Op een steenworp afstand van de Zuid-Franse glim- en glitterkust ligt een andere wereld. Kleine dorpen waar het leven langzaam gaat, houden stand in een steeds snellere maatschappij. En – niet onbelangrijk – dit is een motorrijdersparadijs. Kleine weggetjes, duizenden bochten en robuuste natuur.
Aan de ontbijttafel van Grand Hotel Bain in Comps-sur-Artuby worden de plannen besproken. Een groep Duitse motorrijders wil richting Saint-Tropez, twee Fransen naar de Gorges du Verdon. Ik vertel dat ik geen toppers op het programma heb, maar langs de onbekende hooggelegen dorpen ga rijden, de villages perchés.
Sterke koffie, stokbrood en croissants leggen het fundament voor de dag. Als eerste haal ik mijn motor uit de garage van het hotel, draai rechtsaf de weg op en rijd de heuvels in. Dikke wolken trekken door de vallei rechts, het restant van de regen- en onweersbui van afgelopen nacht. De wereld glinstert van de waterdruppels, maar het wegdek droogt snel. Binnen twintig minuten kan de rijmodus van Rain naar Road naar Dynamic.
Het is super sturen door de heuvels. Onder het prachtig gelegen dorpje Bargème gaat het strak door een paar opeenvolgende bochten om onder de muren van het kasteel stevig in de remmen te knijpen. Bargème is zo’n typisch hooggelegen dorp in het achterland van de glitterkust. De huizen staan schouder aan schouder boven de vlakte, in de rug beschermd door de hoge bergen van de Alpes Maritimes.
In plaats van Ferrari’s en Bentleys staan hier oude tractoren en gedeukte bestelauto’s
De Côte d’Azur ligt in vogelvlucht amper 35 kilometer verderop, maar dit is een andere wereld. Hier moet de mens het hoofd bieden aan de elementen. De brandende zon in de zomer, de snijdende kou in de winter. Alles is hier heviger: de regen, de wind, de sneeuw en het onweer. Huizen hebben dikke muren en kleine ramen. In plaats van Ferrari’s en Bentleys staan hier oude tractoren en gedeukte bestelauto’s voor de huizen.
Franse slag
Mijn reisgenoot, de BMW R1200GS, is blij met de droge wegen. Het gewicht van de machtige allroad laat zich nauwelijks voelen zodra de machine in beweging is. In de ruime bochten kan er gas bij, in de krappe bochten hoef ik amper te werken om de boel op koers te houden. Het gaat zo gemakkelijk dat de verleiding groot is om de randjes op te zoeken, maar dat is in deze omgeving geen goed plan. Het is altijd oppassen voor de Franse slag. Zo kunnen de wegen kilometers lang van uitstekende kwaliteit zijn en dan rijd je van het ene op het andere moment – als niet oppast – door kuilen en gaten. Of neem de scherpe bochten. Ze worden netjes met borden aangekondigd, maar ook als er geen bord staat, kan de bocht verraderlijk zijn. Tot op zekere hoogte moet je hier altijd met een veilige marge rijden. En zo vlecht ik de bochten en dorpen aan elkaar: La Bastide, Valderoure, Grèolières.
Onderweg naar de Col de Vence, een bergpas van net onder de 1.000 meter hoogte, verandert het vriendelijke landschap in zoiets als een mini-uitgave van de Gorges du Verdon. Het is er minder diep en uitgestrekt dan in de beroemdste kloof van Europa, maar de Pas de Tous Vents is toch een spektakelstuk met tunnels, afgronden, rotsblokken en geweldige vergezichten. Hij staat niet voor niets op de website www.dangerousroads.org!
De wegen slingeren van dorp naar dorp, langs bossen, wijngaarden en velden vol olijfbomen
In de afdaling sla ik de afslag naar het bekende Saint-Paul-de-Vence over. Ik ken het dorp en het is prachtig, maar ook nogal toeristisch en dat is nu juist wat ik op deze rit wil vermijden. Dus stuur ik de GS de andere kant op door de fantastische kloof van de Loup. De weg wringt zich hier door een omniversum van steen en afgrond. Tot op de bodem en vervolgens weer omhoog. Speelterrein voor de tweede en – af en toe – derde versnelling.
