De oude Grieken noemden Corsica Kalliste: Het mooiste van het mooiste. Na drie dagen raggen over het asfalt van Haute-Corsica ziet Jan Dirk geen reden om ze ongelijk te geven. Corsica is zelfs een motoreiland.
Jan Dirk Onrust
Stel je bent de Schepper en je denkt op een dag: laat ik eens een motorparadijs maken. Hoe zou dat er dan uitzien? Je pakt veel bergen, veel bochtig asfalt en ruige natuur. Daarna zorg je voor een dramatische kust en wat gezellige dorpjes en stadjes. En dan ga je het enorm overdrijven. Nog meer bergen en belachelijk veel bochten en een lekker klimaat erbij. Maar je wilt natuurlijk niet dat iedereen er zomaar kan komen, dus maakt je er een eiland van dat net iets te ver weg ligt. Om te voorkomen dat het een grote toeristische bouwput wordt, laat je er vrijheidsstrijders, maffiosi en heel veel ambtenaren rondlopen, zodat de economische ontwikkeling niet van de grond komt. En je noemt het Corsica. Oftewel Île de Beauté, het eiland van de schoonheid.
Is het echt een motorparadijs? Vrijwel iedereen die op Corsica is geweest, zegt het. Maar gek genoeg is het voor mij altijd een witte vlek op de kaart gebleven. Te dicht bij de Alpen waar al zoveel moois is te zien. En tegelijkertijd was Corsica net iets te ver weg. Maar een uitnodiging van reisbureau Endurofun Tours trekt me begin oktober toch over de streep. Het werd tijd.
Vanaf Nice is het met Corsica Ferries amper vijf uur varen naar Bastia. Ruim een etmaal na vertrek, zit ik ontspannen achter een zoetig Corsicaans biertje op een terras in de oude haven. Met vijf Duitse reisgenoten.
Huh? Duitsers? Jazeker. Endurofun Tours is een Duits reisbureau. Omdat het bedrijf uit Itzehoe spontaan steeds meer aanmeldingen van Nederlandse motorrijders krijgt, klopte oprichter Jochen Ehlers nu ook bij ons aan. ‘En Herr dipl. Ing, Ehlers, klikt het een beetje tussen de Duitsers en de Nederlanders?’ vraag ik.
‘Absoluut,’ zegt Ehlers die de trip op Corsica begeleidt. ‘Vroeger was het een tijdje wat minder, logisch. Maar Duitsers en Nederlanders zitten wat mentaliteit betreft heel dicht bij elkaar. Dus eigenlijk hebben we alleen maar goede ervaringen. Nederlanders zijn bovendien vaak goede motorrijders en ze klagen niet over elk wissewasje.’ En waarom zou het ook niet klikken? Het superpünktliche van de Duitsers is er ook wel een beetje af. Morgen zullen we om 9.00 uur vanuit Bastia vertrekken, maar het mag ook uitlopen naar 9:05 uur.
Cape Corse
Drie hele dagen om Corsica te verkennen. Dat lijkt heel wat voor een gebied met de oppervlakte van Gelderland en Overijssel bij elkaar, maar opschieten kun je vergeten op dit extreem bergachtige eiland. Daarom beperken we ons grotendeels tot het noordelijke deel, het departement Haut-Corse (Hoog Corsica). Met de 180 km die we vandaag voor de boeg hebben, zijn we de hele dag zoet.
Als we Bastia (130.000 inwoners) via de kustweg naar het noorden verlaten, laten we bijna de helft van de Corsicaanse bevolking achter ons. Dus voor ons ligt vooral rust. En meteen al een prachtige weg die vlak langs het water scheert. Hoog is het nog niet, maar bochtig des te meer. Na 20 km heb ik mijn Moto Guzzi Stelvio al meer laten slingeren dan op de 500 km naar Nice.
Het gebied waar we rijden heet Cape Corse – een schiereiland van 40 bij 10 km – ook wel de miniatuurversie van Corsica genoemd. Hoge bergen in het midden, bijna kale rotsen met ruig struikgewas – maquis – en baaien met kleine strandjes aan de randen. Typisch Middellandse Zee, maar toch heel anders dan de Spaanse, Franse of Italiaanse kust. Bovendien is het hier onbegrijpelijk leeg. Bij gebrek aan iets anders is het toerisme belangrijk voor de Corsicaanse economie, maar de grootschaligheid van het vasteland ontbreekt. Wat wij natuurlijk alleen maar leuk vinden. Nergens hoeven we hier een voet aan de grond te zetten. Behalve dan als onze eigen Herr Flick aangeeft dat we een foto moeten maken.
