maandag 25 november 2024

Denemarken: Rond het Limfjord

Wilden kusten, rustige wegen, fjorden en kleinschalig toerisme, dat hoort allemaal bij het Hoge Noorden. En daarvoor hoef je niet direct naar Noorwegen of Zweden. Je vindt het ook al bovenin Denemarken, rond de Limfjord.

[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/Denemarken-Limfjord.gpx”]

Tekst en foto’s Jan Dirk Onrust

Na een druilerige dag door Duitsland, breekt een harde wind even voorbij de Deense grens het wolkendek open. Het is alsof mijn duistere vizier uiteen spat. De zware lucht lost op in honderden wolkjes, alles is glashelder en aan alle kanten zie ik de verre horizon. Het lijkt alsof het Deense luchtruim groter is dan waar ook. Yep, ik ben in Scandinavië en voel me vrij.

‘Wat een schitterende luchten heeft Denemarken toch!’ zeg ik tegen een VVV-dame die ik op een terras in Ribe spreek.
‘Oh ja? Nou, dank u wel, denk ik.’
Ze weet niet echt raad met mijn compliment. Het klinkt haar in de oren als ‘wat een mooie schaduwen heeft uw land!’ Daarvoor moet je trouwens in Andalusië zijn, in de winter, niet hier.
‘Maar wat vindt u van het landschap?’ vraagt ze.
‘Hm, dat blijft wat achter. Beetje gewoon nog. Ik wil het Hoge Noorden zien. Leegte, eind-van-de-wereld plaatjes, wilde kusten, boerenkinkels.’
‘Ga naar de kust en de Limfjord.’
‘Dat was ik al van plan.’
‘Kijk ook even rond in Ribe. Wij zijn het mooiste stadje van Denemarken.’
‘Wist u dat een mooi silhouet heeft?’
‘Dank u wel. Denk ik.’

Goede vrienden, de Denen

Een schattig plaatsje Ribe, ja. Oude huisjes, een paar smalle straten en een waterrad. Een soort Elburg, waarvandaan de Vikingen duizend jaar geleden vertrokken om West-Europese kustplaatsen kort en klein te slaan. Maar daarover hoor je niemand zaniken. Goede vrienden ook, de Denen. Ze waren de eersten die zich aan onze zijde schaarden toen Ottomaanse veroveraars een maand geleden dreigden binnen te vallen. En wij maar denken dat de Middeleeuwen voorbij waren.

Eerste fjord

Ik ga het zorgeloze Hoge Noorden zoeken en rijd eerst naar het eiland Romø, dat onder Esbjerg nog net in de Waddenzee ligt. Het heeft veel van Vlieland, alleen kun je er via een dam zomaar opkomen. Je mag hier zelfs met de motor het brede strand op. Krijg ik het noordelijk gevoel? Niet echt, te druk.
Boven Esbjerg, bij het plaatsje Nymindegab buigt de weg naar de kust en zit je tegen de Noordzeeduinen aan. Aan de andere kant van de weg verschijnt een meer van dertig kilometer lang dat zout schijnt te smaken. Met andere woorden: het is een zee-inham, in het Deens beter bekend als fjord.

Fjord! Oké, het is wat anders dan de Noorse fjorden. Er zijn geen bergen en geen haarspeldbochten. Eigenlijk zou je de weg die over de engte tussen Noordzee en fjord loopt zelfs bijna recht kunnen noemen. Toch opent zich hier voor mijn gevoel de deur naar het Hoge Noorden. De duinen zijn wilder dan bij ons en het landschap raakt leger. Via een onverhard zijweggetje kom ik bij Bovbjerg Fyr, een vuurtoren aan de rand van een klif. Die is weliswaar van zacht zandsteen, maar steil genoeg om een doodklap te maken. Als ik naar beneden kijk, zie ik twee wandelaars op het strand en een dreigende zee met schuimkoppen. In 1928 kwam de schilder Jens Søndergaard hier voor het eerst en zag de dramatische kracht van het landschap. Hij besloot dat hij hier wilde wonen en schilderde Bovbjerg vele malen. Die schilderijen horen tot de beroemdste van Denemarken. Het huis dat Søndergaard bouwde is nu een museum.

