Onmetelijke rijkdom, prachtige natuur, heerlijke kustplaatsen en mooie wegen. De Cote d‘Azur heeft zoveel te bieden, dat het er in de zomer veel te druk is om lekker te toeren. Nee, dan het najaar. Dan is het shoppen in een snoepwinkel na sluitingstijd. Jan Dirk pikt de twaalf lekkerste snoepjes eruit.
Jan Dirk Onrust
De Côte d’Azur loopt van Menton aan de Italaiaanse grens tot Marseille. En als ik op een vrijdagmorgen in oktober bij Menton aan mijn 400 km lange rit begin, is alles eigenlijk meteen al goed. Niet te heet, niet te fris, het water is blauw en mijn Moto Guzzi Stelvio wit. Over de boulevard rijd ik langs wuivende palmen en uitnodigende terrasjes. En op het strand liggen halfnaakte meisjes te zonnen. Alleen ligt de gemiddelde leeftijd van de meisjes rond de 68. Menton heeft sowieso de oudste inwoners van heel Frankrijk en in het najaar ligt het gemiddelde nog een stuk hoger, zoals aan elke zonnige kust. Maar dat zie ik graag door de vingers. Er staat namelijk tegenover dat ik niet voortdurend door een file hoef te ploegen, bij terrassen niet aan een stoelendans hoef te doen en op de bonnefooi een hotel kan zoeken. En dat de prijzen ook wat gunstiger zijn. Kortom: ruimte om te ademhalen. En om lekker te toeren.
Lutjebroek met een vorst
Twintig kilometer verderop rijd ik het volgende plaatsje binnen. Groter dan Lutjebroek is het niet, maar het gehucht heeft het zo hoog in de bol dat het zichzelf een onafhankelijke staat noemt en de burgemeester denkt dat hij een vorst is. Monaco dus. Op amper twee vierkante kilometer wonen hier 32.000 belastingvluchtelingen, gastarbeiders en wat autochtonen. Dat is zo krap dat veel inwoners in een brievenbus moeten leven. En dan zitten die arme mensen in de zomer ook nog eens voortdurend vast met hun cabrio’s van twee meter breed omdat er duizenden toeristen met Volkswagens en Fiats hier per se een kijkje moeten nemen.
Maar vandaag is het verkeer betrekkelijk overzichtelijk. Toch ziet een Porsche kans een scootermeisje uit haar naaldhakjes te rijden. Nog geen drie minuten later staan twee agenten zeer kordaat het verkeer te regelen en ontfermt een derde zich over het meisje. Ja, nergens ter wereld zie je zoveel blauw op straat als hier: ruim twee procent van de beroepsbevolking werkt bij de politie. Jakkeren als een F1-bolide zit er dus niet in, maar je hoeft ook niet bang te zijn dat je hier bestolen wordt.
Les Trois Corniches van James Bond
Direct achter Menton en Monaco beginnen de Alpen en vrij hevig ook. Daar liggen ook drie fantastische wegen met daverende uitzichten over zee en onmetelijke rijkdom: de Trois Corniches, die enkele keren figureerden in James Bond-films. De Corniche Inferieure loopt langs de kust en schiet dus niet op. De hoogste – de Corniche Superieure, die al door de Romeinen werd uitgebikt – heeft de mooiste vergezichten. De middelste, de Corniche Moyenne, heeft het spannendste verloop.
Als je vlak buiten het centrum het kronkelweggetje naar La Turbie neemt – dat de middelste met de hoogste Corniche verbindt – kom je na de Lambo-garage op nog een wereldberoemd stukje. In de eerste haarspeldbocht verongelukte Prinses Gracia hier in 1982 met haar Rover 3500. Een kleine dertig jaar eerder, toen Grace Kelly nog niet als maagd in het huwelijk was getreden met de plaatselijke prins en volgens ingewijden op de achterbank van een taxi je gulp opentrok voor je het wist, reed ze in de Hitchcock-film To Catch a Thief over precies hetzelfde weggetje. Haar tegenspeler Cary Grant zou hebben opgemerkt dat ze erg gevaarlijk reed…
Twee adelaarsnesten
Achter een oud vrouwtje in een Ferrari tuf ik over de Moyenne Corniche naar Eze-Village, dat zelfs nu nog goed is voor tientallen touringcars die in een chaotisch gevecht om een parkeerplaats zijn verwikkeld. Het oude dorpje ligt als een adelaarsnest bovenop een kustberg en wordt gezien als een van de hoogtepunten van de Cote d’Azur.