Hoewel de dorpen Tourrettes en Gourdon eerder al uitnodigden voor een pauze stap ik pas na de kloof uit het zadel in het bescheiden Mons. Op mijn motorboots maak ik van schaduw naar schaduw een rondje door het dorp en zoek ik een terras op voor koffie met een sandwich. Scrollend door de navigatie zie ik dat er nog een boel bochtige stukken wachten en dus neem ik een extra kop koffie als voorbereiding.
Provence unplugged
We beginnen met de route naar Seillans en, over de Col de Saint-Arnoux, naar kunstenaarsdorp Bargemon. Via een voormalige spoorlijn gaat het verder naar het kleine Claviers, één van de best bewaarde villages perchés van de streek. Nog niet ten prooi gevallen aan het toerisme is het een klassiek Frans dorp met een bakkertje, stamcafé, gezellig pleintje en winkeltje waar ’s ochtends roddels en mooie verhalen worden uitgewisseld. Ook het verderop gelegen Callas heeft deze pure sfeer.
De wegen slingeren nu van dorp naar dorp, langs bossen, wijngaarden en velden vol olijfbomen. Overal is het mooi, nergens wordt het te zoet. Dit is de Provence unplugged. Hier leven de bewoners hun leven, zijn bezoekers van harte welkom, maar maakt niemand een knieval voor het toerisme. Koffie bij het dorpscafé – de Cercle de la Fraternité in Claviers bijvoorbeeld – doe je in een ongepolijst decor tussen de bewoners. Hier geen hippe loungebanken en ingewikkelde koffies. Doe er de groeten aan kastelein Jean-Pierre.
Oudjes op een bankje, kids die spelen, de dorpshond die midden op de weg is gaan liggen
Zulke plekken geven de streek een sterk eigen karakter en dat voel je als je er doorheen rijdt. Een streek ook van bijzondere mensen. Zo wordt het wijnhuis Château de Saint-Martin in Taradeau geleid door een vrouw, Adeline de Barry. Al vanaf het begin in 1740 stonden de vrouwen hier aan het roer. Dat begon toen de mannen het te druk hadden met politiek en oorlog voeren, dus maakten de vrouwen de wijn. Zo is het gekomen en zo is het gebleven.
Of neem Max Doleatto in Flayosc. In misschien wel de oudste nog werkende olijfmolen van heel Frankrijk maakt hij olijfolie van hoge kwaliteit. Zonder compromis. Op een andere, meer commerciële manier valt goed geld te verdienen, maar Max verkiest het ambacht. ‘Geld verdienen is mooi hoor, maar ik wil de traditie voortzetten’, vertelt hij, terwijl hij de oude molen laat zien die vroeger door waterkracht en nu door stroom wordt aangedreven. ‘De olijfboom hoort bij deze streek. We hebben 130 soorten die hier thuishoren. Daarmee maak je de olie die bij de omgeving hoort. Voor topkwaliteit moet je ambachtelijk persen. Dat kost veel meer tijd en levert veel minder olie op. Dat wordt niet gecompenseerd door de hogere prijs van een fles, maar je kunt er wel trots op zijn!’
Max zwaait me uit als ik terug in het zadel van de BMW stap. Terwijl ik opschakel trekt het landschap onverminderd mooi aan me voorbij. De route op de navigatie brengt me naar TourTour en Ampus. In beide gevallen rijd ik er niet langs, maar dwars doorheen. Vanuit het zadel probeer ik de authentieke Provençaalse sfeer op te snuiven. Oudjes op een bankje, kids die buitenspelen, de dorpshond die midden op de weg is gaan liggen en niet van plan is om op te staan. Sterker nog, hij doet niet eens zijn ogen open.
Strakke lijnen rijden
Kilometers glijden onder de wielen van de GS door. Op lange trajecten kom ik nauwelijks ander verkeer tegen. De wereld is hier af en toe een privécircuit. Zodra ik de hand van het gas doe, ruik ik de omgeving: dennen in de zon, tijm en wilde lavendel. Onderbroken door dikke dieseldampen van het plaatselijke boertje dat zijn antieke, maar nog altijd werkende tractor naar huis rijdt. Het loopt tegen twaalf uur, het enige moment van de dag waarop de bewoners haast hebben. Iedereen wil naar huis, want het is tijd voor de lunch, de belangrijkste en meest uitgebreide maaltijd van de dag.
