Op de duinen die bijna aan de voortijlende wolken raken golft zilvergroen helmgras als de vacht van een groot dier. De zon verscheurt de dreigende luchten en laat de zandvlakte, die zich als een natte woestijn uitstrekt tot aan de Noordzee vlammen.
Een straffe aflandige wind beteugelt de branding die gestuwd door het opkomend tij toch steeds weer een streepje verder landwaarts rolt. Aan de einder, op golven met schuimende stormkoppen zijn vaag de silhouetten van enkele boten te zien. ‘Zwaar zeetje, lastig om te landen’, denk ik onwillekeurig en fantaseer over al die schepen die gedurende vele eeuwen op deze kust aangekoerst hebben. En nee, ook al doet het landschap er sterk aan denken, ik bevind me niet op één van onze waddeneilanden. Als ik me omdraai sta ik oog in oog met het enorme Lindisfarne Castle, dat bijna op een natuurlijke manier de top vormt van een eenzame rots op een stukje land in zee dat soms wel, en soms geen eiland is. Het decor heet Northumbria, en ik rij hier een weekend rond op de motor.
Hoonlachende kokmeeuwen
Frankrijk heeft Mont St.Michel, Engeland heeft Lindisfarne oftewel Holy Island. Een bezoek aan het halfeiland moet je goed plannen, want alleen bij laagwater kun je de oversteek over land maken. Deze geïsoleerde ligging maakte het mogelijk om van hier uit het christendom over het vaste land van Groot Brittanië te verspreiden.
Tijdens een rondje om het kasteel heb ik de tijd goed in de gaten gehouden: mis je het juiste moment, dan zit je zeker zes uur vast op het kasteeleiland. Maar ik ben te vroeg. Voor me gaat de weg nog schuil onder een kabbelende golfslag. Kilometers water scheiden me van de kust. Het is fascinerend om te zien hoe de zee zich terugtrekt en hoe over de zanderige zeebodem een gave asfaltloper wordt uitgerold. Al gauw rij ik langs borden die waarschuwen voor het wassende water. Wie die raad in de wind slaat, zal in een noodgeval het vege lijf moeten redden in één van de schuilhutjes op palen. Tsja, en dan maar wachten, boven de klotsende golven, onder het hoongelach van door de lucht schietende kokmeeuwen.
Waarschuwende vinger
Voortgestuwd door megapaardenkrachten, in balans gehouden door moderne systemen heeft de ferry van DFDS Seaways geen enkele moeite met tegenwind, getijden of zware zeegang: tegenwoordig is landen op deze kust een fluitje van een cent. Zacht wiegend op de lome trillingen van het grote schip vaar je op één oor door de nacht van IJmuiden naar Newcastle, en terug. De ideale manier om uitgerust aan ‘Het Mooie Rijden’ te beginnen.
Northumberland, het noordoosten van Engeland, staat bekend om de fraaie natuur, de zandstranden en de pittoreske dorpen aan zee. Maar ook omdat het graafschap de meeste kastelen van Engeland telt. Het is ‘borderland’, en in meer dan één opzicht een grensgebied. In het noorden, aan de andere kant van een grens waar meer dan 200 jaar om gestreden is, ligt Schotland. In het zuiden vormde Hadrians Wall de noordgrens van het Romeinse Rijk en in het westen liggen de Cheviot Hills, een natuurlijke barrière. Nieuwe dreiging kwam vanaf de Noordzee, nadat de Romeinen, geplaagd door tegenstand en innerlijke verdeeldheid zich terugtrokken uit Noord-Europa en Engeland. Dat was rond 400 nC.
De Grote Volksverhuizing kwam op gang en Vikingen, Friezen en Angel-Saksen trokken de zee over. De Engelsen verschansten zich en bouwden kastelen, havens werden versterkt met muren. Ik probeer me die aanblik vanaf zee voor te stellen: hoe er na dagen zeilen of roeien land in zicht komt en hoe met iedere zeemijl dichter onder de kust het massieve silhouet van een burcht hoger uit het landschap oprijst. Torens die dreigend als een waarschuwende vinger in de hemel priemen, met een air die zowel ‘kom maar op’ als ‘waag het niet’ lijkt te dreigen.
