Ik weet niet precies waarom, maar af en toe wil ik voor mezelf iets kopen wat ik eigenlijk helemaal niet nodig heb. Een maand of vijf geleden kocht ik een nieuwe paraplubak. Nochtans was de ouwe niet versleten of kapot. Welnee, die was nog prima in orde, en bovendien erg mooi: aan de buitenkant opgefleurd met talloze afbeeldingetjes van Mickey Mouse. Ik had hem ooit gekregen voor m’n verjaardag van m’n tante Sonja, en in wezen was het niet echt een cadeau vond ik, omdat m’n tante Sonja een winkel had in paraplu’s en paraplubakken, dus ze had hem gewoon van het rek moeten nemen. Als ze een winkel had gehad in voederbieten had ik allicht niet een paraplubak ten geschenke gekregen maar een voederbiet. Hoe dan ook verving ik de Mickey Mouse-paraplubak, die ik meegaf met het grofvuil, door een kersvers, koperen exemplaar, zonder afbeeldingetjes. Die staat daar nu in de hoek, met twee paraplu’s erin, waarvan er een gejat is. Dat kwam zo: een man liep in de regen en de wind over straat en ik ook, en de man vroeg mij om z’n paraplu even vast te houden, zodat hij z’n twee handen kon gebruiken om een sigaret op te steken. Je weet wel, met je ene hand een kommetje maken en met de andere hand de aansteker bedienen zonder dat de vlam telkens wordt uitgeblazen. ‘Oké, zei ik. Hij gaf mij de paraplu, begon te hannesen met de sigaret en de aansteker, en ik holde keihard weg met de paraplu in m’n hand. Omdat de man heel oud was, rond de negentig, was het voor hem zinloos om me achterna te rennen. Vandaar dat ik sindsdien twee paraplu’s heb in plaats van één. Maar goed, ook deze week kocht ik iets wat niet per se noodzakelijk is in m’n dagelijkse leven. Ik schafte immers een schrijfblok en een nieuwe vulpen aan. Ik heb papier genoeg in huis, en ook voldoende schrijfgerei.
Brusselmans: ‘Helaas zijn er van moeder Teresa op haar Goldwing geen foto’s’
Ik redeneerde echter: ik schrijf al vijfentwintig jaar m’n literatuur rechtstreeks op de computer, maar m’n volgende roman ga ik eerst met de vulpen op papier schrijven. Die volgende roman zou als titel ‘Weet Ik Niet’ hebben, en handelen over het feit dat ik weliswaar een universitair geschoolde, intellectuele veellezer ben die continu informatie vergaart, maar dat ik, hoe ouder ik word, steeds meer het gevoel krijg dat ik nagenoeg niks weet. De vulpen waarmee ik deze roman wil schrijven is van het merk Lamy en het papier is van Aurora, zonder twijfel prima merken, die me nog veel schrijfplezier zullen bezorgen. Maar evengoed zou ik die ‘Weet Ik Niet’ net zo goed meteen uit de computer kunnen rammen. Doch hier gold weer m’n wetmatigheid dat ik af en toe iets voor mezelf wil kopen. Wat zal het volgende zijn? Nou, ik vrees dat ik met belangstelling uitkijk naar de komst van de nieuwe Triumph Speed Triple 1200 RS. Het gevaar bestaat werkelijk dat ik die voor mezelf wil kopen, terwijl ik al drie andere Triumphs heb. Vier motoren voor één man, dat is toch te veel? Plus, de paraplubak, het papier en de vulpen waren behoorlijk goedkoop, elk onder de honderd euro, maar zo’n Speed Triple RS moet rond de achttienduizend euro kosten. Dat is wel erg veel poen voor de beurs van een kleine zelfstandige die al langer dan een jaar getroffen is door de economische coronacrisis. Kortom, zou ik niet beter de Speed Triple RS aan me voorbij laten gaan, en als ik binnenkort dan toch weer iets voor mezelf wil kopen, kiezen voor een veel goedkoper object? Wat dan? Een schoenlepel? Drie porseleinen beeldjes, voorstellende de drie aapjes van Horen, Zien & Zwijgen? Een extra cimbaal voor bij m’n drumstel? Of toch die RS? Of niks van dat alles, en m’n geld in de knip houden, zodat ik ooit, als ik ben heengegaan, me de duurste begrafenis kan permitteren die Gent ooit gekend heeft? Twijfels, altijd maar twijfels.