Een normaal mens rijdt graag met de motor. Ik zeg altijd: als je niet graag met de motor rijdt, nou, dan ben je geen normaal mens. ‘Ben ik dan niet normaal?’, vroeg oom Florimond, die niet met de motor rijdt, en er ook nooit mee heeft gereden. ‘Nee’, zei ik, ‘en dat komt niet alleen omdat je niet met de motor rijdt. Dat komt ook door die omgekeerde trechter op je kop, je neiging om slechts gekleed in een paarse, fluwelen vrouwenonderbroek over straat te lopen, en de brieven die je schrijft naar Jort Kelder, en dan ben je tevens woest op de postbode omdat die nooit een brief terug van Jort Kelder in je bus laat vallen. Geen wonder dat ze van plan zijn om je nog minstens een jaar in dit gesticht te laten zitten.’ Anderen dan oom Florimond wijzen me er net zo goed op dat motorrijden en normaliteit niks met elkaar te maken hebben. Ach, laat hen hun zielige meninkje maar behouden. Ondertussen rijden wij, motorrijders, door berg en dal, malen we de kilometers weg onder onze wielen, en hebben we geen centje last van files.
Herman Brusselmans: ‘Ik heb een nieuwe motor gekocht’
Het is altijd mijn bedoeling geweest om iedere dag de motor van stal te halen en op z’n minst een kort ritje te doen. Vorige maandag wilde ik ook weer de baan op. Maar ik kon niet anders dan het uitstellen, omdat ik m’n zoontje Roman voor het eerst naar de opvang moest brengen en hem een paar uur later weer moest gaan ophalen. De tijd die daartussen zat, was te beperkt om een van de twee Triumphs de weg op te sturen. Dan rijd ik morgen wel, dacht ik. En inderdaad, de dag nadien was het dinsdag. Doch alweer zou een deugddoende rit er niet van komen. Ik had namelijk een serieuze verkoudheid opgelopen. Je zal zeggen: de ware motorrijder laat zich door een verkoudheid niet tegenhouden, maar ik wel. Wil dat zeggen dat ik geen ware motorrijder ben? Toch wel, alleen is het zo dat ik thuis blijf als ik een verkoudheid heb, dat is toch niet moeilijk te snappen?
Was m’n verkoudheid de dag nadien, een woensdag, voorbij? Nee, helaas niet, integendeel, ze was nog verergerd. Op die woensdag heb ik twaalf zakdoeken volgesnoten, een volledig flesje Otrivine in m’n neusgaten gespoten en zodanig veel gehoest dat ik slechts twaalf sigaretten kon roken, in plaats van de gebruikelijke zesendertig. Ik moet toegeven dat de verkoudheid de dag nadien, de donderdag, veel aan kracht had verloren. Dus nu kon ik gerust rijden. Maar dat ging niet door, omdat m’n vriendin Lena dagdienst had in het hotel waar ze hoofdreceptionist is, en ik moest thuisblijven om op ons zoontje Roman te passen. Als je mij vraagt: wat is er belangrijker in je leven: een motorfiets of een zoontje? Wel, dan moet ik niet lang nadenken en kies ik voor het zoontje, en dan zeker voor Roman, die het leukste zoontje is van héél de wereld.
En vrijdag dan? En zaterdag? Helaas moest ik gedurende die twee dagen naar Nederland en het regende zo hard dat ik verkoos om de reizen niet per motor af te leggen, maar als passagier van m’n chauffeur Johny in z’n Range Rover. De geïnteresseerde lezer zal zich afvragen: ‘Wat ging jij in Nederland uitvreten?’ Ik ging daar twee dagen na elkaar optreden in literair café Alkabidiades in Zaandam. Niet één maar twee dagen, omdat er enorm veel tickets waren verkocht. Midden in de zaterdagnacht kwam ik weer thuis en ik was zo moe dat ik tot zondagavond heb liggen slapen. Daarna was het te laat om nog te rijden. Dat betekent dat ik in een hele week nul keer gereden had, en dat is allesbehalve normaal. Zou ik al bij al dan toch geen normaal mens zijn? De meningen zijn daarover verdeeld. M’n oom Florimond, bij voorbeeld, die vindt mij zo gek als een deur. Dat hij brandt in de hel.
Ik heb weer heerlijk gelachten om je smaakvolle bijdrage. Genieten.