Wat een heerlijk asfalt! En wat véél! En wat een scenery! Maar… er ontbreekt iets.
Vriendin K. en ik zijn net geland op Muscat International Airport. Natuurlijk weet jij, lezer, nog van dat topo-proefwerk op de lagere school over welk land we het dan hebben. Precies: Oman. Onder het sympathieke Saoedi-Arabië en ten oosten van het al even vrijzinnig-liberale Jemen. En ook motor-heaven, heb ik meteen gezien vanuit onze gehuurde Dodge Neon.
Alleen: waar zíjn de motoren??
Nee, zelf rij ik nu ook geen motor. Met z’n tweeën bepakt en bezakt een week lang samen op één zadel, daar hebben K. en ik nu effe de energie niet voor. Maar dit is voor mij wel een soort studiereis. Want als het wel kan, ga ik later toch een keer met mijn ouwe motormaat E.?
Boudewijn Geels: ‘Mafkees in een sterrenpak die zinloos-domme dingen doet op een motor’
We zien overal flitspalen, dus Autobahn-snelheden zitten er hier niet in (note to self: opzoeken wat de sharia zegt over brute snelheidsovertredingen). Maar Oman lijkt me een perfect cruiseland. En het is hartstikke rijk door alle olie en gas, dus zo’n Harley of BMW R 1250 GS kan de doorsnee Omanees best betalen (het zware werk wordt hier naar verluidt gedaan door gastarbeiders wier cao’s nog wel iets te wensen overlaten). Alle auto’s hier zijn dan ook minimaal van het formaat Mazda 6.
Na anderhalve dag in en rond Muscat hebben we welgeteld nul motoren geteld. Die score is ook van toepassing op het aantal spijkerbroekenwinkels. Alle mannen die we zien (dat ‘die we zien’ schrijf ik er nadrukkelijk bij als disclaimer, want misschien is er ergens langs de grens met Jemen wel een dorp waar de hele bevolking in Levi’s en G-Star loopt) dragen namelijk een soort jurk, dishdasha geheten, en een rond hoedje. De vrouwen lopen uiteraard ook in een jurk. Ook hun haar is doeksgewijs goed beschermd tegen de zon – niet zelden geldt dat zelfs voor hun neus en mond. Maar qua kledingkleur hebben zij het significant slechter getroffen dan de mannen: zwart versus wit/grijs. En ja, dat maakt iets uit in een land als Oman. Het display van onze Dodge geeft aan dat het buiten 32 graden is. En het is pas begin februari.
De tweede nacht verblijven we in het Turtle Guest House in Ras Al Jinz, aan het uiterste puntje van de oostkust. De omgeving: een soort Mars-landschap waar nauwelijks huizen staan. Maar in het warme strandzand leggen wel zeeschildpadden hun eieren. Voor 8 rial per persoon (19 euro) mogen we in een groep met een gids ’s avonds mee het strand op. Daar zien we inderdaad schildpadden zo groot als vliegdekschepen zorgen voor toekomstig nageslacht.
Maar ook hier: geen motoren. Hoe zit dat toch? Ik vraag het de uitbater van ons hotel. ‘Motoren? Die zijn er wel; vorige week had ik hier zelfs een hele groep. Maar dat waren toeristen. En veel inwoners van Nizwa hebben lichte motoren van 100 cc (Nizwa is een beroemde Duizend-en-één-nacht-stad met veel smalle straatjes, 360 kilometer naar het westen, BG). In deze omgeving rijden Indiase expats soms motor om naar hun werk te gaan. Maar Omani’s niet of nauwelijks.’
Waarom niet, vraag ik. De wegen zijn perfect. De uitbater knikt. ‘But it’s way too hot. No airco. Wat onze jeugd wel graag doet, is driften met auto’s. Kijk maar naar de black marks op de wegen. Een band voor een Toyota Corolla kost hier ook maar 15 rial (36 euro). In de zomer rijden we het liefst ’s avonds of ’s ochtends vroeg, want overdag is de weg zo heet dat je autoband kan exploderen.’
Ik vind het een super duidelijk antwoord. Maar nu is het pas februari. Dus ik moet en zal een motorrijder vinden.
Wordt vervolgd.