Driftende Alpines
De oostzijde van de Cape Corse is prachtig, de westzijde sensationeel. We rijden wat verder van de zee af, maar we zitten een stuk hoger, wat na elke bocht voor weergaloze uitzichten zorgt op knalblauw water, een paar witte kustplaatjes tussen de ruige rotsen en de hoogste bergen van Corsica (2600 m) in de verte.
Hoewel we er redelijk voortvarend overheen rijden, worden we plotseling opgejaagd door een stokoude Renault Alpine A110. Nee, twee zelfs. Nee, minstens tien. En allemaal dragen ze rugnummers. Het blijkt dat we verzeild zijn geraakt in een soort rally van internationale Alpine-clubs. En dan is het spel op de wagen. We laten ons natuurlijk niet te grazen nemen door een paar ballen in een klassieke auto. Zodra we de eerste twee hebben laten passeren duiken Jochen en ik er achteraan. Maar dat valt nog niet mee. Zij spelen dan ook vals. Zij kunnen met driftende achterwielen door de bochten en lopen daardoor langzaam maar zeker op ons uit. Na tien minuten bungelen, besluiten we ons maar te storten op secundaire geneugten des levens. Zoals wijn.
Trigger happy
Onderaan Cape Corse ligt het wijnplaatsje Patrimonio. Regelneef Jochen heeft er een bezoek aangevraagd bij de wijnboer Montemagni. Vooropgesteld: als noorderling en motorrijder snap ik bier en whisky, maar niets van de genietcultus rondom wijn. Dat hoort meer bij mannen met een sjaaltje en een Renault Alpine. Toch wordt het een leuk bezoekje. Dat komt door Aurélie Melleroy, een zachtaardig en slim meisje uit de Elzas dat leiding geeft aan een horde Marokkaanse en Corsicaanse macho’s met een kort lontje. Hoe houdt ze die druivenstampers in bedwang, willen we natuurlijk weten. ‘Je moet hier wel een beetje voorzichtig zijn, want de mannen op Corsica zijn behoorlijk trigger happy. Maar als ze echt niet willen luisteren, dan geef ik ze gewoon een schop,’ zegt ze charmant, terwijl ze de bijbehorende voetbeweging maakt. Een volgend memorabel moment dient zich aan als Aurélie uitlegt dat de opslagketels worden gereinigd met 100 % alcohol. ‘Nee, pure alcohol bestaat niet,’ verbetert Jochen haar. ‘Het kan hooguit 96 % zijn.’ Duitse reisgenoot Michael wint de eeuwige sympathie van de groep door te zeggen: ‘Jochen, ga nou niet de Duitser uithangen.’ De ‘hooguit 96 %’ zal de komende dagen de stok worden waarmee we de groepsleider slaan. ‘Heb ik gelijk of niet, jongens?’ ‘Mwoah, hooguit voor 96 %.’ Reizen met de Oosterburen? Ik kan het iedereen aanraden.
We vinden ons hotel in het kuststadje Calvi, dat hier bekend staat als de geboorteplaats van Christoffel Columbus. Maar aangezien Columbus nog een stuk of tien geboorteplaatsen heeft, waarvan Genua de meest waarschijnlijke is, hoeven we ons daar niet veel van aan te trekken. De grote Genovese citadel, waarin de ruïne van zijn ‘geboortehuis’ staat, is er nauwelijks minder om.
Rode kliffen
Geen wolk te zien en 20 graden als we aan de kustweg naar Porto beginnen, 100 km ten zuiden van Calvi. De calanques – fjordachtige inhammen – liggen rechts van ons, granieten kolossen tot een meter of 800 aan de andere kant. Het is zo imponerend ruig dat we eerder een beetje dwarrelen dan rijden om het in ons op te nemen. Om een foto te maken, kan ik rustig een paar minuten midden op de weg staan, zo stil is het. Een keer moet ik remmen om niet achter in een koe te rijden, een andere keer moeten we wachten op een touringcar die vast zit in een te krappe bocht. Dat is al het oponthoud. Verder kunnen we vrijwel de gehele rit naar Porto zwierend en zonder onderbrekingen afleggen. Iets wat eigenlijk aan geen enkele Europese kust mogelijk is, zelfs niet in oktober.
