Ergens is een man die motor rijdt. Het rijden is al wat hij doet, al wat hij met zijn motor doet. Hij rijdt alleen maar. Niets meer en niets minder. Praten over motoren heeft hij nog nooit gedaan. Hij zou niet weten met wie en al helemaal niet waarom hij dat zou doen. Het komt niet in hem op.
Deze motorrijder zit niet bij een motorclub en voor de aantrekkingskracht van toertochten is hij immuun, terwijl groepen op een forum hem zelfs nog minder doen. Hij heeft nooit of te nimmer overwogen zijn vering te laten afstellen door een specialist, een circuitdag te boeken of een navigatiesysteem aan te schaffen. Hij rijdt gewoon. Zich verdiepen in de geschiedenis van de motorwereld, waarom zou hij? MotoGP, MXGP, Superbikes? Het is hem allemaal vreemd. Ook motorwebsites, -blogs en -tijdschriften zullen hem worst wezen. En op de MOTORbeurs Utrecht zul je hem ook nooit of te nimmer tegenkomen, om over de TT van Assen maar te zwijgen. Hij zit niet op Facebook, Instagram of Twitter en wat de KNMV, de MAG of andere motorverenigingen vinden, doen of laten, weet hij niet. Zou hij er wel van op de hoogte zijn, dan zou het hem niks bommen ook. Hoe het land er ook bij ligt, hij rijdt toch wel.
Column Nick Enghardt: Vingertje in de dijk
Het onderhoud van zijn motor laat hij netjes door de dealer doen, zoals in het boekje staat beschreven. Interessante praat met het personeel bij de dealer over het nieuwste hellingshoekafhankelijke ABS of bochtenverlichting of een flauwe grap over de ratelende droge koppeling van een Ducati die aan komt rijden, daar past hij voor. Hij tikt simpelweg de kosten af, stapt op en rijdt weer verder. De motorfiets is voor hem immers een vervoermiddel. Een vervoermiddel waarmee hij geen emotionele band heeft. Het brengt hem van A naar B en daarmee is de kous af.
Die elke winter terugkerende kriebel eindelijk weer met goed weer de weg op te kunnen, heeft hij nog nooit gevoeld, net als dat machtige gevoel wanneer je op het gas perfect die ene bocht uitkomt. Nooit heeft hij een glimlach in zijn helm gehad als hij in het allerslechtste weer kan zwaaien naar een mede-doorrijder. Hij grijnst niet bij het horen van het uitlaatgeluid van zijn motor, niet bij een volledig moeiteloze verzetswissel en ook niet bij een licht voorwieltje een bocht uit. Hij stapt niet af om vervolgens om te kijken en te denken: wat is dat toch een fijne machine. Hij hoeft niet naar zijn motor te kijken; hij rijdt erop en dat is het wel. Echt, die motorrijder bestaat.
Wie het is, waar hij vandaan komt, wat hij doet voor de kost of wat hij rijdt, weten we niet en waarschijnlijk komen we er ook nooit achter. Maar ergens is hij. Of zij, natuurlijk.