Bij de bevrijding van West-Europa joeg geen enkel leger de Duitsers zo hard op de vlucht als het Derde Leger van generaal George Patton. De bevrijdingstocht van de Amerikanen was zo indrukwekkend dat de Fransen er in 1947 een gemarkeerde toeristische route van maakten. La Voie de la Liberté – de weg van de vrijheid – is een historische en landschappelijke topper die van Normandië naar de Ardennen loopt. Om zestig jaar D-Day te herdenken volgen we op een Harley – waarop anders? – het 1145 km lange spoor van een even omstreden als briljante ‘son-of-a-bitch’.
[sgpx gpx=”/wp-content/uploads/gpx/d-day.gpx”]
Op een duin bij Utah Beach staart een hoogbejaarde Amerikaan al zeker een kwartier naar de zee. Zijn kleinzoon en diens vrouw, dertigers, staren met hem mee. Hij wijst naar een plek in zee en een op het strand, en laat daarna zijn blik lange tijd rusten op zijn oude handen die het prikkeldraad van de afrastering vasthouden. Hij liep ertussen, zestig jaar geleden, toen hier en op de andere Normandische stranden honderdduizenden geallieerden aan land kwamen. Het was een hel en dat voelt hij nog altijd. Maar hij is ook trots, want hij en zijn medesoldaten schreven geschiedenis. Volgens de Amerikaanse generaal George S. Patton, die aan de vooravond van de invasie zijn troepen toesprak, was dat beter dan thuisblijven: ‘Liever vechten dan dat je later tegen je kleinzoon moet zeggen dat je tijdens de Grote Tweede Wereldoorlog stront hebt staan scheppen in Louisiana. Nee, je kunt hem recht in de ogen kijken en zeggen: “Jongen, je grootvader trok op met het Grote Derde Leger en een grote klootzak die Georgie Patton heette!”’
Het Derde Leger onder leiding van Patton trok op en deed dat als geen ander. Daarom werd het in 1947 vereerd met een grootse toeristische route: La Voie de la Liberté. Bijna 1200 betonnen mijlpaaltjes markeren de rit, die dwars door Frankrijk loopt en in Bastogne, in de Belgische Ardennen, eindigt. Het beginpunt van de route – Mijlpaal 00 – bevindt zich bij de strandopgang van Utah Beach, op een steenworp afstand van de bejaarde Amerikaan. Het is een route met veel drama, maar er valt ook veel te genieten. Het is tenslotte geen dodenrit, maar een bevrijdingsrit. En zo ga ik hem rijden. Een herdruk van de oorspronkelijke Michelin-routekaart uit 1947 heb ik op zak. En mooier nog: de meest klassieke Harley, de Road King Classic, staat hier te popelen om aan een lange, historische route dwars door Frankrijk te beginnen.
BOCAGES
Het eerste deel van de route leidt naar Ste Mère-Église, dat enkele uren voor de landing op de stranden al door parachutisten werd besprongen. Maar ik duik hier even wat zijweggetjes in die langs de beroemde bocages (percelen met dichte heggen en wallen) lopen. Dat is heerlijk slingeren, maar ik heb totaal geen zicht op kruisend of tegemoetkomend verkeer. In een scherpe bocht knal ik dan ook bijna op een Duitse camper. Kun je nagaan hoe gevaarlijk het is als Duitsers hun tank mee van huis nemen. Dat was hier in 1944 dan ook een van de grote problemen. Het lieflijke coulissenlandschap bood eindeloos veel dekkingsmogelijkheden, waardoor de invasie keer op keer vastliep.
