De godfather van de zijspan, motorsport, Asser horeca, Egbert Streuer, café Jaap Geerts, Drentse blues en eindeloos feestgedruis tapte onlangs toch echt zijn laatste rondje. Levende legende Jaap Geerts, inmiddels 77, trekt het niet meer tot vijf uur ’s ochtends. ‘Ik had altijd het hele rennerskwartier binnen, van 50 cc tot zijspan; Streuer, Doohan, Amerikanen, grasbaancoureurs, iedereen. En een feest altijd, och, och, och…’
‘Toen ik tien-elf was, wilde ik al wegracecoureur worden. Hier in Assen had je er twee die reden op een Norton Manx en AJS Boyracer; mooi, mooi, maar die kon ik natuurlijk nóóit betalen. Dus wat doe je? Crossen. Deed ik met drie vrienden uit Baggelhuizen. Binnen vijf jaar hadden we met onze club duizend rijdende leden, duizend! Iedereen kwam hier naar toe, de familie Dirkx, Van Heugten, iedereen. Maar ja, ik was gewoon autoverkoper totdat een neef naar me toe kwam met een tumor in zijn hoofd. Dat was in 1970. Hij zei: ‘Jaap jongen, ik ga dood; heb je interesse in dat café van mij?’ Nu waren er al drie café Geertsen hier in Assen; een bardancing, eentje met ouwe kerels en jenever en de zaak die ik kon overnemen met kaartende oude mannetjes. Maar ik wilde een sportcafé. En dat ging lópen, dat wil je niet weten, dus moest ik snel op zoek naar een andere, een grotere. Wat daar gebeurde, daar lustten de honden geen brood van, haha. Op een positieve manier, hoor. Dat werd uiteindelijk café Jaap Geerts.’
Lopend vuurtje
‘Ondertussen deed ik van alles in wedstrijdverband: motorcross, enduro, grasbaan, trial en wegrace, op het laatst zelfs internationale snowmobile-races hier in Assen. En omdat ik altijd veel aan promotie deed, zat het na de races altijd stampvol in m’n kroeg. En omdat ik alle sporten mooi vind en ijshockey heel populair was, zat de tent even vol met Tjechische, Canadese en Amerikaanse ijshockeyers. Die waren ook niet vies van bier.’
‘Na jaren sparen had ik uiteindelijk een BMW zijspan waarmee ik tweemaal Nederlands Kampioen werd en drie jaar Grand Prix heb gereden. Je moet je voorstellen, ik was begonnen als enige Asser zijspanrijder, twee jaar later waren er zeven, alleen al in Assen! Dus was mijn kroeg wereldberoemd, dat ging natuurlijk als een lopend vuurtje over het paddock. Met de TT deed mijn neef Jaap Timmer nog extra promotie door aan het eind van de trainings- en racedagen altijd over de Drentse Heide iets om te roepen als: ‘Mooi, het officiële gedeelte hebben we nu gehad, tijd om naar het café van mijn neef te gaan, die rijdt ook zijspan…’, dit en dat, haha. En natuurlijk Goovaars, Zand Scholten en Stappenbelt van De Telegraaf lieten niets na om in de krant reclame te maken. Kwam dan ook nog de manager van Jack Middelburg bij die op de nationale tv opriep om vooral naar Café Jaap Geerts te gaan, ‘want daar hoor je alle nieuwtjes van de TT’. En altijd live muziek.’
‘Langzaamaan zat hierdoor mijn kroeg zeven dagen per week helemaal afgeladen. Nou had ik toevallig ook nog hele goeie saté en ook die ging als een lopend vuurtje. Kwamen er wildvreemde gasten binnen waarvan ik al direct hoorde dat ze uit het westen kwamen; niks ten nadele hoor, helemaal niet. Die kwamen dan van: ‘We komen niet voor de motoren, maar omdat we in De Telegraaf hebben gelezen dat hier de beste saté van Nederland geserveerd wordt.’ Haha, vijfentwintig kilo saté ging hier wekelijks van het mes, vijf-en-twin-tig kilo, dag in, dag uit.’
Kroeg dicht en racen
‘Tot 1978 heb ik Grand Prix zijspan gereden, maar het café en racen was niet de beste combinatie. Een week voor de TT kwam iedereen al in het café; de vaste mannen van Castrol, Champion, Jan en Hetty Put van Putoline, Jan de Rooy, Toon van de Vliet… Stond ik met de TT zelf nog tot zes-zeven uur ’s ochtends bij de deur met twee portiers, want ik wilde wel weten wat er het café binnenkwam. Dan de tent sluiten, schoonmaken, dan gelijk naar huis om een of twee uur te slapen. Douchen, opknappen en dan om vier uur aan de start van de TT om lekker te racen.
Ik moet wel zeggen dat ik verder heel gezond leefde: iedere avond aardappels en groente, driemaal per week naar de sportschool en iedere ochtend met de racefiets naar het TT Circuit. Daar twee volle rondes fietsen, dan twee rondes hardlopen. Moest ook wel, anders was het allemaal niet vol te houden.’