Nog veel gekker en maar veel stiller is Peillon, een middeleeuws dorp dat bovenop een veel steilere berg ligt, hemelsbreed 6 km naar het noordoosten. Ik moet er 50 km voor omrijden, maar de weg ernaartoe is grotendeels doodstil en het laatste, zeer steile en smalle stuk bergop is een duizelingwekkend spektakel. Hou alvast een schone onderbroek gereed.
Wereldberoemd hotel
Nice is een van de twee echt grote steden aan de Cote d’Azur. Met alle hectiek en narigheid van dien. Maar zo lang je bij de kust blijft, kom je alleen maar luxe en rijkdom tegen. In de haven zie ik een jacht dat aan Saddam Hoessein toebehoorde. Daarna rijd ik de Promenade des Anglais op, de grootse boulevard van Nice. Tussen alle paleisachtige gebouwen en hotels spring er een uit: het weelderige Le Negresco met zijn roze dak – een van de meest prestigieuze en bekende hotels ter wereld. Voor een nachtje in de presidentiële suite kun je ook bijna twee maanden in een Formule 1 aan de rand van de stad gaan zitten.
De onzedelijke Cap d’Antibes
De volgende dure naam is Cap d’Antibes, waarop Antibes en Juan-les-Pins liggen. Vanaf de stranden van Juan-les-Pins veroverde onzedelijke badkleding – de bikini – de wereld. De langgejurkte mannen van Het Vaticaan spraken er in 1946 schande van.
Het deels ommuurde Antibes is een toonbeeld van het lekkere zuidelijke leven. Kleine straatjes, losse sfeer en altijd levendig, ook nu. Hier geen echt strand, maar wel het zwembad der zwembaden: dat van hotel Eden Roc. Tegen forse betaling mag je erin. Madonna, Sharon Stone, Richard Gere en andere filmsterren gingen je voor. Maar goed, zelfs de McDonalds kan hier waarschijnlijk met beroemde namen smijten, want we zitten nu vlakbij Cannes.
Paparazzo spelen in Cannes
De Boulevard de Croissette in Cannes is het absolute toppunt van de mondaine Cote d’Azur. Degenen die gezien willen worden en degenen die ernaar willen kijken, komen hier samen. Ik merk het als ik bij het Carlton hotel (kamerprijs tot 5500 euro per nacht) mijn camera tevoorschijn haal. Om een of andere reden ziet een Engels echtpaar me voor een paparazzi aan. De man vraagt of ik een beroemdheid opwacht. Op dat moment stapt een poenerige vijftiger uit de draaideur met een jong, donker fotomodeltype op zilverkleurige naaldhakken. Hand in hand lopen ze naar een gereedstaande MacLaren-Mercedes. ‘Dat is de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking,’ verzin ik.
‘Oh dear’, zegt de man hoofdschuddend en maakt vervolgens een fotootje van het stel. Nederland staat er weer gekleurd op bij de Engelsen.
