De Grüne Straße of Route Verte is een aantrekkelijke route door het Zwarte Woud, Elzas en Vogezen – aantrekkelijk voor motorrijders, maar ook aantrekkelijk vanwege het landschap. De groene route levert je een dynamische beleving van Frans-Duitse vriendschap en cultuur. Weiger je af te stappen dan is de route boven alles geweldig toeren.
Het doet denken aan de onderkant van een es champagne: het groen glanzende bekken bij het Fürstlich Fürstenbergisches Schlossmuseum in Donaueschingen, dat wordt beschouwd als de bron van de Donau. Terwijl Europa’s op één na langste rivier zich opmaakt voor zijn reis naar het oosten, beginnen wij onze rit de andere kant op over de in 1961 als ‘een band van verzoening’ ontwikkelde Grüne Straße alias Route Verte, die grensoverschrijdend de twee voormalige aartsvijanden Duitsland en Frankrijk met elkaar verbindt. Eveneens van de partij is een Engelse dame, de Triumph Bonneville T120 Black. Zeer tot genoegen van kameraad Klaus, die sinds kort lonkt naar de sterke zus van de Triumph, de Thruxton. Zo kan hij mooi een keertje een tweecilinder testen terwijl hij privé nog met zijn 955i Triple door het land jakkert.
Deinend asfalt
224 kilometer lang is de Grüne Straße, die zeventien stadjes en dorpen aandoet, officieel dan. Je kunt je strikt aan de route houden, maar er ook een beetje losjes mee omgaan – de bochtige wegen in het achterland zijn nu eenmaal té verleidelijk. Zo mijden we de B31, waar altijd les op de loer liggen, en volgen liever het grijze lint dat vrolijk op en neer deint in het veld-, bos- en weidelandschap met zijn schaakbordpatronen, en die de carnavalsstadjes Bräunlingen en Löffingen met elkaar verbindt.
Blacky, pardon, Bonnie, is niet zo springerig. De afstelling van de achtervering is minder hard dan die van de directe concurrentie met het blauw-witte logo op de tank. Tijd voor een stop voor de kleurige trapgeveltjes en bloemenarrangementen bij de Demetrius-fontein in Löffingen. Zouden ze in Frankrijk ook winkels als ‘BioEcke’ hebben? In elk geval wel gedenkplaten met inscripties als ‘Aan onze helden 1914-1918’. Bij de volgende stop, Badeparadies Schwarzwald in Titisee-Neustadt, is het druk. Wij volstaan met waterkoeling voor het klassiek geribde 1200 blok. En een koel glas bier in Schwärzenbach, in de motorvriendelijke Salenhof.
Bonusrondje
Black Forest at its best, om het eens op z’n Engels te zeggen. De morgenzon verdrijft de vroege nevels uit het dal, in het groen geschakeerde landschap grazen een paar koeien als bruin-witte eilandjes. Ergens krijst een cirkelzaag. ‘Blub blub’, antwoordt Bonnie. Ze moet zich even vermannen voordat ze het gewoel rond de Titisee in duikt: waterfietsverhuur, verkoop van schapenwollen sokken en koekoeksklokken en Amsterdams aan- doende parkeerproblemen. Kortom vlucht- re ex, terug naar de idylle. Waar bij een zeer fotogenieke Zwarte Woud-boerderij met een knipoog geschreven staat: Copyright voor het bloemenarrangement 10 euro s.v.p. Peanuts vergeleken bij wat een suite in het Parkhotel Adlerhof in Hinterzarten kost: 439 euro. Dan viel de bon die Klaus jaren geleden voor een beetje gassen door het Höllental moest dokken wel mee. De bochten daar op de B31 zijn top, maar de lawines van blik slaan elk rijgenot dood. Niet zo gek dat je dan een alternatieve route pakt: de B500 tot Thurner, en van daaruit via de zogenaamde Spirzensteil en met scherpe bochten omlaag naar Himmelreich. Geweldig! En dan mag de T120 nog best wel wat meer op haar kant. Kirchzarten, beroemd en berucht vanwege de jaarlijkse Ultra Bike Marathon, is vandaag voor gemotoriseerde etsers zoals wij slechts een doorgangsstation voor we etsmetropool Freiburg binnenrijden. Eindelijk aangekomen bij de markante Martinstor met de legendarische McDonald’s, na meer stilstaan dan hollen, bitst een eerder ordelievende dan behulpzame voorbijgangster ons toe: ‘De parkeerplaats is daarginds.’ Tja, geen plaveisel voor pk’s. Dat verandert op slag bij een bochtig bonusrondje langs de wijngaarden op de Kaiserstuhl. En als ergens bij Ihringen de weg plotseling is afgesloten en een geïmproviseerde omleiding volgt, kan Bonnie de endurokwaliteiten tonen: bij het achtervolgen van een Mercedes W114, die over de landwegen scheurt alsof ie aan een rally meedoet. Dan is het tijd voor een stuk Schwarzwälder Kirschtorte aan de voet van de Burgberg in het vredige centrum van Breisach, alvorens op de andere Rijnoever Frankrijk lonkt.
Orgie van geluid
Hoe je je begin achttiende eeuw tegen ongenode gasten beschermde, kun je zien in Neuf-Brisach met zijn dikke vestingmuren die het stadje achthoekig omsluiten. En hoe je in de Elzas het leven viert, dat ervaren we van dichtbij in Colmar, samen met de zwaarbepakte motoren. Bij het navigeren door de smalle straatjes van de oude binnenstad blijven boze blikken ons niet bespaard, want wat een orgie van geluid. Boven je hoofd de weelderig versierde gevels van renaissance- en vakwerkhuizen, beneden op de pleinen zitten mensen aan honderden lange tafels gebroederlijk te eten en te drinken op het wijnfeest Foire aux Vins. Een hotelkamer is nergens meer te krijgen – daarvoor wijken we uit naar hotel Au Cheval Blanc in Baldersheim. Wat dan wel weer het voordeel heeft dat de motoren zich de volgende dag op de weg terug naar de Route Verte eerst lekker warm kunnen rijden.
