Toeren in Noord-Groningen. Je moet niet bang zijn voor stilte, leegte en rechte lijnen. Ook vermaak vind je er nauwelijks.
In Noord-Groningen laat je zelfs de kroeg links liggen, want de Noord-Groningse mens is iemand van zo weinig woorden, dat menigeen zich er ongemakkelijk bij voelt. Maar ik hou van deze stille streek, ben dol op het karakter van de bewoners in dit kale land. Toer er ook vaak. Toch wil ik wel eens wat anders. Misschien reikt Groningen wel verder dan de Duitse grens.
‘Ik vind die KTM niet mooi. Raar hoog ding, maffe kuip. Begrijp best dat’ie iets Dakar-achtigs moet hebben. Dat past ‘m, maar zo vind ik het niks.’ Bas zit breeduit op het terras. In twee uur zijn we van Steenwijk naar Emden gereden en voor we aan de toer langs de Duitse Waddenkust naar Denemarken beginnen, lusten we wel een koffie of twee. Bas is in Ducati. Nou ja, zíjn Ducati. ’t Is een eerlijke boeren-Duc, die ooit begon als 900SS. Is overigens niet onaardig bedoeld. Het geeft meer aan hoe de eigenbouw eruit ziet. En nu zit’ie af te geven op de KTM. ‘Komt omdat de kuip je doet denken aan een kerktoren. Jij met je gereformeerde opvoeding hebt daar gewoon een pesthekel aan. Volgens mij hadden ze de Grossglockner in gedachten.’ Bas kijkt me droog aan: ‘En de windbescherming vind ik ook niet super.’ Zo, de toon is gezet. Dit wordt weer een ouderwets leuke toer. En ik heb ’m nog niet eens verteld dat ik de GPS heb meegenomen.
Zakdoeken
Het is knap lastig om Emden kwijt te raken. De GPS stuurt ons steeds een industrieterrein op, terwijl’ie juist de kleinste weggetjes langs de dijk moet kiezen. Tenminste, zo heb ik de route op de pc gemaakt. Kunnen we lekker doorrijden zonder op elke straathoek een blik op een in de wind wapperende kaart te werpen. Zo heb ik het Bas uitgelegd, maar dat argument wordt om zeep geholpen als we binnen vijf kilometer drie keer rechtsomkeert moeten maken. Bas blijft wantrouwig en twijfelt sterk aan de zegeningen van satellietnavigatie. Omdat het zo niet opschiet, steken we rechtdoor naar Greetsiel, een snoezig haventje aan de Leybucht. Bas was er al eens met een tjalk en geeft er hoog van op. Langs het water staan wat antieke roodbakstenen huizen mooi te zijn en op de sluis kletsen vissers op leeftijd de dag stuk. Hoewel er enkele garnalenkotters in de havenkom liggen – wat duidt op arbeid -, heeft het stadje veel weg van een museum. Veel roodverbrande ouderen met een zakdoek om het hoofd geknoopt tegen de zon en aan ijsco’s likkende kinderen. Doe mij maar Noordpolderzijl, met z’n gemaal en huiskamercafé.
Overrompelen
‘Heb je geen kaart meegenomen?’ Bas op z’n best: cynisch. Ik probeer ‘m uit te leggen wat er fout is gegaan. Heb het over Mapsource, kaartleveranciers, wegafsluitingen en eenrichtingswegen. Hij kijkt me zo glazig aan, dat mijn monoloog vanzelf verstomd. ‘Zullen we weer?’ Da’s het mooie van toeren met Bas. Altijd haast om weg te komen. Niet uit nieuwsgierigheid van wat nog komen gaat, maar om ouderwets te motorrijden. Zo hebben we al heel wat kilometers in Europa afgelegd. Achter elkaar aan jagen, urenlang. Aan de zoutweiden van Dornumersiel – staat als highlight op de site van het Duits Verkeersbureau – rijden we strak voorbij en ik verbaas me er niet eens over. Doe ook geen moeite. Het gaat fijn zo en de GPS doet zijn werk goed.