In Ste Mère-Église vind ik bij het gemeentehuis Mijlpaal 0, het tweede beginpunt van La Voie de la Liberté. Kinnesinne natuurlijk, dat twee gemeenten het beginpunt opeisen. Maar oké, Ste Mère-Église heeft ook een goede reden aanspraak te maken. Twee uur voor de invasie op Utah Beach konden de Amerikanen hier al de Stars & Stripes hijsen. Daarmee was Ste Mère-Église het eerste bevrijde stadje van operatie Overlord. Talloze Amerikaanse vlaggen, vele monumenten en souvenirwinkeltjes herinneren daar nu aan. En aan de kerk hangt nog altijd een parachutist. Daartegenover ligt een gigantische betonnen parachute: dat is het Airborne Museum. Hier is onder meer de WACO te zien, een zweefvliegtuig waarmee de parachutisten geluidloos achter de linies konden worden gedropt. De Duitsers waren volkomen verrast door de invasie. De geallieerden hadden in hun voorbereiding dan ook de schijn gewekt dat niet Normandië maar het noordelijker Pas de Calais zou worden aangevallen. Dat deden ze zo goed dat de Duitsers zelfs nog weken na 6 juni dachten dat de aanval op Normandië een afleidingsmanoeuvre was. Medebedenker van het plan was Patton, dezelfde Amerikaanse generaal die in Noord- Afrika en Sicilië al vernietigend had uitgehaald. Dat maakte hem toen al tot de meest gehate en gevreesde tegenstander van het Duitse opperbevel.
OPRUKKEN!
Ik stap weer op de nazaat van de Liberator en plof zuidwaarts via Carentan naar St. Lo. Het is maar een half uurtje rijden, maar het kostte de geallieerden bijna anderhalve maand. Want verrast of niet, de Duitsers waren veel sterker dan verwacht. Slechts een vijfde van de beoogde terreinwinst was behaald en de zaak zat overal vast. Aanvallen was veranderd in ingraven en hergroeperen. Het werd tijd voor iets anders. Het werd tijd voor oorlog voeren à la Patton. In zijn beroemd geworden toespraak, aan de vooravond van de invasie, legde Patton al uit wat zijn tactiek was: ‘Ik wil niemand horen over het vasthouden van posities. We gaan verdomme helemaal niets vasthouden. Behalve de ballen van de vijand. Die rukken we eraf en daarna schoppen we onophoudelijk de stront uit ze.’ Het is duidelijk waarom Patton nooit erelid is geworden van de Bond tegen Vloeken. Hij was absoluut uit ander hout gesneden dan gentlemenmilitairen als Montgomery – de aristocratisch Engelse bevelhebber van het Tweede Leger. Maar het citaat geeft bovenal de afwijkende benadering van oorlog voeren van Patton weer. Waar Montgomery en anderen pas tot de aanval overgingen als de stellingen waren betrokken en er sprake van een overmacht was, wilde Patton er direct op af. ‘Ons basisplan is op te rukken en te blijven oprukken. Maakt niet uit of we daarvoor om, over of dwars door de vijand heen moeten Hoe meer druk we erop zetten, des te meer Duitsers we afmaken. Hoe meer dode Duitsers, des te minder doden bij ons.’ Pattons ideeën kregen beslag in Operatie Cobra die een doorbraak naar het zuiden beoogde. Toen de tanks eenmaal rolden en na zware gevechten Marigny en Coutances, iets ten westen van St. Lo, veroverden, lag de weg naar het zuiden open.
DOOD EN VERDERF
De oude kaart van La Voie de la Liberté geeft aan dat er bij Marigny een groot oorlogskerkhof ligt. Dat is er nog steeds. Er liggen echter niet meer geallieerde soldaten, zoals net na de oorlog, maar Duitse, die in de loop der jaren van allerlei kleine kerkhoven en talloze veldgraven hiernaartoe zijn gebracht. Uiteraard is het een veel meer ingetogen begraafplaats dan de kerkhoven van de geallieerden. Maar de hoge wallen die het kerkhof oorspronkelijk van de buitenwereld afschermden zijn verdwenen. Vanuit vredestijdperspectief zijn ook de Duitsers maar gewone jongens die een rouwende moeder achterlieten.