Carlos
‘Ach, ach, wat er toch allemaal gebeurde. Altijd feest, altijd feest, nooit rottigheid, dat niet. Een goede kennis van me had hier zeven kilometer verderop een sexhuisje met de naam Carlos. Die mensen uit het westen geloofde niks van al die neukerij in de provincie, maar het was al een week voor de TT volle bak. Moest ik iedereen uit het westen ernaar toe rijden, tot het uitliep op een politieachtervolging in de ochtend. Nu ken ik wel al die binnendoor weggetjes, maar dat was ook de laatste keer dat ik de taxichauffeur zou uithangen. Of een andere kennis, die zat in de paardensport en zou later de König-zijspan van Streuer kopen. Afijn, de zus van die man had een koekjesfabriek in Assen en hij moest haar altijd naar de manege brengen. Maar bij terugkomst moest hij altijd even aanleggen bij mijn café met het paard nog in de trailer. Was het die nacht zo koud, zeg ik tegen hem dat ik dat zielig voor het beest vind. Uiteindelijk heeft de hele nacht dus Durk het paard aan de bar gestaan, de normaalste zaak van de wereld, haha. Of ineens kwam er het idee om kanowedstrijden met coureurs, De Telegraaf, Rijk de Gooijer, iedereen, hier in de vaart te organiseren. Met commentaar van Jan de Rooy. Vraag me niet waarom, maar we deden het samen met een wethouder in Rolde die ook met de races in Tolbert te maken had. Je gelooft het niet, maar stonden er honderden toeschouwers aan de vaart naar die sukkels in die kano’s te kijken, haha. En de winnaar, die kreeg gratis bier in mijn café. En daarna voor niks naar, je raadt het al, Carlos. Oh man, oh man, daar werd over gepráát, jongen, hahaha.’
Geen kasteel, wel Jaap
‘Egbert Streuer en Johan van der Kaap kwamen al op hun zeventiende-achttiende bij mij in het café. Johan wilde mijn BMW-zijspan kopen, maar Egbert wilde niet racen vanwege zijn zieke vader. Dat typeert Egbert; het is zo’n mooie echte kerel, we zien mekaar nog altijd wekelijks. Ik heb me in alle bescheidenheid altijd heel hard voor hem gemaakt, alles voor hem gedaan met samen trainen en het organiseren van het König zijspan via Riemer de Vries van Heerenveen. Ja, die zijspan met sponsoring van Caraco IJs. Toen Egbert met Schnieders echt in de GP’s doorbrak, ben ik nog geregeld met hem mee geweest. Maar de afstanden werden groter en bij ieder wereldkampioenschap gaan zich meer mensen met geld ermee bemoeien. Maar Egbert bleef Egbert en mij trouw. Na het racen of bij thuiskomst ging hij altijd naar mijn café, altijd. Toen Egbert stopte, wilde Lee van Dam, je weet wel, met zijn Zuid-Amerikaanse connecties bij British American Tobacco, het afscheidsfeest op een kasteel doen, want bij mij was het allemaal goedkoop en niks. Zei Egbert: ‘Mijn carrière is begonnen bij Jaap Geerts en zal eindigen bij Jaap Geerts, dus je zoekt het maar uit met je kasteel’.
De ommekeer
‘Prachtige tijd, prachtig, maar ik werkte altijd als een paard. Alles was de zaak, de zaak; deed de deur open, deed de deur dicht. Na vijfentwintig jaar Café Jaap Geerts raakte ik totaal doorgedraaid, complete burn-out, volledig afgekeurd voor werk. Was echt vreselijk naar de kloten. Heb ik een grote zeilboot gekocht en daar acht jaar op gereisd en gewoond. Lekker helemaal alleen, rust, geen gezeik. Dat heeft me heel veel goed gedaan. Daarna heb ik een klein huisje hier in de Asser binnenstad gehuurd. Ik deed niks, helemaal niks.
Totdat mijn maat Jan Vegelien vijf jaar geleden heel veel geld tegoed had van een zakelijke klant die niet kon betalen. En die zijn café dus als betaling aanbood. Dus Jan vraagt me voor wat advies, hulp en of ik hier in de café De Dépendance wat achter de bar zou kunnen staan. Natuurlijk wilde ik dat doen, maar ik had al hartproblemen gehad. Dus heb ik het steeds verder afgebouwd naar één dag in de week. Maar joh, het werd steeds zwaarder en ik ging helemaal total loss van weer tot vijf uur ’s ochtends werken. Bovendien ben ik onlangs weer gedotterd, dus heb ik afgelopen februari hier mijn laatste bier getapt met vrienden en de Greyhound Blues Band. Het is mooi zo.’
‘De komende TT? Dan ga ik weer op mijn BSA Spitfire op vrijdagavond de TT Run doen met Egbert en vrienden. Die hebben er allemaal ook één. En als ik dan ook nog Boetje en Ankoné tegenkom, dan is het helemaal goed. Maar niet meer, nooit meer na twaalf uur naar bed.’
Tekst: Joost Overzee