Er zijn bergen, heuvels, valleien, vergezichten, leuke dorpen, fijne terrassen, hotelgarages waar ze ’s nachts je motor toedekken, ambachtelijke bieren, azuurblauwe stuwmeren, kastelen, afgronden, uitstekende croissants en bovenal onnoemelijk veel bochten. En toch rijden we er massaal voorbij: Matheysine.
Amper een kwartier onderweg en het asfalt duikt omlaag. De bochten laten zich perfect insturen. Links, rechts, links, rechts. De navigatie dirigeert me over een boogbrug en rechtsaf naar een weg die aan de rotswanden boven de afgrond lijkt te kleven. Op de bodem raast het water van Le Drac, een bergrivier die blauwgroen van kleur is dankzij het smeltwater van sneeuw en gletsjers uit de Franse Alpen.
Het is geen Gorges du Verdon, daarvoor is het traject te kort, maar wat rijdt het lekker zeg. Even naar de rand rijden en afstappen voor een blik in de diepte en weer door. Over smalle wegen. Door heuvelachtig terrein dat omringd wordt door de hoge bergen van Les Écrins, de Vercors en het Dévoluy-massief. Dit is bovendien de perfecte habitat voor mijn reisgenoot, de Moto Guzzi V85 TT. Maar daarover later meer.
Ik rijd door de Matheysine, een onbekende streek die samen met de Trièves, het doel is van deze ontdekkingstocht. Onder motorrijders zijn Corps en La Mure misschien nog bekende namen dankzij de Route Napoléon die er doorheen gaat, maar verder dan deze populaire N85 kijkt nauwelijks iemand. Iedereen is gefocust op het volgen van de route die de Franse koning-keizer-admiraal aflegde na zijn ballingschap op Elba. Deze keer doe ik het anders.
Terwijl de Guzzi de ene na de andere bocht messcherp afvinkt, vraag ik me af waarom hier zo weinig motorrijders zijn. Of beter gezegd, waarom er zo weinig mensen zijn. Conclusie: het ontbreken van een buitencategorie toeristentrekker. Er is geen topmuseum, berg met historische beklimmingen, reusachtig pronkkasteel of bergpas met 48 haarspeldbochten. De streek is zelf de grootste attractie en dat verkoopt wat lastiger. Dat moet je ervaren.
Rijdend van het ene naar het andere leuke dorp voelt dat steeds meer als een groot pluspunt. Ik rijd alleen en krijg het idee van een soort expeditie. Alsof er nog geen motorrijder is geweest. Het sfeervolle stadje Mens brengt me terug op aarde. Bij een terras in het centrum staan twee motoren. Dat blijken locals te zijn die brood komen halen en voor de terugweg naar goed Frans gebruik een koffie drinken bij Café des Sports.
‘Route Napoleon?’, zo vraagt local Michel. ‘Die is voor de toeristen. Je moet op de bonnefooi kriskras tussen de kleine dorpen door rijden. C’est genial!’
Pretpas
Een goed advies sla je niet in de wind. Dus volgen de verstilde dorpen elkaar in hoog tempo op. Mens, Le Perrier, l’Alley, Saint-Maurice-en-Trièves en Le Monestier-du-Percy. Soms ligt zo’n dorp er leeg en verlaten bij, een tikje in verval zelfs. Soms zijn de huizen opvallend mooi geconserveerd en gerestaureerd. Vaak met dank aan mensen die in de afgelegen streek komen wonen op zoek naar een minder complex bestaan.
Op het pleintje van Prébois maak ik een praatje met wijnboer Samuel en zijn collega Max. Beiden komen uit de streek. Max is altijd gebleven, maar Samuel is na een jarenlange carrière als technicus in de filmindustrie teruggekeerd naar zijn geboortegrond. ‘Je verdient op het platteland minder geld, maar hebt een rijker leven’, zo luidt zijn wijze les.
Rijden over kleine weggetjes. De V85 TT houdt ervan. En ik ook. Liefst met de rijmodus op Sport. Niet om daarmee de straatstenen uit het wegdek te trekken, maar omdat de standaardmodus ook voor toeristisch doorrijden te tam is. In de Sport-stand heeft de Guzzi echter de bite die het rijden met een allroad zo lekker maakt.