Gapende vuurmonden
Een echo van dat historisch machtsvertoon trof me toen ik die ochtend, net wakker, door de patrijspoort keek. De kanonnen van Tynemouth Castle, het fort dat sinds eeuwen de Tyne-monding controleert, spuwen allang geen ontploffend buskruit en ijzeren kogels meer. Maar toch, oog in oog met de gapende vuurmonden was een zweem van die dreiging nog voelbaar. Met een massief ‘full-english-breakfast-maar-zonder-bloedworst-thank-you’ achter de knopen, stort ik me in de ochtendspits, richting Cramlington. Daar, noordelijk van Newcastle, gaat de snelweg over in de A189, het glooiende land evolueert naar heuvels, doorsneden door heggen en stenen muurtjes. Tot ik door de duinen rij, die kustweg B1068 flankeren naar Amble-by-the-Sea.
Zweinstein
Voorbij de stranden van Druridge Bay buig ik linksaf, via de B1330 het Coquetdale in, steek de rivier over en zigzag noordwaarts naar Alnwick. In het gelijknamige kasteel, een fantastisch bouwwerk uit 1096, woont sinds de Middeleeuwen de familie Perci, Hertogen van Northumberland, nazaten van Willem de Veroveraar. Het is na Windsor het grootste nog bewoonde kasteel van Engeland, en in het omringende park zijn 65.000 verschillende planten samengebracht. Tijdens de 14de eeuw was het een strategische plek bij talrijke veldslagen, waarin Harry Hotspur de Engelsen aanvoerde tegen de Schotten. Gezeten te paard leeft hij voort in een imposant beeld, dat een binnenplaats domineert. Qua faam heeft hij concurrentie gekregen van een andere Harry: het kasteel is wereldberoemd geworden als Zweinstein, de filmlocatie van de school waar Harry Potter zijn successen kende. Eerder was het al een populaire plaats voor tv-producties als‘Blackadder’, en films als ‘Elisabeth’ en ‘Robin Hood’. De sfeer is heel authentiek en de rijk ingerichte vertrekken staan vol schatten: meubels, keramiek en de grootste privécollectie renaissancekunst van Europa, met schilderijen van Titiaan en Van Dyck.
Teveel voor één bezoek en zeker nu, want ik wil vooral ook rijden. Zon en wolken strijden met elkaar als ik door de stadspoort Alnwick verlaat. Ik pak de B1340 naar het noorden, langs de kust die recent het predicaat Nationaal Erfgoed kreeg. Het is laagtij, op de hartslag van het heelal heeft de zee zich teruggetrokken. Brede stranden met wit zand liggen droog rondom Dunstanburgh Castle dat uitkijkt over Embleton Bay. De vette klei van de zeebodem glinstert, steltlopers zijn druk met het bij elkaar pikken van pieren en andere dingetjes.