Bochtencaroussel
Om niet te ver af te dwalen richten we onze aandacht op de Route des Crêtes over de Grand Ballon en storten we ons pas op de Col du Firstplan in de bochtencarrousel van de Vogezen. Even later in Turckheim duizelt het je al snel van al het moois dat je ziet. Wat een juweeltje. Het bord zegt het al: Beste bezoe- kers, ontdek de stad te voet. Dat de T120 niet voor de poes is, toont ze op de D11 naar Les Trois Epis en Orbey. Bonnie is niet zo van de diepe grom, maar in de vier- de versnelling rijdt ze als een klokje met een mooi toerental. Dan een sprakeloze blik in het verleden op de Col du Wettstein en het Mémorial du Linge: een begraafplaats vol kruisen herinnert aan de loopgravenoorlog van de jaren 1914-1918, aan de zinloze slachtpartijen onder Franse en Duitse soldaten.
Dorpsfeest in Stosswihr. En hopsasa, iedereen is in een opperbeste stemming. Het oog wordt als vanzelf getrokken door mobiele, vaak al decennialang onderhouden cultuurgoederen in de vorm van oude Peugeots, Saurers of Zündapps. En op de markt kun je zelfs voor sierkippen terecht. In het vrije veld trekken de oudjes tijdens het Concours d’Élégance aan de toeschouwers voorbij. Hôtel Restaurant de la Cigogne in het nabije Munster dient zich aan als ideaal logement. En als daar dan een stuk geurige Munster kaas op je bordje ligt, gegarneerd met karwijzaad en een klodder honing, ja dan weet je het: zo smaakt de Franse zomer.
Een zomer die je in zo’n prachtig weekend niet voor jezelf hebt. Dat geldt al helemaal voor de ‘rode’ D417 over de Col de la Schlucht, die als een slagader door de Vogezen vibreert als de pieken en dalen in een cardiogram. De Britse motor is hier bepaald niet als enige on the road. En wat horen we rond het Lac de Gérardmer weer vaker dan ons lief is? ‘Complet!’ Merde, same procedure as yesterday. Als pleister op de wonde ne- men we de heerlijke D34 van La Bresse naar Vagney. En motel Quick Palace op het industriegebied van Epinal is beter dan niks.
Er is nog wel wat meer dan een hotelbed. Als je dan toch een snelle stop maakt in Epinal, de met bloemen getooide hoofdstad van de Vogezen aan de nog prille Moezel, wat mag je dan niet missen? De basiliek Saint-Mauri- ce uit de elfde eeuw bijvoorbeeld – en voor- al ook het Musée de l’Image met zijn verzameling beeldverhalen en houtsneden die vanaf 1796 in Epinal zijn gedrukt en als voorlopers van de strips de wereld over gingen. Terwijl we de zolen van onze laarzen rust gunnen, bestuderen we in de schaduw van de basiliek het al even boeiende en kleurige stukje drukwerk dat ons een paar lollige uren op de motor belooft. En zo besluiten we, geïnspireerd door Michelins kaart 516, de omgeving van Epinal te verkennen.
Geprikkelde lachspieren
Tussen Remiremont en Hadol maken Bonnie en Klaus een paar ererondjes om de onverwoestbare eik, die hier vermoedelijk al sinds de Franse Revolutie staat. Bij Ahéville rijden we bijna synchroon met een zaaimachine de bochten door – de trekker met aanhanger die op de binnenbaan over de akker stuift, de Triumph die evenwijdig daaraan voren trekt in de D10. En laten we ook niet de spectaculair driftende MX5 vergeten die machtig veel rubber achterlaat. Maar waaraan kun je hier anders je geld uitgeven? O, maar dat kan best. Bijvoorbeeld in Vittel en Contrexéville.
In de twee om hun mineraalwater bekende kuuroorden aan het eind van de Route Verte nodigen casino’s uit tot een gokje. Aan tijden die gelukkig tot het verleden behoren herinnert het monument Vittel à ses enfants morts pour la France. Passender dan de soldaat met opgestoken bajonet wordt de vreedzame, verzoenende geest van deze route verbeeld door het park Jardin de la Terre. Want daar worden onverhoeds je lachspieren geprikkeld: tuinkabouters tussen het groen!
Verblijf
Mooie zomerse weekends en een volle evenementenkalender: de plaatselijke hoteliers varen er wel bij, maar het is niet altijd handig om op de bonnefooi naar de Grüne Straße/Route Verte af te reizen. Tijdig reserveren voorkomt stress en/of vele extra kilometers bij het zoeken van een hotelkamer. Hotel-apps komen onderweg vaak goed van pas.
Trefpunten
Op korte afstand van de Grüne Straße vinden in het Zwarte Woud ‘benzinegesprekken’ plaats op de Hegaublick bij Engen, www.hegaublick.deen op de parkeerplaats bij de Schluchsee-stuwdam. In de Vogezen hadden we ontmoetingen met gelijkgestemden op de parkeerplaats tegenover Hôtel La Cigogne in Munster en op de Col de la Schlucht in de met een grote Joe Bar-afbeelding getooide Brasserie de la Schlucht.