Voorbij het leuke dorp Clelles – stop bij Le Bistrot de la Place voor een dagschotel – gaat de route verder over de uitlopers van de Vercors. Het is er prachtig. De weg wendt en keert met aan de horizon voortdurend die langgerekte supersteile rotswand. Er bovenop ligt het plateau van de Vercors. Zoals gezegd zijn er geen reusachtige bergpassen in Matheysine en Trièves, maar de Col de l’Arzelier staat garant voor een boel rijplezier, een echte pretpas: bijna negen kilometer lang, goed voor 513 hoogtemeters en met de top op 1.156 meter. Ik schakel een versnelling terug en gooi het gas wat verder open.
De pashoogte aantikken, afdalen en weer omhoog. In de heuvels aan de overkant staan twee fraaie viaducten recht boven elkaar. Ze zijn eind negentiende eeuw gebouwd voor de treinen die kolen vanuit de regio naar het noorden transporteerden. In La Motte-d’Aveillans kun je een museum bezoeken over de mijnbouw. Het toeristentreintje dat nu over de spoorlijn tuft maakt er een stop voor het naar de belvédère klimt met droomuitzicht op de stuwmeren.
Die meren zie ik vanaf de hooggelegen weg ook gewoon vanuit het motorzadel. Ze zijn exotisch blauw. Het slotstuk van de dag is spectaculair en eindigt met de motor in de stalling en de mens op het terras.
Handen aan het stuur
Vroeg op. Om op te warmen neem ik een bergpas die strikt genomen niet in de Matheysine ligt, maar daar wel eindigt: Col de la Morte op 1.368 meter. Even een paar haarspeldbochten rijden, 1.000 hoogtemeters maken en de ogen figuurlijk dicht in het lelijke skistation. Eenmaal over de top neemt de natuur de wereld weer stevig in handen.
Op advies van een plaatselijke motorrijder die ik gisteren in La Mure trof, heb ik Le Désert in mijn route opgenomen. Het is een doodlopend dal, maar naar verluidt erg mooi en bijzonder. Onderweg passeer ik gehuchten en geitenboeren, kapelletjes en een camping. Hoe verder ik het zijdal in rijd, hoe smaller het asfalt wordt en hoe hoger en grootser de bergen. Onderweg kom ik precies nul auto’s of motoren tegen. Zelfs geen fietsers of wandelaars. In deze rust zet ik de Guzzi in de derde versnelling en kijk ik uitgebreid om me heen.
Het dal zwaait de wereld uit met een paar heerlijke bochten en dan stopt de weg. Eindpunt Le Désert, een gehucht, een handvol huizen, een hameau, zeggen ze hier. Waar het asfalt ophoudt, beginnen de machtige bergen van het Parc National des Écrins met ruige natuur en toppen die tot én net over de 4.000 meter gaan. Het is het domein van steenbokken, adelaars, gieren, gemzen en talrijke beschermde reptielen, bloemen en planten. Bij het barretje ben ik als motorrijder ook een zeldzame soort, naar Le Désert komen vooral wandelaars.
Ik stuur de V85 TT terug het dal uit naar een verscholen pas: Le Col de Parquetout op 1.395 meter. Het grootste gevaar schuilt in de combinatie van een supersmal weggetje, matig wegdek en de mooiste vergezichten als afleidende factor… Handen aan het stuur! Concentreren. Concentreren! Als de route aan de andere kant van de col overgaat in een fatsoenlijke asfaltweg laat ik de motor ontspannen uitrollen naar een bar aan het stuwmeer Lac du Sautet.
Het is ondertussen gemeen warm geworden. De overgang naar de zuidelijkste Alpen doet zich voelen. De Middellandse Zee ligt hemelsbreed maar zo’n 150 kilometer verderop. Motor aan de kant, laarzen open en doet u mij maar een literfles water, s’il vous plaît.
5X Stoppen
La Mine Image
Een museum over de mijnbouw in de streek. Het is deels gevestigd in voormalige mijngangen, zodat je een goed idee krijgt van het dagelijks werk. Info: www.mine-image.com.