Die stuurt ons langs de zeedijk over de smalste klinkerpaden, die gek genoeg niet verboden zijn om in te rijden. Ik heb er schik in. De vering van de V-Strom moet hard duwen om de hobbels en bobbels glad te strijken. Weet zeker dat we deze wegen op een kaart nooit hadden gevonden. Zonder snelheid in te houden, rag ik de dijk op en voor me ligt de wijde Waddenzee. Het is eb. Het water in de geulen en prielen
glinstert in de zon. Vogels scharrelen op de grijze zandplaten hun kostje bij elkaar. En op de nevelige horizon liggen de Duitse Waddeneilanden net zo mooi als de Nederlandse. Een uitzicht over de Waddenzee kan je overrompelen. De tragiek die in dit veranderende landschap schuilt, maakt je neerslachtig en opgewekt tegelijk. Het confronteert je met je eigen veranderende kop, met rimpels die als prielen, muien en kreken op je voorhoofd liggen. Maar het is ook fascinerend dat je je hoofd zo ziet veranderen. Net als het wad. En de haast is weg. Een uur lang liggen we in het gras te filosoferen. ‘Zit wel een mooi blok in. Soe pel onderin en sterk in het middengebied. En de versnellingen sluiten ook mooi aan. Nergens een gat.’ Bas heeft het naar z’n zin.
Hinderlaag
Eigenlijk wilden we Wilhelmshaven in. Vanaf een dukdalf naar oceaanstomers kijken, maar het is zo alles verziekend heet. Dus ploeteren we voort van stoplicht naar stoplicht. De hitte van het blok maakt het er allemaal niet beter op. Juist als oververhitting dreigt, laat de stad ons los en raakt het voorhoofd weer gekoeld door de rijwind. Met een wijde boog ronden we de Jadebusen, een grote inham, en ontwijken we politieagenten die met lasergeweren in hinderlaag liggen. Dan sturen we over een kilometers lange rechte klinkerweg. Links de stoere dijk en rechts weilanden. Daarin onderscheidt de Duitse Waddenkust zich niet van de Groningense. Het tekort aan diep water aan de ene kant van de dijk wordt gecompenseerd door veel vierkante kilometers grasland aan de andere kant. ’t Is net of we voortdurend door een weiland rijden.
Of aardappelvelden. Of kool. Eigenlijk doodsaai en toch is het dat niet. Het land ligt lui te stoven in de zon, wat
heerlijk geurt. In de kleine dorpjes gaat het leven z’n gangetje in een ritme dat we niet meer gewend zijn. En op het terras worden we verwelkomd met ouderwetse gastvrijheid. Worden we aangesproken door een wildvreemde en daar schrikken we toch van.
‘Moet zo tanken. Het lampje brandt.’ Dit is een test. Bas verwacht dat ik de GPS een pomp laat opzoeken. Zoals in de Jura, verleden jaar. Toen ging ik helemaal de mist in. ‘Lijkt me sterk dat we er niet eentje tegenkomen,’ zeg ik ontwijkend en leeg mijn glas Cola. Ondanks het late uur is het nog steeds warm. Het is zo’n moment van de dag waarop je opziet tegen de laatste 20 kilometer naar de camping. Liever zou ik blijven zitten in de schaduw van de bomen. Biertje erbij, beetje kouten over van alles en nog wat. Aan de andere kant: Duitse schnitzel! De gedachte aan een stuk platgeslagen vlees zo groot als een schoenzool sleurt me door de dip.
