Onze twee grote passies – motorrijden en patat eten – zijn nergens beter te combineren dan aan de Noordzee- kust. Dat is dik 200 km genieten van asfalt en frieten.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/Patatkust.gpx”]
We beginnen in Hoek van Holland op een stormachtige, koele dag. Je kunt natuurlijk ook mooi weer afwach ten, maar dan word je overal langs de kust gek van de drukte. Op het uiterste hoekje van Hoek, vind je een van de grootste pleister- plaatsen voor motorrijders. Wel vaak van het type dat zijn nieuwe tatoeages, vriendin en spierballen komt tonen, maar ook een patser heeft recht op een ritje naar de kust. En als je er toch bent: Hoek heeft een mooi fort, waarin het Kustverdedigingsmuseum is gevestigd. Langs de rand van de glazen stad – het Westland – rij je naar Den Haag. Hier vind je aan de drukke Scheveningse boulevard de winnaar van een ANWB patattest – Jesse’s Place. Veel rustiger is het strand van Wassenaar. Om daar te komen, rijd je over een van de leukste slinger- weggetjes van de hele kust
Het Noorden
Bij Katwijk steek je over een bijzondere grens, want tot hier strekte het Romeinse Rijk zich uit. Om precies te zijn tot aan de Rijn, die hier is gekort- wiekt tot een slootje. Met een beetje gevoel voor overdrijving zou je kunnen zeggen dat hier het Noorden van Europa begint.
Als je maar dicht tegen de duinen blijft, kom je op de fraaie en bochtige weg naar Noordwijk. Ook de doodlopende weg naar de Langevelderslag, even verderop, mag je niet overslaan. Dat doen we wel met Zandvoort, om in plaats daarvan een paar kronkelende Quote 500-straatjes te pakken, zoals het Kopje van Bloemendaal. Iets minder rijk en pittoresk zijn IJmuiden en Velsen, maar door de afschrikwekkende werking van de Hoogovens hebben de plaatsen wel relatief rustige stranden. Helemaal verstopt achter de Hoogovens ligt het breedste strand met de hoogste golven van de kust. Hier vind je een van de, naar het schijnt, hipste strandtenten: Timboektoe. Niet lang na de Hoogovens komen de brede duinenrijen, bossen en zo nu en dan behoorlijk bochtige wegen. Dat blijft een kilometer of dertig zo.
Vooral de kustweg naar Bergen aan Zee is aardig. De climax vormt Bergen zelf. Aangetrokken door rust, ruimte en vooral lage huren, streken hier lange tijd allerlei kunstenaars neer, waardoor het nog altijd net wat kleurrijker en aparter aanvoelt dan de andere plaatsjes. Via Schoorl en Groet kom je bij Camperduin weer aan de kust. De duinen en bossen van het Noord-Hollands Duinreservaat laat je hier achter je. Net als het toeristische gekrioel. Voor je ontvouwt zich een weids polderlandschap. De weg is lang, recht en leeg. Naast je liggen de Hondsbossche Zeewering en de Noordzee. Een prachtige overgang. Maar qua patat zat de kust van Castricum tot hier in een dipje.
Pas bij Callantsoog boekten de ANWB-testers weer goede resultaten. Met name bij de snack- barretjes Hoek en Wip In. In Callantsoog met zijn kleine witte huisjes en kerkje, proef je voor het eerst de specifieke sfeer van een Waddeneiland. In vroeger tijden was het dat ook: het eiland ‘t Oghe. Vermoedelijk hebben Deense Vikingen zich hier ooit gevestigd en misschien hebben ze zelfs de naam ‘Callinge’ aan het dorp gegeven. Het strand van Callantsoog heeft het witste zand van Neder land.
Net als je het troosteloze Den Helder in dreigt te rijden, kun je links afslaan naar Huisduinen. Ooit was dit een welvarend walvisjagersdorp, nu is het opgeslokt door de marinestad. Maar er zijn twee redenen om er toch even te kijken. De ene is Lange Jaap, die met zijn 55 meter ooit de grootste vuurtoren van Nederland was. De andere heet Fort Kijk- duin. Dit indrukwekkende fort werd in opdracht van Napoleon gebouwd en herbergt nu onder meer een groot zeeaquarium. Over de grootste attractie van Den Helder zelf bestaat geen enkele twijfel: dat is de boot naar Texel.
Op Texel kom je los van de Hollandse kust en van nog veel meer. Je voelt het al als je de boot afrijdt. Of anders als je in het haventje van Oudeschild de meeuwen hoort. Als je uitkijkt over de Sluftervallei en het stro van een strandopgang ruikt, of naar het zachtaardige Tesselse accent luistert. En helemaal als je Maarten Boon in de Cocksdorp bezoekt – een strandjutter, ritselaar en scharrelaar van de vriendelijkste soort – die op zijn eencilinder de branding afschuimt, op zoek naar zeesouvenirs met een ver- haal, dat hij je met liefde vertelt. Al het dagelijkse gedoe van de vaste wal lijkt ver weg en onbelangrijk. Je bent eindelijk thuis en je wilt nooit meer weg. Dat gevoel. En dan smaakt de patat hier natuurlijk ook nog eens beter. Vooral de raspatat van het tentje in de Dennen.