Porto (Zuid-Corsica) staat bekend als een van de hoogtepunten van het eiland. Het is een klein kustplaatsje dat op rode kliffen ligt aan een baai die valt onder een natuurgebied van de werelderfgoedlijst. Met een beetje geluk zie je hier visarenden, zeearenden, lammergieren, valken en zelfs dolfijnen. Om dat eens goed te bekijken, moet je naar Girolata, een dorp aan een nabijgelegen baai, dat je alleen over water kunt bereiken. Maar een plotseling opkomende storm maakt de zee al even ruig als het land en de boot blijft voor anker. Dan maar even iets zuidelijker rijden, naar de Capu Rossu. Puntige rode rotsen met diepe ravijnen en met de helblauwe zee erachter. Eindelijk is het echt druk. Het krioelt van de touringcars die voor elke blinde bocht met de claxon aankondigen dat ze voorrang zullen pakken. De kaap hoort dan ook tot het spectaculairste dat Corsica te bieden heeft.
Wij hebben het geluk dat Jochen al meer dan vijftig keer op het eiland is geweest. Hij leidt ons voorbij de drukte naar een schitterend haarspeldbochtenweggetje naar een kleine afgelegen baai – Ficajola – waar een gezin verstoord opkijkt als ze op hun ministrand zes motorrijders zien aankomen. Voordat wij in het lauwe zeewater plonsen zijn ze al vertrokken.
Patroonhulzen
Ons hotel ligt een kilometer of twintig landinwaarts in Evisa en toch heeft het uitzicht op zee, zoals alle hotels die Jochen uitkiest. Het betekent dat het hoog ligt, op ruim 800 meter en dat we een fantastisch stuk kunnen zwieren over een superweggetje. Op de laatste dag steken we dwars over naar Bastia via de hoogste pas van het eiland: Col de Vergio op 1477 m. Door een kastanjewoud met veel loslopende varkens, loopt de weg zonder veel drama naar boven. Daarna wordt het een bijzonder ruig schaapherdersgebied, wat al aangekondigd wordt door de bekende beschoten verkeersborden en patroonhulzen die overal in de berm zijn te vinden. En natuurlijk door de Monte Cinto, met 2706 m de hoogste berg van het eiland. In La Scala di Santa Regina treffen we Corsica op zijn wildst: een zeer smalle kloof dwars door een grootste steenchaos met snelstromend water in de diepte.
Net ver daarna bereiken we de ziel en het geografische hart van Corsica: het stadje Corte. Door de geïsoleerde ligging was Corte altijd het meest vrij van vreemde invloeden. Hier riep vrijheidsstrijder en nationale held Pasquale Paoli in 1755 de onafhankelijkheid uit. Die periode duurde maar veertien jaar, maar Corte is altijd het hart van het Corsicaanse nationalisme gebleven. Het prachtige gelegen stadje (6300 inw.) zou dan ook het meest puur Corsicaans zijn. Dat valt onder meer te zien aan de hoge huizen in het centrum. Omdat ze huizen hier pas verkopen of opknappen als volgens oud gebruik de hele familieclan akkoord daarmee gaat, staan ze er wat vaak armoedig maar des te schilderachtiger bij. Het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt is de citadel die hoog boven het stadje uitrijst.
Inkoppertje
De rit van Corte naar Bastia gaat over een moderne, veel bredere weg dan we tot nu toe hebben gehad. En in de buitenwijken van Bastia rijden we zelfs langdurig door buitenwijken met McDrives en bouwmarkten. Om te voorkomen dat de prachtreis in een anticlimax eindigt, stuurt Jochen ons voorbij Bastia toch nog even naar boven, waar we San Martino di Lota op een hoge bergrand ons hotelletje met uitzicht op zee vinden. Als we onder de platanen van het hotelterras een fles laten aanrukken, stelt Jochen maar weer eens dat de oude Grieken Corsica het mooiste van het mooiste noemden. ‘Hadden ze gelijk of niet, jongens?’ vraagt hij. Een inkoppertje voor ons natuurlijk. ‘Hooguit voor 96 % procent!’ zeggen Michael en ik tegelijkertijd.