Le Bistrot de la Place
Ongedwongen adresje in Clelles. Je zet de motor voor de deur op het pleintje en kijkt wat de pot schaft. Meestal is er keuze uit twee gerechten. Veel producten komen van de eigen boerderij of bevriende boeren in de omgeving. Ook geliefd bij de locals. Info: www.lebistrotdelaplace.fr.
Brasserie Matheysine
Blond, bruin, IPA. Het zijn maar enkele soorten bier die in deze brasserie op ambachtelijke manier worden gebrouwen. Gezellig terras erbij met in het weekend kleine hapjes. Prima plek aan het eind van de middag. Of om gewoon een paar flessen in de motorkoffers mee te nemen. Info: www.brasseriematheysine.fr.
Distillerie La Salettina
Naar oud kloosterrecept wordt de beroemde Liqueur La Salettina gestookt. Inclusief museumpje en shop. ‘Het recept werd in 1864 door een apotheker teruggevonden’, aldus derde generatie likeurmaker Raoul Attanasio. Info: www.salettina.com.
Plage de Savel
Doe een zwembroek in je koffers, want ook in de bergen kan het warm worden. Zeker als je zo zuidelijk bent. Lekker toch? Afkoelen met een duik in een bergmeer. Eenvoudig te bereiken: Plage de Savel en het Grand Lac de Laffrey.
Kaal, Grillig en woest
Als ik – uitgerust, afgekoeld en bijgetankt – de motor wil starten voor de laatste lus van de dag, is mijn standaard enkele centimeters diep in het asfalt gezakt. Hoezo warm? Met de Motor Guzzi weer rechtop is het met temperaturen boven 35 graden Celsius verleidelijk om naar het hotel in Corps te rijden. Maar aan de overkant van het stuwmeer staan die prachtige bergen van het Dévoluy-massief. Kaal, hoog, grillig, woest. Bovendien belooft een front van donkere wolken regen en verkoeling. Ach, waarom ook niet? Omhoog.
Op zoek naar de Col du Noyer. Deze is 1.664 meter hoog en doorklieft het massief. De klim is geweldig, de rit over de hoogvlakte ook en op het deel dat tussen de rotsen ligt, krimp je als motorrijder tot het formaat XXXS. Er vallen een paar druppels op mijn vizier, maar het wegdek is nog altijd droog genoeg om soepel door te rijden.
De afdaling eindigt bij de Route Napoléon en het schuimende water van Le Drac. Linksaf gaat het naar Corps, waar mijn bed voor komende nacht staat. Ik draai de weg op en geef stevig gas. Mijn onderkomen Hôtel de la Poste is een achttiende-eeuws relais, destijds gebouwd als rustplaats voor koetsiers en een plek om van paarden te wisselen. In de garage staan vandaag meer pk’s dan driehonderd jaar geleden.
Als ik ’s avonds met een bord en biertje op het terras aan de Route Napoléon zit, komen er tientallen motoren voorbij. Ik gun ze allemaal een paar dagen authentieke motorpret in Matheysine. Er zou een bord met een pijl erop moeten hangen: knijp in die Brembo’s, hier moet je zijn!
De reis
De streken Matheysine en Trièves liggen op zo’n 900 kilometer vanaf Utrecht. Je kunt het gebied goed combineren met bijvoorbeeld de Vercors of de zuidelijke Alpen.
Overnachten
Wij sliepen tot tevredenheid bij Logis Hôtel Murtel in la Mure met prima kamers, een goed restaurant en een afdak voor de motoren. Fijn: kamers met balkon. Info: www.logishotels.com.
Ook waren we een nacht te gast bij Hôtel de la Poste in Corps. Op het terras zit je direct aan de Route Napoléon. De kamers zijn klassiek, wat bijdraagt aan het historische gevoel van dit hotel. Verrassing: de motoren in de garage worden ’s nachts toegedekt met een dekentje tegen het stof. Info: www.hotel-poste-corps.com.
Informatie
www.matheysine-tourisme.com; www.trieves-vercors.fr; www.alpes-isere.com; www.france.fr.