Ik keer terug naar de route en volg de mijlpaatjes richting Avranches. Toen de Amerikanen hier in juli oprukten, was het weer vaak zo slecht dat luchtondersteuning niet mogelijk was. Maar ik heb alleen maar zon en warmte. Het is hier op de bochtige en heuvelachtige wegen dan ook heerlijk tuffen op de Harley, ook al ruikt elke vierkante meter naar dood en verderf. Aan het eind van de middag bereik ik Avranches, dat vlakbij Mont Saint Michel in de zuidwest punt van Normandië ligt. Patton veroverde deze mooie, kleine stad eind juli 1944. In 26 dagen had het Derde Leger daarmee een afstand van 80 km overbrugd, vijf keer zoveel als het Tweede Leger van Montgomery in 55 dagen voor elkaar kreeg. Met de verovering van de brug over de Sélune, even buiten de stad in Pontaubault, werd een beslissende stap in de bevrijding van Normandië en Bretagne gerealiseerd. Een kleine gedenkplaat op de stenen brug, waarover 100000 soldaten van Patton passeerden, herinnert eraan.
SCHUDDENDE VETERANEN
In Avranches wordt Patton geëerd met een plein dat zijn naam draagt – Place Patton. In het midden staan een groot monument en een Sherman-tank. Wat een klein, bonkig dingetje eigenlijk, valt me nu op. Maar de Duitsers sloegen er voor op de vlucht en daar ging het om. Ik zie ook een pizzeria met Pattons naam en een hotel. Zelf overnacht ik honderd meter verderop in hotel-restaurant le Croix d’Or. Met oorlog voeren heeft dat niet veel te maken, maar met een van de geneugten van de vrijheid des te meer: geweldig lekker dineren tegen een schappelijke prijs.
De volgende morgen is de stad versierd met de Franse driekleur en Amerikaanse vlaggen. Het is bevrijdingsdag. Voor het gemeentehuis is een plechtigheid aan de gang. Onder het standbeeld van een engel die een stervende soldaat naar de hemel brengt, spreekt meneer de burgemeester deftige woorden over vrijheid en speldt hij een aantal van ouderdom schuddende Franse veteranen een medaille op.
Ik rij verder, richting Bretagne. In grote lijnen is de oude landkaart bruikbaar, maar de details kloppen vaak niet meer. Als de oude Dwegen zijn verlegd of snelweg zijn geworden, is het volgen van de mijlpaaltjes ondoenlijk. Maar steeds als ik denk volkomen verdwaald te zijn, duikt er weer een op. Wanneer de route in de buurt van het stadje St. James komt, wijk ik er opzettelijk van af, want hier ligt een van de grootste Amerikaanse begraafplaatsen van Frankrijk. Op St.James rusten 4400 van de 10000 Amerikaanse soldaten die hier in de buurt zijn omgekomen. Anders dan bij de Duitse begraafplaats, zijn hier veel bezoekers. Niet alleen ouderen, maar ook veel ouders met opgroeiende kinderen. In het condoleanceregister worden de soldaten nog altijd geprezen om hun moed en bedankt voor de bevrijding van West-Europa. Een enkeling veroordeelt de oorlog en meent dat de doden nooit hadden mogen vallen. Patton haatte dergelijke pacifisten. Preekstoelmoordenaars, noemde hij ze. Hij vond dat politieke pacifisten alleen maar de beslissingen vertraagden en daarmee het aantal slachtoffers omhoog joeg.
DE ZAK VAN FALAISE
Na Avranches ging het hard met Patton. Op 10 augustus bevrijdde zijn Derde Leger al Angers, dat 270 km zuidelijker ligt. ‘Haste makes waste’, maar snelheid is alles, was het credo van Patton. Maar in Angers (156.000 inw.) ga ik toch echt even stoppen. Het is de poort naar de Loire-vallei, oftewel de ingang naar het Goede Leven. Gezellige stad dus, levendig door de vele studenten en rijk aan historische gebouwen, met als hoogtepunt het 13e eeuwse Chateau d’Angers, een van de best geconserveerde forten van Frankrijk. Maar de Amerikanen zullen er weinig oog voor hebben gehad, want de invasie kwam in een spannende fase terecht. De Duitsers hadden enkele dagen eerder met man en macht de tegenaanval op Avranches ingezet. Voor Patton was het nu zaak zo snel mogelijk op te stomen om de vijand vanuit het zuidoosten aan te vallen. Op 15 augustus 1944 was het al zover. Patton, die in ruim twee weken 400 km had afgelegd, had naar schatting 100000 totaal verbijsterde Duitsers in de tang. De omsingeling was op een gat van 18 km na compleet. Montgomery, de man die in 72 dagen 30 km had afgelegd, eiste de eer op het gat te sluiten. Maar hij kwam vier dagen te laat, waardoor tienduizenden Duitsers konden ontsnappen Patton was woest en riep uit dat hij alle Duitsers had kunnen oppakken én de Britten terug in de zee had kunnen drijven. ‘De zak van Falaise’, zoals de slag werd genoemd, was niettemin de grootste Duitse nederlaag na Stalingrad. Maar historici hebben wel gesuggereerd dat de oorlog veel korter had kunnen duren als niet zoveel Duitsers waren ontsnapt.
