Als je zoals ik vijfenzestig bent, binnenkort zesenzestig, vraag je je geregeld het een en het ander af. Natuurlijk vooral: hoe lang zal ik nog leven? En daarmee samenhangend: hoe lang zal ik nog in het gezelschap kunnen zijn van m’n tweeëndertigjarige vriendin, m’n zoontje van vijf maanden, en m’n zesjarige hond? Maar je vraagt je ook andere dingen af: zal ik gezond blijven? Zal het stoppen met roken eindelijk lukken? Zal ik nog lang m’n eigen veters kunnen knopen? Zal er ooit een verpleegkundige dagelijks langskomen om m’n rug te wassen, bij voorkeur gratis want immers betaald door het ziekenfonds? Zal ik m’n interesse behouden in literatuur, sport en actualiteit, of zal het me op den duur allemaal niks meer kunnen schelen? En vanzelfsprekend dringt ook de volgende vraag zich op: zal ik nog vele jaren lang met de motor kunnen rijden?
Een teken aan de wand is dat ik moeilijkheden begin te ondervinden op de Triumph Thruxton 1200 R, die clip-ons heeft en de rijder dwingt tot een zitpositie die niet al te comfortabel is voor de polsen, de nek, en de rug. Op de Triumph Speed Twin Breitling is de houding gemakkelijker vol te houden en daarom heb ik meer en meer de neiging om de Thruxton op stal te laten en vooral met de Breitling de weg op te gaan. Ik denk er zelfs aan om de Thruxton van de hand te doen, hoe mooi en aantrekkelijk hij ook mag zijn.
Een troost is dat er motorrijders rondsjezen die nog veel ouder zijn dan ik. Zo ontmoette ik een drieëntachtigjarige man, die vele kilometers blijft afleggen op z’n Tiger 850. Ik vroeg aan hem of hij geen last had bij het rijden. ‘Helemaal niet’, zei hij, ‘ik voel me als een vis in het water. Nergens pijn, ook niet na een rit van Assenede naar Waarschoot, waar ik woon.’ In Assenede is de Triumph-dealer BMC en daar had ik de man leren kennen. Van Assenede naar Waarschoot is het ongeveer vijfentwintig kilometer en dat Pierre, zoals hij heette, die afhaspelende zonder een greintje problemen, dat gaf mij moed. Ik nam aan dat hij de oudste motorrijder was die er in de buurt rondreed, tot hij zei: ‘M’n broer Antoine, met wie ik samenwoon, is tweeënnegentig en die rijdt nog steeds met de motor.’
Herman Brusselmans: ‘ik heb mijn zinnen gezet op de Triumph Street Triple 765 RS Moto2’
Tjonge, tweeënnegentig. Als ik het zelf ook ooit zo lang zou volhouden, had ik nog zevenentwintig jaar motorplezier voor de boeg. ‘Wil je hem eens ontmoeten?’, vroeg Pierre. Ja, dat wilde ik wel. ‘Volg mij maar’, zei hij. Ik reed op de Breitling achter de Tiger van Pierre en dat was nog een heel karwei, want Pierre reed als een gek. Achter hem aanrijden was ongeveer levensgevaarlijk. Tot hij stopte bij een kleine boerderij in Waarschoot en ik met het zweet op het voorhoofd m’n helm afnam. Binnen stelde hij me voor aan Antoine, een kwieke oude man, die een sigaar zat te roken en een neut jenever zat te drinken. ‘Dit is Herman Brusselmans’, zei Pierre, ‘een jonkie, dat ook motorrijdt. Laat je motor even zien aan Herman, Antoine.’ Ze liepen me voor naar een vroegere koeienstal en daar stond godbetert een Vincent Black Shadow. ‘Uit 1949’, lalde Antoine, die duidelijk al meer dan één neut had genuttigd, ‘een van de eerste die van de band is gerold. Wacht, ik start ’m even.’ Na een aantal pogingen met de kickstarter, kreeg hij de Vincent aan de praat. Schitterend geluid, magnifieke motor. ‘Zullen we samen een toertje doen?’, vroeg hij. ‘Op een andere keer’, zei ik, terwijl ik dacht: je broer rijdt al als een zot, wie weet hoe jij, zo zat als een aap, rijdt. ‘Ik moet dringend naar vrouw en kind.’ Ik nam afscheid en onderweg naar huis, dacht ik: ik ben helemaal niet oud, ik ben piepjong, en ik zal met de motor nog vele wegen zoeken en vinden.