Oriëntatie
Het is laat geworden op camping Eckwarder Hörne. Duitsland won z’n eerste WK-wedstrijd met 4-2 van Costa Rica en het werd feest. Een flesje Haacke-Beck kostte €0,50, waarvan 10 cent voor een goed doel. Een mooi argument om goedkope rondjes te geven. De uitnodiging voor de BBQ volgde snel. Bleke worstjes op zuurdesem brood met curry-saus. De gastvrijheid van Ingo, Barbara en Lars was overweldigend. En diep in de nacht werd berouwvol de oorlog aangehaald. Nooit geweten dat veertigers nog zo met de oorlog worstelden. Maar dat was vannacht. Nu moet ik al mijn aandacht op de weg houden. Gelukkig levert veel lucht in de helm al snel een minder bonkend hoofd op. In Nordenham rijden we naar de veerboot over de Weser, naar Bremerhaven. Een havenstad naderen over het water is zoveel mooier dan over de weg. Vanaf het water zie je de zeeschepen liggen, zonder dat er een stuk verdwijnt achter een hoge kade. Pas dan zie je hoe monsterlijk groot zo’n ding eigenlijk is. En dan liggen hier nog niet eens de grootste. Gele loodsboten varen af en aan. Reusachtige kranen zwieren langzaam door de lucht. ’t Is net War of the Worlds, het zijn net mechanische insecten die het op motorrijders hebben gemunt. Even verderop stoppen we bij de tentoonstelling ‘Aufbruch in die Fremde’. Heel wat Duitsers vertrokken eind 19e eeuw vanuit Bremerhaven naar Amerika. ’t Is nog niet eens zo lang geleden dat op Ellis Island Europeanen werden behandeld als allochtonen.
Daar is de zeedijk weer. Die roept toch heel wat vragen op waarover je in je helm uren kunt nadenken. Waar begint’ie? Net voorbij Zurich, onderaan de Afsluitdijk. Hoe hoog is’ie. Schat een meter of tien. Hoe lang ligt’ie er al. Zou het niet weten. En voor je het weet rijd je Wremen in. Bremen… Wremen? En je vraagt je of iemand net een beuk in z’n gezicht had gekregen toen’ie deze plaatsnaam bedacht. Nog steeds zijn er mensen die motorrijders dom vinden, maar die weten niet dat motorrijders denken per strekkende kilometer. Bas denkt niet na. Hij vroeg net waar we waren. ‘Duitsland,’ antwoord ik en lach me een ongeluk. Hij is zijn oriëntatie helemaal kwijt.
Matjes met honing
Motorrijden en 30 graden combineert niet. Als we in de remmen knijpen om in Cuxhaven te lunchen, besluiten we in dezelfde beweging ze weer los te laten. De hitte beneemt ons de adem. Liever pauzeren we op de dijk met Matjes, want de maag is wel toe aan iets stevigs. In Müggendorf stuiten we op een langgerekt wit restaurant bovenop de dijk. Nederland is in rep en roer over de verlate Hollandse Nieuwe, maar wij laten ons de oude goed smaken. Vreemde combinaties krijgen we voorgeschoteld: matjes met room en appelschijfjes, matjes met honing. Je maag zou er van omdraaien, maar dat willen we juist. De goede kant op dan, want zo kunnen we de laatste slag met Koning Alcohol winnen. Op de dijk recreëren tientallen zonaanbidders. Met uitzicht op passerende oceaanstomers naar Hamburg.
Zonnen op de dijk is hier niet ongevaarlijk. We lezen dat als een schip al kilometers voorbij is, je nog verrast kunt worden door de huizenhoge hekgolf. Voor je het weet lig je in de Waddenzee. Die net als in Groningen wordt gekoesterd. Op de spaarzame plekjes waar je je motor bovenop de dijk kunt sturen, word je bijgespijkerd met wetenswaardigheden over wadvogels, zeehonden, zeekraal en lamsoor en garnalen. En steevast de mededeling dat we zuinig moeten zijn op het Niedersachsische Wattenmeer.
