Tienduizenden fans bracht hij in extase tijdens de TT van 1989. Hans Spaan won de 125cc-race en is nog altijd de laatste Nederlander die een Grand Prix wist te winnen. Op deze vaste plek in Classic & Retro trakteert de negenvoudig GP-winnaar én vice-wereldkampioen van 1989 en 1990 ons op mooie anekdotes uit zijn Grand Prix-tijdperk.
Mijn eerste
‘Dat vergeet je natuurlijk nooit meer… Ik begon bij de NMB en weet nog goed waar ik mijn eerste zege pakte. Het stratencircuit van Twello. Ik had al weleens op het podium gestaan, maar winst had er tot dan toe nog niet ingezeten. Bij de NMB reden overigens een hoop coureurs rond die puur voor de lol racete. Dat was bij mij niet het geval, want ik wilde vooruit. Die drive moet je natuurlijk ook wel hebben om uiteindelijk richting de Grand Prix te kunnen gaan. En daar begint het verhaal wederom van voren af aan. Je begint onderaan en probeert naar boven te klimmen. In 1983 lukte dat, op het circuit waar ik drie jaar eerder mijn GP-debuut had gemaakt. In Grobnik leek ik totaal geen kans te hebben op een podium, want ik had een zeer slechte start. Hoewel ik er na de training prima voor stond met een vijfde tijd, ging ik echt als allerlaatste de eerste bocht in. Tijdens de start liet ik namelijk m’n Kreidler verzuipen. Toch wist ik al snel naar voren te komen en kwam uiteindelijk achter Rainer Kunz terecht. Ik ben gaan zoeken naar de perfecte plek om hem in te halen en in de laatste ronde stuurde ik hem dan ook voorbij, waardoor ik een tweede plek wist te pakken en dus ook mijn eerste podiumplaats in het WK. Sta je daar ineens op het podium, dat is toch wel iets heel speciaals. Ik dacht gelijk, dat moet vaker gebeuren. Alleen bleek dat allemaal niet zo gemakkelijk te zijn.
Overigens had ik dit resultaat nooit kunnen behalen als ik niet geholpen was door Jos van Dongen. In de trainingen had ik namelijk te maken met materiaalpech, maar gelukkig kon ik van Jos een cilinder lenen. Het bleek een perfecte combinatie te zijn met mijn eigen uitlaat. Mijn racer ging als een speer met die cilinder en Jos wist dan ook niet hoe snel hij na die Grand Prix in Grobnik weer dat cilindertje terug moest hebben. Maar ja, je raadt het al… Bij hem liep het toch allemaal wat minder goed. Overigens was dat precies de sfeer die op dat moment in de paddock hing. De Nederlanders gingen heel vriendelijk met elkaar om en wat materiaal lenen, dat was nooit een probleem. Hoef je nu niet meer te proberen in de Grand Prix-wereld. Dan staan ze je waarschijnlijk heel raar aan te kijken. Helemaal als je het aan de coureur zelf vraagt, zoals dat destijds gebeurde.
Na Grobnik stond trouwens de TT van Assen op het programma en natuurlijk is er dan hoop dat je weer succes kunt boeken. Een podium voor eigen publiek, dat zou helemaal mooi zijn. Maar helaas, dat lukte totaal niet. Die wedstrijd ging juist weer niet zo goed. Volgens mij werd ik toen iets van negende of zo. Het bleek de laatste kans te zijn om op mijn thuiscircuit een podiumplaats in de 50cc te behalen, want een jaar later gingen we natuurlijk over naar de 80. Helaas heb ik hier in mijn werkplaats geen 50cc-machine van vroeger staan, dat vind ik toch wel jammer. Het zijn toch heel mooie racertjes om te zien. Bizar hè, maar je was toentertijd echt blij als je dat ouwe ding nog kon verpatsen. Het is nu natuurlijk gemakkelijk lullen, maar ik had er graag eentje willen houden. Alleen was dat vroeger totaal niet aan de orde, want je had dat geld echt hard nodig om weer een nieuwe machine op te kunnen bouwen. Kreeg je dat niet voor elkaar, dan moest je met oud spul rond gaan rijden. Dat wilde je natuurlijk al helemaal niet.’