Witweg getrokken koppen
Ook al liggen ze slechts een paar kilometer oostelijk van de A1, die Newcastle met Edinburgh verbindt, de dorpjes aan de kust hebben de authentieke sfeer goed geconserveerd. Seahouses beschikt over een sfeervol haventje, waarvan het historische deel nog ommuurd is. Ooit bedoeld om bescherming te bieden tegen indringers vanuit zee, werd het in vredestijd een ‘veilige haven’ voor het smokkelverkeer met Schotland. Vissersboten dobberen op de deining, terwijl de visserlui netten boeten en dekken schrobben. Op de kades liggen kreeftenfuiken, bundels veelkleurig touw en kratjes van de visafslag. In het noorden staat het silhouet van Bamburgh Castle op de duinen, terwijl je in het zuiden nog net de ruines van Dunstanburgh Castle kunt zien. Voor de kust liggen de Farne eilanden met de door Henry VIII gebouwde Longstone vuurtoren. Hoewel zo’n beetje overbodig geworden door satellietnavigatie, brandt die toch nog iedere nacht: het voortbestaan is gegarandeerd door de beschermvrouwe van het lichtbaken, de Queen zelf. Kan het Britser! Vanuit de haven vetrekken bootexcursies naar de eilandjes, naar de zeehondenkolonies en de broedplaatsen van de grappige papegaaiduikers, de puffins. Het Engelse dametje in de kaartjeskiosk probeert me ‘oh yes dear, it’s lovely!’over te halen, maar ik pas als ik zie hoe een schoolklasje stil en met witweggetrokken koppen aan wal klimt, na twee uur speelbal te zijn geweest van de golven. Ik zwier liever zelf! En bij voorkeur door mooie bochten, en die zijn er gelukkig volop.
Maar voordat ik landinwaarts verder trek, boek ik vast een hotelletje. Westelijk van de A1 naar Edinburgh, ligt een mooi glooiend land met veel kleine weggetjes door een agrarisch gebied met kleine dorpen. De rhododendrons kleuren uitbundig. Bossen en open land wisselen af, doorsneden door beekjes en kleine rivieren. Een land waar de wegen lijken te zijn aangelegd door en voor motorrijders.
Een sprookjeskasteel
Op een steenworp van Holy Island ligt Bamburgh Castle, dat massief oprijst uit groenglooïende velden waarin brem en pinksterbloemen bloeien. Hoog op de basaltrots die vanuit de duinen in zee prikt, lijkt het een typisch middeleeuws sprookjeskasteel, en van welke kant je het nadert, de aanblik is majestueus. Het is bewoond en te bezichtigen, vooral de wapenkamers en kerkers zijn geliefd. In Bamburgh houdt de kustweg op en om de A1 te vermijden maak ik via de B6349 naar het historische Wooler, een stukje A697 en de B6354 een omweg naar Berwick aan de Tweed, de grensrivier met Schotland. Hoe meer cijfers, hoe schilderachtiger de weg en vooral de B-wegen met 4 cijfers zijn lekker om te rijden. Er is nauwelijks verkeer en soepel scheer ik tussen de heggen door. Over de Royal Border Bridge rij ik de ommuurde stad binnen en weer uit. Niet omdat Berwick geen sfeer heeft – voor de liefhebbers van historische oorlogvoering is het Barracks & Borough museum een interessant doel – maar de avond valt. Over de A1 vlieg ik terug naar Seahouses en strijk neer in het Towers Hotel in Beadnell. Ook al ontbreekt ‘Fawlty’ in de naam op de gevel, de sfeer is typisch Engels: van boven tot onder met wilde decoraties gestoffeerd, met een gezellige privat- en public bar en een prima keuken. Pinten bier gaan rond voordat de kok aan het werk wordt gezet. Wat te denken van gerookte zalm en met stiltonkaas gevulde paprika’s? En ja natuurlijk: chips en hele grote fluoriserendgroene doperwten.