Dithmarsch
In Wischhafen schepen we opnieuw in op een veerboot, naar Glückstadt deze keer. Daarmee voorkomen we een omweg van bijna 100 kilometer én een hete helletocht door Hamburg. En dat voor iets meer dan zeven euro voor twee motoren. Benzine is duurder. Vanaf de overkant scheuren we mee in een groepje Ducati-rijders. Dat gaat hard, heel hard in noordelijke richting. Dan stuiten we op de 5 en dat doen we met een reden. Als je die volgt tot net voor Brunsbüttel, rijd je over de brug over het Nord–Ostsee Kanal. En da’s niet zo maar een brug. Da’s een heel hoge brug! Hoe hoog is moeilijk in te schatten, maar voorbij het hoogste punt voel je je een verkeersvlieger die de landing inzet. Voorbij Marne duiken we Dithmarsch in, een streek met een hoog Flevolandgehalte. En met typerende namen voor wie bekend is met de Duitse geschiedenis: Kronprinzen-Koog, Kaiser-Wilhelm-Koog, Sofien-Koog.
’s Avonds genieten we in Friedrichskoog-Spitze van een Dithmarscher stoofpotje van vlees en kool, want de plaatselijke boerenstand meent dat de Dithmarscher Kohl zijn gelijke in Europa niet kent. Al dat lekkers spoelen we weg met gulle glazen Dithmarscher Bier. Me dunkt dat we de lokale economie een injectie hebben gegeven. De dag drinken we uit in de kantine van camping Swinskoop. Terwijl de campingbaas klaagt over toeristen, dure haring en zeehonden verklapt Bas: ‘Ik begin de KTM steeds meer te waarderen. Begin ‘m zelfs een soort van mooi te vinden.’ Is dit een spontane ontboezeming of doet bier vreemde dingen in het hoofd van mijn vriend?
Mannenwerk
Van Friedrichskoog naar Denemarken is nog maar een stukje. En deze korte tocht moet ons langs allerlei fraais voeren. Tenminste, dat werd digital beloofd. Vooral veel gezellige havenstadjes. Om je meteen uit de droom te helpen: Büsum heeft nog wel iets van een ouderwets havenstadje, maar Sankt Peter-Ording is net Scheveningen. Is leuk, maar dat zoeken we niet. Bovendien hebben we de zwembroek thuisgelaten. Nee, dan het Eidersperrwerk. Dat is mannenvermaak! ’t Is de Oosterscheldedam in het klein: afhankelijk van het getij stroomt het water hard naar binnen of naar buiten door de geopende schuiven. Met gigantische draaikolken en een hoop herrie. Een handelaar in miniatuur vuurtorens meldt ongevraagd dat we naar Witzwort moeten. ‘Daar staat een oude boerderij met een 24 meter hoge toren. De laatste stormvloed greep die toren en zette ‘m 300 meter verder weer neer. Nu zit er een café in.’ Op weg naar Hüsum komen we erlangs. Gaan we dus zien, maar hoe we de horizon ook afturen – 24 meter moet opvallen in het vlakke waddenland – in Witzwort staat niets wat er op lijkt. Roodbakstenenhuizen daarentegen genoeg, maar die staan overal langs de Duitse Waddenkust. Die Duitser zal toch geen witz met ons hebben uitgehaald? Door het gelanterfant hebben we tijd verloren. Het einddoel Sylt halen we niet. Had me er wel verheugd, want de route naar Sylt gaat per trein over de Hindenburgdam. Opstappen doe je in Niebüll en je motor gaat mee als handbagage. Maar niets is zo volgzaam als een GPS. Nadat ik Hüsum heb ingeklopt – Hafenstrasse – staat een nieuwe route klaar. En laat nou juist dit havenstadje het helemaal hebben. Met pastelblauwe huisjes, oranje Afhaalchinees en terrassen bij de vleet waar je je kunt vlijen in de beschutting van een strandkorf. Slurpend aan de gevulde vissoep gaat Bas opnieuw overstag: ‘Zo’n GPS is toch wel wat. Heb geen idee waar ik ben – hoe heet het hier eigenlijk? -, maar we reden er heel soepel naar toe.’ Hij vertelt het me zonder met zijn ogen te knipperen.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/TRK-Noordduitse_kust.GPX”]