Rode bergen van Cap Roux
Na de dichtbij bebouwing rondom Cannes, komt er wat ruimte. Zoals overal kan ik lekker doorrijden, terwijl de kustweg steeds bochtiger wordt en de uitzichten steeds beter. Op zijn mooist is de kust hier bij de rode bergen van de Cap Roux, zowaar een onbebouwd stuk. Ook bij toeristenplaatsen als St. Raphael en Frejus kan ik gewoon in het zadel blijven. Maar op weg naar St-Tropez kom ik tegen de avond in bekende zomerse toestanden terecht: een file van vele kilometers lang. Dat heeft te maken met een zeilevenement, waar tienduizenden bezoekers op af zijn gekomen. Het is om gek van te worden. Maar niet alleen daarom sla ik de stad van Brigitte Bardot en de beroemde Vieux Port – met pronkjachten met Ferrari’s op het achterdek – over. Een betere reden is het prachtige achterland hier: het Massif des Maures. Al snel wordt het bijna onbegrijpelijk rustig en liggen er tientallen kilometers kronkelende natuurwegen voor me.
Een rustig hotelletje zoeken
Eerst maar eens een hotelletje zoeken, want het is al donker. In een foldertje vind ik het telefoonnummer van een dorpshotel in La Garde Freinet. De eigenaar belooft me een schappelijke prijs en een goede stalling. Eenmaal aangekomen blijkt de prijs iets minder schappelijk te zijn en de Guzzi mag ik van hem op de stoep van de Route National neerzetten. Als ik mijn ongenoegen hierover uit, reageert hij tamelijk agressief, wat mijn ergernis nog verder vergroot. In de Franse horeca zijn ze de laatste jaren een stuk vriendelijker geworden, maar dit is een uitzondering. Nadat ik een suggestie doe omtrent het beroep van zijn moeder, vertrek ik. In het pikkedonker zit ik zonder onderdak. Maar de Zumo brengt uitkomst: hij geeft me een adres en telefoonnummer 18 km verderop. Le Mas du Four. De eigenaar wacht me op in zijn pyjama, hij rekent een schappelijke prijs en heeft een goede plek voor de Guzzi.
Tuffen over het Massif des Maures
Dwars door het Massif des Maures lopen prachtige wegen door dichte bossen en over sterk geaccidenteerd terrein. De weg is bijna verlaten, maar echt opschieten doet het niet door de vele onoverzichtelijke bochten. Bovendien is het wegdek bezaaid met kastanjes. Toch is het heerlijk rijden hier in het warme najaarszonnetje. Een paar van de allermooiste wegen zijn helaas afgesloten met roodwitte linten, net als de picknickplekjes langs de weg, vanwege brandgevaar. Het zou niet voor het eerst zijn dat het kurkdroge bosgebied in een apocalyptische chaos veranderde door toedoen van een achteloze toerist.
Terug aan zee rijd ik op aanraden van de hoteleigenaar naar het schiereiland Giens onder Hyeres. Over twee dijkachtige wegen maak ik een rondje naar het eiland. Dat kom even los van het land met rechts van me een etang met flamingo’s en links de wilde zee met lege stranden en een handjevol surfers. Ja, prima tip van de man.
Genieten in Sanary-sur-Mer
Iets verderop, voorbij de oorlogshavenstad Toulon, rijd ik Sanary-sur-Mer binnen. Een kustpareltje, precies zoals je dat hier wilt zien: bonte vissersbootjes en witte jachten, nostalgische roze en gele geveltjes. Bij een prachtig beschut kiezelstrandje tussen de rotsen, Plage Baucours, zet ik de Guzzi aan de kant om even van het uitzicht te genieten. Stormachtige wind, felle zon een enkele schone zwemster, een paar huisjes op de beboste rotsen. Hier zou ik zo kunnen wonen. Of nog mooier: bij die merkwaardige berg die in de verte uit de zee is gerezen, de Adelaarssnavel (Bec de l’Aigle) bij La Ciotat. Nog geen half uur later heb ik precies op die plek een bed & breakfast gevonden bij een aardige oma, haar dochter en haar kleindochter.
