogste van de Westfjorden. En daarna de lieflijkheid van een fjord, waar we de mooiste van alle watervallen passeren: Dynjandi. Waar heb je Patagonië of Alaska voor nodig als je dit hebt? In al die stilte komen we bij drie houten huisjes uit aan een fjord, waar koffie wordt geschonken. ‘Hoe kom je op het idee hier een koffietentje neer te zetten? Hier komt toch niemand?’, zeg ik tegen de serveerster.

‘Nou, niemand…,’ zegt ze. ‘Dit is Hrafnseyri, een van de belangrijkste monumenten van IJsland. Dit is de geboorteplek van Jon Sigurdsson, de man die IJsland onafhankelijk maakte. Zijn verjaardag is onze nationale feestdag. Bij de feesten komt dit huis altijd op de tv.’
‘Oké, twee koffie dan maar.’

Na nog eens een uur onverhard komen we op een achtbaan van nogalnieuw asfalt naar eindpunt Patreksfjordur. Kort geleden was die ook nog onverhard. Het gaat snel met de aanleg van goede wegen op de Westfjorden. Maar wat ons betreft mag de slechte reputatie nog wel een tijdje doorsijpelen.

Redactie
Redactie
De redactie van Motor.nl bestaat uit alle redactieleden van MOTO73 en Promotor. Redacteuren Marien Cahuzak, Jan Kruithof, Maikel Sneek en diverse freelancers zijn dagelijks actief voor Motor.nl.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen