Wie ’s morgens ergens in Nederland niet te laat op de motor stapt, kan nog net voor het avondeten in de Provençe zijn! Maar, als deze waanzin om alles in een strak tempo af te haspelen niet aan jou besteed is dan vind je wellicht met deze uitgestippelde toeren een reden om het wat kalmer aan te doen. Slow travel, is je mantra!
Rit 1: van Huy naar Bouillon
Het is nog vroeg in de ochtend. Huy rekt zich uit langs de oevers van de Maas. De rivier heeft zich net uit een cocon van nevel bevrijdt. Voor we vertrekken lopen we even de stad in. Na amper een paar dozijn stappen staan we al op de markt. De eerste zonnestralen zetten de muren van de protserige herenhuizen in vuur en vlam.
Stokoud Durbuy
Het kleine plein met in het midden een sierlijke fontein voelt aan als thuiskomen, ook al zijn we hier nog nooit geweest. Krakende bistrostoelen van de talrijke terrasjes nodigen nu al uit om te verpozen. Hoog boven dit alles toornt de citadel die in 1816 gebouwd werd door de Hollanders om de Fransen af te houden. Hoe groot de verleiding ook is, wij gaan rijden. In zuidelijke richting verlaten we de stad.
Verlaten industrie wijst op de rijkdom die de streek gekend heeft. Een grijs asfaltlint slingert zich de hoogte in. De bebouwing maakt plaats voor loofbos, dat op zijn beurt plaats ruimt voor een mozaïek van groene weiden en bruin akkerland. Het wegdek wiegt heen en weer. Bochten volgen elkaar in snel tempo op. Een perfecte haarspeldbocht brengt ons boven op het plateau van de Condroz. De Condroz is een op en neer deinend landschap met heuveltoppen die net onder de 300m hoogte blijven. Met een flinke vaart scheuren we verder tot Modave. We kruisen enkele gigantische steengroeven. De opbrengst, grijze natuursteen, vinden we terug in het straatbeeld. Plotseling wordt het plateau abrupt onderbroken door een diepe groene kloof. Dat moet het werk van de Ourthe geweest zijn.
Een handvol minuten later tuffen we langs de boorden van de rivier Durbuy binnen. We zijn meteen in de echte Ardennen. Durbuy is een toeristische topbestemming. Dat merken we meteen als we de dorpskern binnen rijden. Het stokoude centrum is helemaal opgesmukt. Durbuy, doet feestelijk aan, overal hangen vlaggen en wimpels. Er is een massa volk op de been. Met zijn allen schuifelen ze door de smalle straatjes. Op de traptreden van de kiosk spelen twee muzikanten. Een beetje vals, maar niemand die dat erg vindt. In Durbuy moet je wel opletten want gehaaste pas wordt hier snel geslenter. Gevaarlijk, de tijd glijdt er ongemerkt verder en voor je het beseft ben je al aan een vieruurtje toe.
Godfried bier
Voort maar! Weg N 983, nestelt zich langs de rivieroever en krult zich al na enkele kilometers hopeloos in de war. Bochten volgen elkaar in sneltempo op. Het leuke is dat er nogal wat variatie in zin. Kortom, een ideaal traject om even je stuurmanskunst aan te scherpen. En dan is het tijd voor een pauze en waar kan je die beter nemen dan in Rochefort. Durbuy, heeft zijn toeristen, Rochefort heeft zijn Trappist! We zakken verder naar het zuiden.
Een prima asfaltbaan deint op en neer door een golvend landschap dat alle schakeringen van groen vertoont. We rijden door enkele gehuchten. Enkele huizen staan in de schaduw van de kerktoren, de mesthoop nog voor de deur. Je kunt niet zeggen dat de tijd hier stil gestaan heeft, maar echt snel heeft hij toch ook niet gelopen. We rijgen de kilometers aan elkaar. Met open vizier rijden we stilaan de ondergaande zon tegemoet. Net gekeerde stroken aarde op een akker glimmen oranje in het lage zonlicht, alsof een boer de schil van een buitenmaatse sinaasappel heeft mee geploegd. Het wegdek zet een dalende beweging in. Bergaf tot in Bouillon. Beneden in het dal kronkelt de Semois. Een motorrit beëindigen in Bouillon is nooit verkeerd. Je hebt het kasteel van Godfried dat imponeert, daarnaast hebben slimme marketing jongens een “Godfried” bier gebrouwen. En dat smaakt dan weer het best in die krakende bistrostoel die we eerder op de dag links hebben laten liggen.
Praktische informatie
Aanrijroute: Utrecht – Huy: 244 km
Lengte van de rit: 150 km
Vertrek: Maasoever Huy
Einde: Bouillon centrum aan de Semois.
Waar slapen? Bijvoorbeeld Hotel La Ferronnière in Bouillon, www.laferronniere.be
Rit 2: Rondje Namen
De provincie Namen met een overvloed aan eeuwenoud patrimonium, uitmuntend natuurschoon en gastronomische hoogstandjes, is een geknipte bestemming voor een dagje motorplezier. Ideaal vertrekpunt: de citadel van Namen!
De Citadel
En zo staan we op een zomerse dag op de top van de citadel, hoog boven het gewoel van de stad. Maar hoe komt Namen eigenlijk aan die gigantische fortificatie?
Voor we op de motor wippen, eerst een brokje geschiedenis. De citadel, ligt als een adelaarsnest, op een 100m hoge kalksteenrots, pal op de plek waar de Samber en de Maas samenvloeien. De Romeinen, waren de eersten die het strategische belang van de plek inzagen. Ze bouwden er prompt een militaire voorpost. De eerste stenen wallen dateren ergens uit de vroege middeleeuwen. Tot aan de onafhankelijkheid van België, werd het fort vaak belegerd. Het viel achtereenvolgens in Spaanse, Oostenrijkse en Franse handen. Tussen 1816 en 1825 werd de bestaande fortificatie door de Nederlanders verbouwd en kreeg de citadel zijn huidige contouren.
Maar de woelige tijden van weleer zijn voorbij. Vandaag wordt de citadel nog alleen bestormd door horden toeristen. Waar vroeger de kanonnen stonden, prijkt nu een luxe hotel. Van op de terrassen worden we getrakteerd op een subliem uitzicht over de stad Namen. In de diepte kronkelt de Maas als een glinsterende slang door de vallei. We starten de motoren en gaan op pad. We volgen de Maas enkele kilometers stroomafwaarts en slaan dan rechtsaf de vallei van de Samson in. Een heerlijk baantje loopt slingerend de hoogte in. Beneden in het dal loopt de rivier tussen de mazen van het landschap door. Het wegdek wiegt heen en weer tussen imposante rotswanden. Het nauwe valleitje is gehuld in schaduw. Hier en daar schieten speren zonlicht door het dichte bladerdek. Her en der is het asfalt kleddernat van afdruipend water. En dan, komen we boven op het plateau. Waar het bos eindigt, zijn vers geploegde akkers uitgerold als landschapbrede lopers in roodbruin met witte spikkels van kalksteen.
Naar de Maas
In een rechte streep, nu ja op de kaart welteverstaan schuiven we op naar het zuiden. Via Spontin en Ciney, rijden we naar Celles en daar hebben we een goede reden voor. Het dorpje, behoort tot het selecte kransje “ Les plus beaux villages de Wallonie”. Stokoude huisjes, opgetrokken in grijze natuursteen staan schouder aan schouder in het gelid. Bloemenkorven aan de muren en met een tondeuse getrimde grasperkjes, afgezoomd met struiken, geven de gevels nog meer sier. Celles is een parel!
Een prima asfaltbaantje brengt ons in sneltempo tot in Vêves. Vanuit het niets, duikt er achter een bocht een kasteel op. Het slot, met zijn vier ranke torens die als reusachtige schaakstukken in de lucht steken is perfect middeleeuws. Dikke muren houden de digitale waanzin op een veilige afstand. Hoofdweg D915, werkt goed mee. Het asfaltlint dat door het landschap kringelt, ligt er verlaten bij. Geen tegenliggers te bespeuren, op die ene tractor, beladen met aardappelen na. We zetten de afdaling in naar de Maas. In Hastière, steken we de rivier over. Het land golft voor ons uit. Zon en wolken zorgen voor nog meer beweging. We rijden tot Ermeton-sur-Biert en dan buigen we rechts af naar de vallei van de Molignée. En dan komen we bij één van de hoogtepunten van onze motorrit: de abdij van Maredsous. Het neogotische complex dateert uit 1872 en bewaart relieken, boeken, schilderijen en meubels uit verdwenen abdijen uit de omgeving.
Eeuwenoude geheimen
Maar, daar hebben wij even geen oog voor. De aantrekkingskracht van het zonovergoten terras, is te groot. We laten een portie abdijkaas aanrukken en tegelijkertijd proeven we een Maredsous Triple. Het is een heerlijke plek waar de tijd ongemerkt verder glijdt. en waar we wel uren kunnen zitten zonder dat de verveling toeslaat. Voort maar! Enkele kilometers verder op, achter een blinde bocht, duikt plots de ruïne van het kasteel Montaigle op. Even in de remmen! De oude stenen muren van de burcht doen je verbeelding op hol slaan. Er hangt hier iets in de lucht en het is niet de rafelige wind die de boomtakken doet kreunen. Maar eerder de stilte die eeuwenoude geheimen verborgen houdt. Montaigle is een magische plek die je gewoonweg niet voorbij mag rijden zonder even poolshoogte te nemen.
Ter hoogte van Anhée, werp de Molignée zich in de Maas. Wij kiezen voor de rechteroever en volgen de rivier stroomopwaarts tot Yvoir. Hier, buigen we rechts af en tuffen door de vallei van de Bocq. Onder tunnels van groen loopt het asfalt verder naast het heen en weer spartelende water van het riviertje. Crupet, heet het volgende dorp. Het plaatsje bulk van de charme en lijkt een beetje op een openluchtmuseum na sluitingstijd.
We gaan nog wat kilometers maken en rijden in één ruk tot Wépion. In Wépion, draait alles rond aardbeien. Langs de gewestweg die naar Namen voert, krioelt het van de kraampjes. We nemen een bakje mee. De finale van onze motorrit voert verder langs de boorden van de Maas. We steken voor de laatste keer het water over en zetten koers naar het strand van Namen, Plage D’Amée. We laten ons neerploffen op een terrasje aan de waterkant. Clichés hoeven niet altijd fout te zijn !
Praktische informatie
Aanrijroute: Utrecht – Namen : 230 km
Lengte van de rit: 142 km
Vertrek: Citadel Namen
Einde: Plage D’Amée, Rue des Peupliers 2, 5100 Namen, www.laplagedamee.be
Waar slapen? Bijvoorbeeld in Hotel Château de Namur, een leuk hotelletje boven op de top van de citadel. www.chateaudenamur.com
Rit 3: van Tongeren naar Arlon.
Een rit van Tongeren, de oudste stad van België, naar de tweede oudste stad van ons land, Aarlen. Tumuli, dolmen, menhirs en overblijfselen van Romeinse villa’s omzomen er de baan. Kortom, een motorrit door een echo van vroeger.
De Romeinen
Atuatuca Tungrorum, de antieke benaming voor Tongeren, was tijdens de Romeinse overheersing in onze contreien de administratieve hoofdplaats van het volksdistrict Tungri. Voordat de Romeinen er in de 1ste eeuw v.C binnen vielen, werd het gebied bewoond door de Eburonen. In 54 v.C hadden de Eburonen er genoeg van en onder leiding van hun koning Ambiorix, vielen ze de Romeinse bezetter aan. Tevergeefs, Ambiorix bracht de Romeinen weliswaar zware verliezen toe, maar moest zich toch gewonnen geven. Na de definitieve bezetting door de Romeinen zou Tungrorum uitgroeien tot een belangrijke Romeinse stad op de kruising van de heirbaan naar Keulen.
Tot daar de historische les. Wie de geschiedenis van de stad wil opsnuiven kan niet om het plein heen rond de basiliek. Ambiorix, staat er met hakbijl in de hand, hoog op zijn sokkel nog steeds op de uitkijk. Tegenover het standbeeld van de dapperste Galliër, ligt het Gallo-Romeins museum. Helaas, wij moeten er vandoor. We starten de motoren en sturen de stad uit. In zuidelijke richting bollen we door een op en neer golvend asfaltlint dat een streep door velden en akkers trekt. Plots, duikt aan de rechterkant van de weg, een vreemde, met gras bedekte bult op. Dit moet een tumuli zijn, een Romeinse grafheuvel. De rare, uit de kluiten gewassen molshoop waarop wat opgeschoten struikgewas groeit, steekt een tiental meter boven het omliggende land uit. Een tumuli, werd opgetrokken door de Gallo-Romeinen om er hun doden te begraven.
Belgisch Stonehenge
We omzeilen het centrum van Luik langs de E 42 om ter hoogte van Tilff, de Ourthe vallei in te duiken. Langs het water rijden we in een gezapig tempo verder. Ter hoogte van Comblain-au-Pont, sturen we naar de vallei van de Amblève. Het wegpatroon volgt het grillige verloop van de rivier en daar lusten we wel pap van. We wiegen van de ene kronkel naar de andere. De schaarse rechte stukken gebruiken we om de volgende bocht perfect aan te snijden. En zo komen we behoorlijk dol gedraaid in Aywaille terecht. Bos, veld en geschoren akkerland wisselen elkaar af. Hier en daar liggen vierkantshoeven, als grijze papiersnippers; tussen het deinende hinterland. Verkeer is er nauwelijks. Er overvalt ons een gevoel van kalmte. Haast schijnt opeens een vaag begrip te zijn.
We kiezen links richting Wéris. Het baantje hobbelt door de velden, om vervolgens uit te monden op een met bomen afgebakend grasveldje. Onder de bomen liggen reusachtige blokken, als dominostenen op en over elkaar, de dolmen en menhirs van Wéris, dat ook wel eens het Belgische Stonehenge genoemd wordt. Voor onze voeten, ligt vierduizend jaar oude geschiedenis. Het is een plek vol mysterie.
We tuffen zachtjes weg. Via smalle baantjes gaat het verder naar Berisménil. Diep verscholen in de bossen, vind je de overblijfselen van een Keltische vesting. Een stenen muur, deels gerestaureerd omringt een gebied van 13 ha en vormt zo vermoedelijk de grootste archeologische site van Keltische oorsprong. Uiteraard is er aan deze vreemde muur een legende verbonden en die luidt als volgt. In een diepe put, gelegen in het midden van de vesting ligt een fabelachtige schat die elk jaar op kerstdag aan de oppervlakte komt, wanneer de kerkklokken twaalf maal luiden. Wie de schat wil buitmaken, dient een zwarte kip in het gat te gooien en moet zonder een woord te spreken de schat meenemen naar huis. Drie lokale boeren, die met succes de schat wegkaapten, maar loslippig waren, verdwenen op een dag spoorloos. Daar doen we niet aan mee, snel de motor op!
Plateau van Bastogne
Een handvol kilometers verder, komen we in Nadrin. “Rue du Villa Romeine”, trekt onze aandacht. Een gele wegwijzer richt zijn pijl naar een grasvlakte. Even stappen en we staan op de grondvesten van wat ooit een Romeinse villa was. Het moet een fameus stulpje geweest zijn. Gewelven van dertig meter op vijfentwintig, steken een halve meter boven de grond. Een trapje leidt nog naar wat ooit een kelder was. We blijven er niet te lang hangen en rijden in één ruk naar Houffalize.
Het vervolg van onze route, loopt over het plateau van Bastogne, vijfhonderd meter boven de zeespiegel. We rijden door een stukje België waar er nog ruimte zat is. Voldoende plaats, om eens flink aan het gashendel te draaien zonder op lange tenen te trappen. We naderen Fosset (deelgemeente van Amberloup ), een gehucht van vijf huizen rond de kerktoren. Een riviertje, nauwelijks breder dan een badkuip, snijdt het dorp in twee. Het natuurstenen bruggetje, dat met drie kleine bogen de Laval overspant is van Romeinse makelei. Een departementaaltje, loopt zigzaggend heen en weer tussen weidegrond en akkerland. Hier en daar zorgen plukken dennenwoud er voor dat er wat afwisseling in het natuurlijke decor komt. België dichtbevolkt! Je moet hier eens komen kijken!
We rijden door het enorme woud van Anlier, en daarna rollen we de Gaume binnen. In Habay-la-Vieille, nemen we nog een kijkje bij de overblijfselen van een Romeinse woning, villa Mageroy. En dan zetten we de laatste rechte lijn in naar Arlon. Net als Tongeren, is Aarlen een oude vestingstad van de Romeinen en heette tijdens de Romeinse overheersing Orolauno vicus. Als je de naam luid op leest klinkt de echo van Arlon in je oren. Je vindt er een archeologisch park met overblijfselen van een thermale badinstelling. Naast de Romeinen hun bad, ligt een 1500 jaar oude begraafplaats. In sommige stenen kan je nog gebeitelde inscripties waarnemen. In een kelder, enkele meters onder de begane grond stuit je dan weer op de resten van een Romeinse verdedigingstoren. Wil je alles weten over het volk van Caesar, dat vind je zeker en vast je gading in het Gallo-Romeins museum.
Praktische informatie
Aanrijroute: Utrecht – Tongeren: 198 km
Start: Tongeren
Einde: Aarlen
Lengte: 150 km
Waar slapen? Bijvoorbeeld in Hotel Peiffeschof, een charme hotel net buiten het centrum van Arlon. www.peiffeschof.be