De grootste zeeslag ooit

Het landschap boven Bovbjerg vonden de Denen desolaat genoeg om er een enorme pesticidenfabriek neer te zetten. En dan komt Thyborøn – dat in het Deens klinkt als niezen. In Thyborøn stonden in de Tweede Wereldoorlog meer bunkers (zestig) dan huizen. Nu wonen er 2000 mensen achter de duinen. De weeïge stank van de visfabriek waait door de brede straten als ik er ’s avonds aankom. Op meeuwen en een dwarrelende plastic zak na, zie ik geen levensteken en een centrum is nauwelijks te ontdekken. Je zou op slag verliefd raken.
Een paar bezienswaardigheden zijn er. Het maffe Sneglehuset, een huis dat door een visser geheel met schelpen is bedekt, en sinds vorig jaar staat er een monument dat de 25 gezonken schepen en 8645 slachtoffers van de Zeeslag om Jutland (WO I) uitbeeldt – de grootste zeeslag uit de geschiedenis.

Wiebelende schuit

De weg houdt op bij deze verwaaide uithoek, omdat hier de grootste fjord van Denemarken begint, de Limfjord – die doorloopt tot aan de Oostzee. Per veerpontje steek ik over naar het Hoge Noorden van Denemarken, Noord-Jutland. De Limfjord lijkt als het hard waait verdacht veel op een zee, inclusief stranden en kliffen in de achtergrond. De golfslag is zo sterk dat ik bijna de hele overtocht van twintig minuten op de motor moet blijven zitten. Halverwege passeert de wiebelende schuit een volgende bewijs van de zeewaardigheid van de Limfjord: een zandbank met zeehonden. Mosselen en kreeften leven hier ook. Ik laat me vertellen dat die heel vol van smaak zijn omdat ze door het koude water veel langzamer groeien dan in het zuiden.

Koud Hawaii

De Limfjord bewaar ik voor morgen, eerst duw ik door naar de noordwestpunt van Denemarken, waar Hanstholm ligt. Dat betekent vijftig stille kilometers langs moeras, weilanden, bossen en tenslotte weer veel duinen. Het enige kustplaatsje onderweg is Klitmøller, ook wel bekend als Koud Hawaii. De zee doet hier sterk aan een oceaan denken: door de bijna constante harde wind zijn de Noordzeegolven bijna nergens zo hoog als hier, dus is het een paradijs voor surfers.

Pokdalig en rauw

Hanstholm ligt op de hoek waar Noordzee en Skagerrak elkaar ontmoeten, wat het de toegangspoort tot de Baltische Zee maakt. Voor de Duitsers was dit het belangrijkste punt van de Atlantik Wall. Daarom bouwden ze in de omgeving duizenden bunkers en plaatsten ze kannonen die het halve Skagerrak bestreken. Ook hun grootste zeefort zetten ze hier neer. Weghalen was na de oorlog onbegonnen werk. Het strand, de duinen en zelfs de zeebodem zijn bezaaid met Duits beton. Dat maakt van Hanstholm een pokdalige, rauwe plek. De dichte bomenmuur die is geplant om de littekens – en de harde wind – buiten het plaatsje te houden, doet daar niet zoveel aan af. Het strand is hier een waanzinnige plek om de midzomernacht te vieren, met een zon die een uur langer schijnt dan bij ons en die in het noordwesten ondergaat.
Zeker zo gek is de Bulbjerg die 35 km verderop ligt. Dit is een kustberg – zo ongeveer de enige van het Deense vasteland – die er ook echt als een berg uitziet. Dit verwacht je hier niet. Maar zo heeft Denemarken wel meer grote verrassingen. De volgende ligt in de Limfjord.