Dunne muren in La Ciotat
La Ciotat is anders dan de kustplaatsen hiervoor. ‘Al die andere plaatsen zijn nep. Hier wonen tenminste nog echte mensen met echt werk,’ zegt de jonge Engelsman Kevin. Hij zou het kunnen weten, want hij woont en werkt bij de jachtwerf die hier schepen voor miljardairs bouwt. Maar nu even niet. Voor het eerst in maanden ziet hij zijn Londense vriendin weer. Speciaal voor die gelegenheid heeft hij een kamer gehuurd, want de muren in zijn eigen woning zijn te dun. En jawel, dat is dus de kamer naast de mijne. In het najaar hopen ze hier verlost te zijn van krolse Engelsen, maar soms zit het tegen. Met oordoppen in en mijn helm op val ik uiteindelijk in slaap.
Door de grote, deels vervallen scheepsindustrie oogt La Ciotat op het eerste gezicht een stuk ruiger dan de schilderachtige badplaatsen die je eerder tegenkomt. Maar misschien is de natuurlijke schoonheid nog wel groter. Aan weerszijden van de Adelaarssnavel, dus links en rechts van de achtertuin van mijn logeeradres liggen de eerste calanques – fjordachtige kustinhammen – die tot voorbij Marseille de kust zo bijzonder maken. Omdat de kustlijn hier sterk omhoog gaat, vind je hier ook het mooiste weggetje van de Cote d’Azur.
De climax: Route de Crêtes
Het heet – uiteraard – de Route de Crêtes en loopt van La Ciotat naar Cassis. Bij aankomst stormt het zo hevig dat de weg is afgesloten. Als de slagboom de volgende morgen weer omhoog gaat, ben ik de eerste die gretig naar boven gaat. Daar, op een kleine 400 meter hoogte, wachten uitzichten over duizelingwekkend steile kliffen waaraan de eerste bergbeklimmers hangen. Achter me ligt La Ciotat spierwit in de zon te schitteren en naast me zie ik wijngaarden met het Massif de Baume op de achtergrond. Voor me de onwaarschijnlijk blauwe Middellandse zee en geelrode bergpunten die door de wind achterover lijken te zijn geblazen. Over de haarspeldbochten in de verte komen de eerste motoren uit Cassis me al tegemoet, want dit is 12 km puur rij- en kijkplezier. En ook de climax en het einde van bijna 400 km Côte d’Azur.
Bah, toch weer even zomer
Het einde? We zijn er toch nog niet? Nee, Er volgen nog 15 kilometers langs Cassis naar Marseille. Ook hier ligt weer een wilde hoge weg met calanques, die niet zo heel veel onder doet voor de Routes de Crêtes. Maar wat is het hier opeens druk. In Cassis kan ik de Guzzi niet eens kwijt in de grote motorstalling bij de haven. Zelfs voor een ijsje moet ik een kwartier in een rij staan die sterk naar zweet ruikt. Op de weg is het niet veel beter. Half Marseille lijkt de motor te hebben gepakt. Voor het eerst moet ik scherp opletten voor scheurende tegenliggers die op mijn weghelft komen. En voortdurend in mijn spiegels kijken om racegekken in de gaten te houden. Nee, in oktober is de Côte d’Azur vaak op zijn best. maar niet in het weekend in de buurt van een grote stad. Dat lijkt ineens wel zomer. En dat is wel het laatste wat ik wil.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-azur.GPX”]
Ligt de Cote d’Azur in Denemarken ?
Ha vrienden,
Hier gaat misschine iets mis met de download.
Dat geeft bij mij namelijk het bestand “TRK-Deense-Westkust.GPX”.
Ligt het aan mij of zetten jullie het goeie bestand bij dit leuke artikel?
Groet, Jack
@jack Ik zie het zelfde. Denk een verkeerd bestandje bij de tekst!
Evenals andere keren krijg ik alleen een lijst met coördinaten. Daar kan ik niks mee.
Wei helpt mij uit de brand om dit naar een route in Map Source te krijgen?
BVD!
Andra, probeer Chrome als browser. Explorer heeft vaak dit probleem. Of anders: cursor op bestand zetten, rechter muisknop/klik en vervolgens Opslaan als…