Mijn favoriete inwoner van Halfweg, een dorp tussen Amsterdam en Haarlem, zal voor altijd Frits Janssen zijn. Frits las begin vorig jaar mijn columns over een pijnlijke episode in mijn jeugd, en mailde: het kan 37 jaar later alsnog! Ik heb het moment lang uitgesteld, want wie wat bewaart, die heeft wat. Maar zaterdag, 5 oktober 2024, is het eindelijk zover. De hele middag mag ik rondrijden op een heuse Honda MTX.
Lezers die vroeger zo’n meisjesmagneet hebben gehad, denken nu vast meewarig: nou en? Het knetterde en het stonk, en nu heb je toch een Kawasaki van 1000 cc? Dus waar heb je het over, Geels? Mijn oude vriend E, die in 1985 een gloednieuwe MTX van zijn vader kreeg, appte: ‘Die Honda? Ach, ik vond mijn Puchje nog het coolst.’
Makkelijk lullen vind ik dat. Het moet een enorme zelfvertrouwen-boost hebben gegeven om elke dag op zo’n koningsbrommer het schoolplein op te kunnen rijden, in plaats van lopend naast een totaal versleten Yamaha FS1 – want dat kreng was altijd stuk. Denk even na, E. Jullie MTX’ers hadden toch altijd de leukste meisjes? Enig idee hoe dat kwam? Mijn geliefde K. weet het wel. Als zestienjarige scharrelde ze met een jongen met een MT, maar ze wilde eigenlijk iets met Benno, die weliswaar een stugge boer was, maar wel een MTX bezat. Helaas, te veel concurrentie, want álle meisjes wilde Benno.
Nu heb ik geëist dat K. meegaat naar Frits, zodat ze mij op een MTX kan zien. Ja, een brommer-sexappeal-test op 54-jarige leeftijd. Kinderachtig? Nee hoor, dit heet afrekenen met je jeugdtrauma.
Frits (60) woont in Halfweg, in een hoekhuis met een grote betegelde tuin. Daarop staan een blauwe Kawasaki KLE500, een rode Honda MT, een Yamaha DT en, zoals beloofd, een witte MTX. Verrukt aai ik het roemruchte lawaai-uitlaatpijpje. ‘Vanmiddag jóúw brommer,’ lacht Frits. K. mag op de scooter van zijn vrouw.
Boudewijn Geels: ‘Daar staan we dan, op de stoep, bij mijn Kawasaki’
Verbaasd constateer ik dat deze 80 cc’er uit 1986 lekkerder zit dan mijn hypermoderne Kawa: heerlijk rechtop. En die vering: deze MTX danst! Frits gaat ons voor door recreatiegebied Spaarnwoude. We overleven een ontmoeting met zes motoridioten die hallucinant hard een door de bomen aan het zicht onttrokken bocht uit komen suizen. De heren overschrijden het midden van het kronkelweggetje ruimschoots, maar raken ons godzijdank net niet.
Prachtige omgeving dit. Frits – hij werkt bij een kunststofbedrijf – blijkt ook founding father van de RC Planet Crawlerbaan. Daar moet je met een radiografisch bestuurbaar autootje een duidelijk met veel liefde gemaakt, hondsmoeilijk circuit zien te bedwingen. Als ik met pensioen ben wil ik dit ook, zeg ik.
Maar Frits ziet me vooral genieten van zijn MTX, en dus geniet hij ook. ‘Mijn vader had vroeger vijf fietsenzaken in Amsterdam en heeft er een heleboel verkocht. Want geen betere brommers om op te voeren dan Honda’s. Kreidlers en Zündapps trokken al snel krom, zo’n MTX niet. Dat komt door het frame: allemaal in driehoeken, dus die kun je niet buigen. Alleen als je te weinig olie gebruikte had je een probleem: een warmlopertje of een vastlopertje. Verder ging er eigenlijk nooit wat stuk.’
Zal ik zelf toch ook maar zo’n brommer kopen? Vorig jaar twijfelde ik nog. In mijn motorstalling – ik woon tweehoog in Amsterdam en laat mijn Kawasaki Z1000SX niet buiten staan – is aan beide kanten nog een plekje vrij, zeg ik tegen K. ‘Links van mijn Kawa een MTX, rechts een Triumph Rocket 3, dat zou mooi zijn.’
K. glimlacht moederlijk. ‘Topidee. Straks gaan we uitrekenen wat het kost. Ga je mee?’
‘Eerst nog een foto met de MTX!’