Wereldberoemd bij katten

De Hanklit is een klif van ruim zestig meter hoog op het eiland Mors, dat in de Limfjord ligt. Hier wacht archeoloog en museumhouder Henrik Madsen me op voor een rondleiding. Alsof de klif zelf nog niet bijzonder genoeg is, komt hij met de volgende verrassing.
‘In sommige landen vinden ze goud en in andere diamanten. Weet je wat wij hier uit de grond halen?’ vraagt hij.
‘Barnsteen? Zilver?’
‘Nee. Kattenbakkorrels! Zijn we wereldberoemd mee. Bij katten dan.’
Hij raapt een stuk steen van het strand en zegt: ‘Moet je voelen, dit weegt bijna niets. Dat komt omdat het superporeuze klei is. Het absorbeert als een gek. Helaas zijn we er niet slapend rijk door geworden. Alles is hier lekker kleinschalig gebleven, dat is de Limfjord. En we zijn heel inventief. Maar zoek je een bijzonder landschap? Even verderop ligt iets dat niemand zal herkennen als Denemarken. Zelfs de Denen niet.’
Een kwartier later rijden we de kattenkorrelgroeve in – Denen zetten niet zo snel een slagboom neer. En inderdaad: dit schat je eerder in als Dolomieten, maar dan ter grootte van een paar voetbalveldjes.

Drankstoker

Bij Sillerslev op Mors zou het mooiste strand van de Limfjord liggen. Dit wordt betwist door de inwoners van Handbjerg aan de overkant, die met hun zelfaangelegde strand alleen willen buigen voor de Copacabana in Brazilië.
Het strand van SIllerslev is buitengewoon klein. En er staat een klein huisje op dat ik eerst aanzie voor een toiletgebouwtje. Het blijkt de drankstokerij van Ole Mark te zijn, een binnenhuisarchitect, gespecialiseerd in het ontwerpen van pubs.
‘Drinken is altijd mijn hobby geweest,’ legt Mark uit. ‘Als student stookte ik mijn eigen drank al en heb dat nog overleefd ook. Nu probeer ik van mijn hobby mijn beroep te maken.’
Whiskey, rum, aquavit, likeuren, kruidenbitters… het repertoire van Mark is groter dan van Heineken. Prijzen lopen op tot €250,- per fles. En dat kun je gewoon allemaal zien, proeven en uitgelegd krijgen. De archeoloog zei het al: in de Limfjord is alles nog lekker klein.

Een gek poppetje

Over klein en inventief gesproken. Op een zoldertje in het havenplaatsje Struer knutselden twee vrienden wat met radio’s en luidsprekers. Peter Bang bedacht het, Svend Olufsen zocht naar kopers. Nee wacht, verkeerd voorbeeld.
Thomas Dam, een visser uit het dorpje Gjöl die te arm was om met kerst speelgoed voor zijn kinderen te kopen, maakte in 1959 een paar gekke poppetje van hout voor ze. De klasgenootjes zagen de poppetjes en wilden er ook een hebben. De kinderen in het volgende dorp even later ook. Afijn, vijf jaar later was de Troll het populairste speelgoedje ter wereld. Schatrijk werd Dam niet, door gedoe met copyrights.
Als ik nu door het gehucht rijd, zie ik bijna niets dat aan het beroemde poppetje herinnert. Het enige dat ik tegenkom is een bord aan de dorpstraat waarop een troll staat afgebeeld met een telefoonnummer erbij. Toch even proberen.
‘Met Dam Things spreekt u.’
‘Ik wil u iets vragen over trollen,’ zeg ik.
‘Oh, kom maar.’
‘Waar zit u?’
‘U staat op mijn stoep.’