PRACHT EN PRAAL
Via Le Mans bereik ik Chartres, dat en passant werd bevrijd toen Patton nog op Montgomery stond te wachten. De beroemde kathedraal raakte daarbij zwaar beschadigd. Daarna kom ik in het plaatsje St. Symphorien, dat precies halverwege de route ligt. Hier werd in 1946 het eerste officieuze mijlpaaltje van La Voie onthuld. Logisch, de burgemeester was toen kolonel Guy de la Vasselais, de bedenker van de route. Hij maakte deel uit van het leger van Patton.
Via nogal stille wegen bereik ik Fontainebleau dat 60 km onder Parijs ligt. Middelpunt van deze chique, door prachtige bossen omringde stad is Château de Fontainebleau. Eén van de meest imposante paleizen van Frankrijk. Tal van koningen leefden er en het was het favoriete paleis van Napoleon. In de oorlog had de Duitse Maarschalk Erwin Rommel er tijdelijk zijn hoofdkwartier. Een groot en symbolisch moment was het toen Patton hier eind augustus op de beroemde trappen stond. Tot 1965 zou het paleis het hoofdkwartier van de geallieerden blijven. Ik ga naar binnen en laat me de hele middag overweldigen door de pracht en praal. ‘s Avonds neem ik mijn intrek in hotel-restaurant Richelieu en raak bedwelmd door romige gerechten, makkelijke wijn en een paar prachtige Amerikaanse meiden, die hier studeren aan een van de meest prestigieuze business schools ter wereld, Insead. Naast me heeft een Frans echtpaar plaatsgenomen dat allerlei klassieke motorfietsen blijkt te bezitten. We raken in een geanimeerd gesprek, schuiven de tafeltjes aan elkaar en delen de wijn. Wat een gelukkige dag weer. Ik heb kunnen doen waar ik zin in had en ik heb er ongeremd van kunnen genieten. Hoe anders zou het eruit hebben gezien zonder bevrijding. Dan was het de nationaal-socialistische Heilstaat geweest die bepaalde wat ik moest doen en wat goed voor me was.
WHAT THE HELL IS THIS?
Na mijn croissants en koffie spring ik zaterdagmorgen weer op de Road King en pruttel ik naar Provins. Toen de Amerikanen deze stad op 27 augustus 1944 bereikten, moeten ze wel ‘what the hell is this?’ hebben uitgeroepen. Het hooggelegen hart van de ommuurde stad is namelijk helemaal middeleeuws, iets wat ze alleen maar kenden uit films en boeken. Na Provins volgen Epernay en Reims, de heilige plaatsen van elke champagne-liefhebber. Patton zat hier in volle vaart achter de vluchtende Duitsers aan, die nog maar weinig tegenstand boden. Toch raakte onder meer de wereldberoemde kathedraal van Reims zwaar beschadigd. Maar anders dan in het westen van Frankrijk, kom ik hier vooral de littekens van de Eerste Wereldoorlog tegen. En hoe dichter ik over de N31 Verdun nader, hoe meer het er worden. De mijlpaaltjes van La Voie de la Liberté die vooral in Normandië nog zo goed zijn onderhouden, zijn hier grauw en afgebladderd. En ook de dorpjes en stadjes die ik passeer, worden slonziger en armoediger. Maar als ik op de N31 de afslag naar het gehuchtje Futeau neem, kom ik in een regelrechte oase terecht. Tussen de dichtbeboste heuvels vind ik mijn laatste hotel, à l’Oree du Bois. Ik noem de naam maar even, want ik eet hier zo weergaloos lekker – zuurkool – dat ik het wel van de daken kan schreeuwen.