Als ik vanuit Ampus door de heuvels slinger, zie ik plotseling nog zo’n parel liggen: Châteaudouble. Van de twee kastelen die er ooit stonden, is er nog eentje over. Dat wil zeggen: de toren en wat muren staan nog overeind. Het was letterlijk het slot op de deur van de regio. Châteaudouble ligt zo hoog en strategisch dat niemand er ongemerkt langs kon glippen. Ik tik het pleintje aan dat eersteklas op de omgeving uitkijkt en rijd rustig verder.
Het laatste traject volgt een relatief grote weg die de regionale hoofdstad Draguignan met Comps-sur-Artuby verbindt. In de zomermaanden populair bij vakantiegangers die vanuit badplaatsen als Saint-Tropez, Sainte-Maxime en Fréjus de Gorges du Verdon willen bezoeken. Met dank aan het minder fraaie weer hebben de toeristen kennelijk voor een ander uitstapje gekozen, want het is rustig onderweg.
Ik geniet nog eens extra van de snelheid, de weg, de bochten en de omgeving
Het voordeel van een wat grotere weg is dat je ook het tempo kunt opschroeven. Er zijn langere rechte stukken en de bochten zijn ruim en overzichtelijk. Met de rijmodus op Road zoek ik de juiste strakke lijnen. Op die manier hoef ik de toerenteller niet in het rood te jagen om tempo te maken en te houden. Af en toe passeer ik een trage bestelbus of personenauto. Vervolgens zo snel mogelijk terug op de juiste lijn.
Dertig of veertig kilometer zuidelijker vergapen de mensen zich aan de rijkdom van Monaco & Co. Het is ze van harte gegund. Ik schuif nog eens wat lager achter de ruit, zet mijn voeten steviger op de steps en geniet extra van de snelheid, de weg, de bochten en de omgeving. Op het terras van Grand Hotel Bain staat een grote pot bier op me te wachten.
3 x koffiestop
1. Mons
Maak een wandeling door het mooie, stille dorp en zoek daarna een plaatsje op het terras van de Auberge Provençale. Een perfecte plek voor een café noisette met ambachtelijke notentaart. Geweldig uitzicht over de omgeving.
2. Claviers
Parkeer je motor voor de deur van de Cercle de la Fraternité, een ongepolijst dorpscafé. Het is de huiskamer van Claviers, waar bewoners en bezoekers ’s ochtends de dag beginnen en hem ’s avonds eindigen in de laatste zonnestralen.
Dorpsplein uit het plaatjesboek met verschillende terrassen. Niet helemaal onontdekt, maar bijzonder sfeervol. Buiten het hoogseizoen bovendien een gezonde mix van bewoners en bezoekers.
3. TourTour
Dorpsplein uit het plaatjesboek met verschillende terrassen. Niet helemaal onontdekt, maar bijzonder sfeervol. Buiten het hoogseizoen bovendien een gezonde mix van bewoners en bezoekers.
3 x uit het zadel
Je hoeft natuurlijk nergens uit het zadel. Rijden is het mooiste wat er is. Maar als je de benen eens wilt strekken of jezelf wilt wagen aan zoiets als cultuur volgen hieronder onze drie favoriete plekken.
1. Château de Saint-Martin, Taradeau
Op bezoek bij de vrouwelijke wijnmakers van Saint-Martin. Laat je rondleiden door de eeuwenoude wijnkelders en doe aansluitend een proeverij. Geen paniek. Elke slok na het proeven weer uitspugen en de beste fles meenemen voor ’s avonds.
2. Olijfmolen van Flayosc
Even in de remmen bij de olijfmolen van Max Doleath. Achter het kleine winkeltje zijn de eeuwenoude molen en pers te zien. Techniek van perfecte eenvoud. Grote kans dat Max je ongevraagd alles vertelt over goede olijfolie. Leuk, als je Frans verstaat.
3. Ruïne van Bargème
Parkeer je motor aan de voet van het dorp en klim naar de restanten van het voormalige kasteel. Kijk, zó moet een ruïne er uitzien. Verweerd en overwoekerd, maar nog altijd kun je er doorheen dwalen en je fantasie de vrije loop laten.