Ineens bedacht ik me dat ik het eigenlijk nooit meer echt koud heb gehad op de motor. Verkleumd wel, maar tot op het bot koud? Dat verbaasde me. Dat tweecilinders 12.000 tpm draaien en na 100.000 kilometer nog niet barsten, vinden we heel gewoon. We staan er niet bij stil dat motorbanden stilletjes enorm aan grip hebben gewonnen. Rubber moet rollen, ook dat vinden we heel gewoon. En dan al die elektronische rijhulpen, die voorkomen dat je omvalt. We gebruiken ze alsof ze niet heel bijzonder zijn. Met motorkleding is het nauwelijks anders.
Herman Brusselmans: Vier motoren voor één man, dat is toch te veel?
Ooit reed ik naar het toenmalige Tsjechoslowakije. Een lederen oliejack uit Noorwegen, een open helm met Climax-bril, Oostduitse tanklaarzen en een Braziliaans regenpak van elastisch bananenrubber beschermden mij tegen Het Weer. Je wist dat je het koud kreeg, maar nooit waar en wanneer. Bij Bayreuth raakte ik bevangen door de kou, ondanks dat de hele dag de zon had geschenen. Later reed ik in een gebruikte Belstaff – een originele, niet dat modespul van tegenwoordig. Dat was warm tot het regende, want echt waterdicht was een vetpak nooit. Eind jaren tachtig volgde een blauw, met aluminium gevoerd MQP-pak, dat nauwelijks verschilde van de zeilbootversie. Het was van honderd procent Heel Dik Stug Waterdicht PVC. Het verlengde je levenskansen in ijskoud water, maar aan land zweette je als een otter. Rond 1994 kocht ik mijn eerste moderne textielpak, van soepel cordura met een waterwerende Gore-tex Z-liner. Een verademing, een ontdekking, een revolutie, die wat mij betreft het motorrijden echt heeft veranderd. Oneindig rijden zonder kou.
Vanmorgen was het min 2 toen ik naar Zwolle reed. Onder m’n jack droeg ik een Coolmax-shirt. Het was behaaglijk warm. Toen ik in Bayreuth einde dag bijna van de motor donderde, was het nog steeds 22 graden!