ZONDER BENZINE
Als ik zondag op weg ga is het stralend weer en worden de bossen steeds maar mooier en dichter, maar dat kan niet verhelpen dat de zwaarmoedigheid die Verdun omgeeft me in zijn greep krijgt. De stad is eigenlijk best mooi, en de kleurige bootjes en hesjes van deelnemers aan een kanowedstrijd op de Meuse (Maas) geven het centrum vandaag iets feestelijks. Maar ja. Ook al mag Verdun zich de Wereldhoofdstad van de Vrede noemen, het is natuurlijk vooral de Hoofdstad van de Dood. Nooit waren er bij een veldslag zoveel doden gevallen als bij de Slag van Verdun in 1916: mogelijk 180.000 – maar misschien nog veel meer – op een slagveld van tien bij tien kilometer. Het lugubere Ossuarium in Douaumont, waarin de resten van 130000 soldaten zijn te zien, is het trieste middelpunt van het drama. Maar ook bossen eromheen, met de talloze nog zichtbare granaatinslagen, zijn nog altijd goed voor koude rillingen.
Als ik over het platteland doorrijd naar Metz, zie ik dat mijn tank bijna leeg is. Alle tankstations die ik tegenkom zijn vandaag gesloten. Met nog maar enkele druppels in de tank, zet ik de Harley tussen twee dorpjes aan de kant. Een bijna tandeloze man die in een volkstuintje aan het werk is, zegt me dat het eerstvolgende geopende tankstation 30 km verderop is, in Metz. Dat haal ik lang niet en dat is een duivels toeval. Het Derde Leger kreeg hier op 29 augustus 1944 hetzelfde probleem. De benzinebevoorrading stopte en het leger kwam tot stilstand. Patton schreef: ‘We rollen door Frankrijk in minder tijd dan het Monty kost om ‘hergroeperen’ uit te spreken en daar zitten we dan, vast in de modder van de Lorraine.’ De Fransman pakt zijn auto, keert na een half uur terug met een jerrycan en gooit vijf liter in mijn tank. Mijn briefje van tien wuift hij quasi beledigd weg. ‘Ben je gek! De volgende keer help je mij.’
Patton had meer nodig dan een jerrycan van een vriendelijke Fransman. Anderhalf miljoen liter per dag om precies te zijn. Maar hij moest weken wachten voor hij iets kreeg. Door de vertraging konden de Duitsers zich herpakken en moest Patton hier met zijn handen op de rug zijn zwaarste gevechten leveren, waarbij hij tienduizenden soldaten verloor. Maar op 19 november kreeg hij uiteindelijk Metz in handen.
EEN BOODSCHAP
Het Eerste Leger van de Amerikanen had inmiddels Luxemburg en Bastogne bevrijd. Maar door het Ardennenoffensief van de Duitsers op 16 december kwamen de veroveringen in groot gevaar. Patton, die klaarstond om Duitsland in te trekken, maakte met zijn 250000 man een ommezwaai die de Duitsers verraste. Na een zeer harde strijd kon hij zijn landgenoten op 26 december uit hun benarde positie ontzetten. Bastogne was nu echt bevrijd. Een maand later was het Ardennenoffensief voorbij en kwam de definitieve nederlaag van nazi-Duitsland in zicht.
Na bijna 1200 mijlpaaltjes bereik ik even buiten Bastogne het Mardasson Memorial, het einde van La Voie de la Liberté. Met het kolossale monument, dat de vorm heeft van een Amerikaanse ster, eren de Belgen de bevrijders. Op de tien binnenste zuilen lees ik het hele verloop van de ‘Battle of the Bulge’. Het verhaal van de slag waarbij 76000 Amerikanen gewond zijn geraakt of gedood, eindigt met een boodschap. ‘Zij die nu leven, kunnen de grootsheid van degenen die hier stierven en vochten alleen uiten met een toegenomen respect voor de vrijheid, waarvoor zij door het vuur gingen.’ Misschien is het rijden van La Voie de la Liberté daar een voorbeeld van.