‘Schijnbaar waren ze al aan het scouten tijdens de uitwisselingswedstrijden van de NMB en de KNMV, eind 1978. Het Van Veen-raceteam wilde een jonge Nederlandse rijder op hun machine hebben zitten en waren dus alvast aan het kijken wie die plek in kon nemen. Dat zou beslist gaan worden tijdens een selectiedag, maar ik had daar geen officiële uitnodiging voor ontvangen. In de daaropvolgende winter ben ik me dus gewoon gaan voorbereiden op mijn eigen seizoen. Ik liet door Nico Bakker een nieuw frame maken, voor mijn eigen Kreidler. In het begin van 1979 heb ik daar een paar keer op getraind, maar veel meer heb ik er niet op gereden. De reden, ik werd dus toch uitgenodigd voor die selectiedag van Van Veen.
Begin maart moest ik me melden op het circuit Zolder, samen met nog wat andere jongens. Ik was niet heel gespannen voor die dag, want ik wist dat ik gewoon mijn rondjes moest maken, zoals ik altijd deed. En het ging inderdaad hartstikke goed, op zo’n productieracer van Van Veen. Uiteraard was de hele nationale pers bij het evenement aanwezig, dus op dezelfde dag maakte het team gelijk een besluit welke jongen op hun machine zou komen te zitten. Ze hadden een volledig driejarenplan opgesteld om de gekozen rijder klaar te stomen voor het grote werk. Aan het einde van de middag kregen we de uitslag te horen en ze kozen voor mij. Ik dacht, mooi dit! Ik moest gelijk een pak van het team aantrekken en op de foto.
In het seizoen van 1979 reed ik dus voor het eerst met Van Veen en zodoende kwam ik ook bij de KNMV terecht, want Van Veen wilde niet dat ik nog bij de NMB zou blijven rijden. Dat had ook te maken met het internationale startbewijs, want qua niveau was er niet echt een groot verschil te bemerken tussen die twee bonden. Ineens reed ik met de grote mannen mee, onder wie Theo Timmer en Henk van Kessel. Als je ze dan in Nederlandse races redelijk goed bij kan houden, dan heb je goede hoop dat je ook in Grand Prix-wedstrijden leuk mee kan doen. Maar dat was toch eventjes wat anders. Dan kom je ineens op echte banen terecht en ik merkte dat ik nog wel wat te leren had. Hier in Nederland reden we voornamelijk op stratencircuits en af en toe kwamen we weleens op Assen.
Eenmaal in de Grands Prix schrok ik toch wel een beetje. Man, ik kon ze niet bijhouden. Hoe was dat mogelijk? Mijn debuut in het WK herinner ik me sowieso nog heel goed, die was in Rijeka. Ik zou namelijk de TT van Assen rijden, maar bij Van Veen vonden ze het wel een goed idee om alvast wat ervaring op te doen. Dus op naar Joegoslavië. Alleen was ik vlak ervoor in Raalte gevallen, waardoor mijn knie goed stuk was. Dat ging niet best. De knie was overigens niet het enige probleem, want ik was überhaupt niet gewend om drie kwartier opgevouwen te zitten. Mijn benen werden compleet afgekneld en in de laatste paar rondjes stroomde er gewoon geen bloed meer naar mijn voeten. Beetje strekken af en toe, maar ook dat hielp niet. Uiteindelijk ben ik maar met de hand gaan schakelen. Uiteindelijk werd ik zestiende in die race, dat was toch wel een teleurstelling. Ik had wel wat meer verwacht van mijn GP-debuut.’