Een grazend monument
In het ochtendlicht stuur ik m’n Triumph Sprint ST naar het zuidwesten. We rijden landinwaarts via Breamish Valley naar het Northumbria National Park. In de berm van weg B6348 nabij Chatton trekt een simpel bordje de aandacht: ‘Wild Cattle’. Huh, wild vee? Na een fikse wandeling door wat een oerbos lijkt en het passeren van een aantal hekken ontmoet ik uiteindelijk de beheerder van een kudde unieke runderen. Hun geschiedenis gaat terug tot halverwege de 13de eeuw, toen op het ommuurde 134 hectare grote landgoed van Chillingham Castle vee werd uitgezet voor de jacht en voedselvoorziening. Sinds die tijd leeft de kudde geïsoleerd, in zijn oorspronkelijke biotoop, en is 700 jaar vrij gebleven van directe menselijke inmenging en fokprogramma’s. De witte dieren met hun roodharige oren staan genetisch dichter bij hun prehistorische voorouders dan welk ander rund ter wereld. Ondanks onvermijdelijke incest is de kudde sterk, gezond en zuiver. Wonderlijk is dat de dieren genetisch identiek en dus natuurlijke klonen zijn. Desondanks zien er geen twee er hetzelfde uit en dat lijkt in tegenstelling met de genetische wetenschap. Charles Darwin himself begon in 1862 een studie naar de Chillingham Wild White Cattle, een onderzoek dat tot op heden wordt voortgezet door de universiteit van Edinburgh. De diversiteit wordt deels verklaard door de ontwikkeling in de baarmoeder van een dier, dat leeft in een natuurlijke omgeving. Het bekijken van de kudde is alleen gedoseerd en vanuit de Landrover van de parkwachter mogelijk. Niet alleen om de dieren te beschermen, ook voor de veiligheid van de bezoekers, want het zijn wilde dieren, vooral als ze kalveren hebben. Het geïsoleerde park heeft een positieve invloed op de wildstand van het natuurgebied: onder gigantische uit de Middeleeuwen stammende elzebomen leven damherten, zwijnen en roofvogels. De wilde kudde vormt een indrukwekkend levend monument, waarvan het bestaansrecht is vastgelegd: de komende 999 jaar mogen zij in het park blijven grazen.
Waar het spookt…..
De Triumph vreet een helling, maakt scherp een bocht rechtsom naar beneden, duikt even in de vering, sprint een stukkie rechtuit en klimt meteen weer in een lange linkerbocht over een bult die ik in m’n buik voel. Mooie bochten en asfalt met goed grip, de wegen lijken aangelegd, louter en alleen om ervan te genieten: motorrijden in Engeland doe je met een grote smile. Weer of geen weer, het overtreft de beste kermisattractie. En zie je op de kaart een verboden-voor-caravans-symbool, dan is dat de weg die je moet hebben! Ik slinger mee met de Breamish rivier het Northumbria National Park in, totdat na een twintigtal geweldige kilometers de weg in de heuvels stopt. Niet erg, rij ik dat mooie stuk nog een keer! Er zijn weinig wegen die de Cheviot Hills kruisen, dus trek ik langs de voet van de heuvels zuidwaarts via de B6341 en de B6320, die helemaal tot het schilderachtige marktstadje Hexham loopt. Ik stop alleen om af en toe een hek open en dicht te doen en geniet van het landschap waarin uitgestrekte heidevelden, groene dalen, rivieren en bossen elkaar afwisselen. Voor Hexham buig ik af om nog een stukje B6318 te rijden, de weg die Hadrian’s Wall volgt: de met steenblokken gestapelde barrière, in 122 AD door de Romeinen gebouwd als buitengrens van het rijk om die lastige barbaarse Schotten buiten houden. De 117 kilometer lange muur loopt van de Ierse Zee tot de Noordzeekust door een glooiend coulisselandschap, dat in 2000 jaar maar weinig veranderde. Een rommelende maag stuurt me op een rondje zuidwaarts. In The Lord Crewe Arms (Blanchland) schuif ik achter een pot ‘afternoon tea’ en een ‘ploughman’s sandwich’. Het eeuwenoude uit natuursteen opgetrokken plaatsje is één van de meest authentieke dorpjes van Engeland. Hier heeft de tijd echt stilgestaan. Sommige oudere bewoners zijn nog altijd huiverig om het pleintje over te steken na zonsondergang: het schijnt er te spoken. Helaas, ik kan het niet checken, de zondagmiddag loopt op z’n eind. Binnendoor rij ik tot vlakbij Newcastle, laveer rond tientallen rotondes naar de haven waar de veerboot ligt te wachten, om me door de nacht terug naar IJmuiden te varen.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-northumbria.GPX”]