Dreamworks en Disney

Het woonhuis waarvoor ik sta, blijkt het Troll hoofdkantoor te zijn. De enige aanwezige is Calle Ostergaard, de huidige baas. Ik verwacht een Don Quichotte-verhaal van een dorpeling die het opnam tegen de grote zakenwereld en jammerlijk verloor. Het blijkt anders te zitten. ‘We hebben tientallen jaren processen gevoerd,’ zegt Ostergaard. ‘Zelfs tegen Disney. En bijna alles hebben we gewonnen. In Scandinavië zijn de Trollen een succes gebleven, maar mogelijk maken ze wereldwijd een come-back. We hebben een contract met Dreamworks afgesloten dat een grote animatiefilm heeft gemaakt. Zoiets als Shrek. De regio heeft al plannen om hier een Trollenmuseum te maken, mogelijk zelfs een pretpark. Maar zelf maken we niets meer. We bewaken vooral de auteursrechten.’

Krakende hippies

Pretpark of niet, er moet wel heel veel gebeuren om het rond de Limfjord druk te maken. Het toerisme heeft hier een heel late start gemaakt. Het eilandje Livø (4 km2) is zelfs paradijselijk rustig. Ooit was het een kloostereiland. Een eeuw geleden werden er verstandelijk gehandicapten en criminelen ondergebracht. Krakende hippies probeerden er later landbouw te bedrijven, wat door gebrek aan vaardigheid mislukte. Tegenwoordig wonen er zeven mensen. Met de motor kun je er niet komen. Op het eveneens prachtig eilandje Fur kan dat wel.

Niet ver van Livø ligt de Aggersborg, de grootste Viking-site van Denemarken. Het is eigenlijk niets meer dan een grascirkel met een doorsnee van bijna driehonderd meter. Het fort met huizen dat erop stond, moet je erbij denken. De Denen hadden hier iets moois van kunnen maken, maar ze lieten het bij een onbemand schuurtje dat als informatiecentrum dient. Eigenlijk is dat wel tekenend voor de onontdektheid van de Limfjord.

De rand van de afgrond

Toeristischer is de noordkust, die hier maar 25 km boven ligt. Ik rijd nog een stuk verder naar het oosten, want daar staat Rubjerg Knude, de beroemdste vuurtoren van Denemarken. Het verlaten lichtbaken is een speelbal van de meest woeste duinen van Denemarken. Het zand is hier zo beweeglijk dat ze de toren al een paar keer hebben moeten uitgraven. De bijhuisjes werden reeds verslonden. De vuurtoren zal zelf ook verdwijnen. Hij staat op tien meter van de rand van een diep afgrond, die jaarlijks ruim anderhalve meter dichterbij komt. Dat betekent dat het in 2023 is gebeurd met de vuurtoren.

Het commerciële denken

Nadat ik de tamelijk bouwvallig vuurtoren heb beklommen, zoek ik een overnachtingadresje in de buurt. Handgeschilderde bordjes brengen me over twee onverharde paden naar Knud, een oud-bouwvakker met een paar zomerwoningen in zijn tuin.
‘Wat kost het, Knud?’
‘Zestig euro per nacht.’
‘Hm.’
‘Maar veertig euro is ook goed.’
Knud pakt het geld aan en zegt: ‘Mooi, dan ga ik nu naar de kroeg. Ga je mee? Ik trakteer.’
Het strakke, commerciële denken zit er nog niet echt in, hier in het hoge noorden. En alleen al daarom is het bijna onmogelijk niet van dit gebied te gaan houden.

Redactie
Redactie
De redactie van Motor.nl bestaat uit alle redactieleden van MOTO73 en Promotor. Redacteuren Marien Cahuzak, Jan Kruithof, Maikel Sneek en diverse freelancers zijn dagelijks actief voor Motor.nl.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en mis nooit het laatste nieuws! Onze nieuwsbrief wordt iedere week op dinsdag (bij veel nieuws) en donderdag verstuurd.


Gerelateerde artikelen