Natuurlijk, ik kan hem voor onderhoud naar een grote dealer brengen. En soms doe ik dat ook, want lekker dichtbij – nou ja, vijf kilometer, maar dat is voor Amsterdamse begrippen om de hoek. Maar als ik er de tijd voor heb, rij ik met mijn Kawasaki Z1000SX naar een dorp twintig kilometer verderop. In een garagebox sleutelt Erik daar al vele jaren tegen een schappelijk uurtarief aan motoren.
Deze keer vraag ik of ik erbij mag blijven terwijl hij mijn zwarte sport-tourmachine inspecteert. Ik heb er sinds de aanschaf, twee jaar geleden, helemaal niets aan laten doen. Zelf vind ik dat volkomen logisch, want toen was hij net helemaal ‘gedaan’. Bovendien staat hij altijd binnen en rij ik geen tienduizenden kilometers per jaar.
En, het belangrijkste, het is een Japanner. Oftewel: onderhoudsvrij. Nou ja, bijna. Toch, Erik? Erik kijkt zuinig. ‘We gaan het zien.’
Onmiddellijk begint hij mijn motorolie af te tappen. ‘Moet je niet eerst checken of dat wel écht nodig is?’ hang ik de bemoeial uit. Erik reageert onverstoorbaar. ‘Motorolie veroudert omdat hij anders dan versnellingsbakolie in aanraking komt met uitlaatgassen, want er lekt altijd wel iets langs de zuigerveren. Daardoor verzuurt de olie en verliest hij uiteindelijk zijn werking. Als je weinig rijdt, heb je er meer last van dan als je vaker rijdt. Eigenlijk moet de olie elk jaar worden vervangen.’
Ik knik beschaamd. ‘Bij mijn columns staat altijd dat ik de ballen verstand heb van techniek. Daar is geen woord van gelogen.’ Erik grinnikt. ‘Ik weet ook niet hoe mijn wasmachine werkt, en dat wíl ik ook helemaal niet, ik wil dat hij het dóét.’
Boudewijn Geels: ‘Als kind ben ik bijna door Bennie Jolink aangereden’
We begrijpen elkaar.
Erik monteert een nieuw oliefilter, brengt mijn banden op spanning, spant en smeert mijn ketting, vervangt de remvloeistof en dat was het wel zo’n beetje. Op naar Duitsland morgen! Maar dan gebeurt het. ‘Hm, wacht even….,’ bromt Erik.
Ik hou mijn adem in. Zie je wel, er is vast iets héél erg mis! Ik gedachten zie ik een shredder mijn Kawa reduceren tot een pakketje schroot. Koop maar een nieuwe, Geels. Geen tweedehandsjes meer.
Maar zó erg blijkt het gelukkig niet. Erik: ‘Je rechter voorvorkkering is lek.’
Damn, dat heb ik eind jaren 90 gehad bij mijn Honda CX500E. Dure reparatie was dat. ‘Wat gaat me dat kosten?’ vraag ik angstig. Erik: ‘Zo’n 150 euro. Je kunt er nog wel even op rijden, want ik zie nog geen oliesporen op je remklauwen, maar dit moet wel vrij snel worden gerepareerd.’
Ik vind 150 euro niet meevallen, maar ook niet extreem dramatisch. Wel vraag ik me af hoe dit opeens kan, een lekke voorvorkkering. Erik: ‘Het zal door vliegenlijkjes zijn gekomen. Als je vork inveert kan één vliegenlijkje al je kering doorsnijden. Omdat zo’n dode vlieg verschrikkelijk hard wordt. Net als vogelpoep op je autolak.’
Opeens herinner ik me dat ik drie weken geleden in Noord-Friesland door een zwerm vliegjes reed. Mijn vizier zag opeens zwart. Na alle bezorgde verhalen over het afnemen van de biodiversiteit was ik opgelucht dat ik weer eens ouderwets insecten kon wegkoppen. Maak ik thuis wel schoon, dacht ik toen. Maar ik deed het niet en reed door. Uitstelgedrag. En nóg meer uitstelgedrag. Gevolg: het front van mijn Kawa zit nog stééds vol overleden vliegen.
Na schaamte is er nu zelfhaat. ‘Ik had zeker meteen moeten stoppen en vegen?’ vraag ik somber. Erik: ‘Dat kan niet altijd, maar het helpt wel ja.’
Zuchtend maak ik een afspraak voor de reparatie. Op weg naar huis denk ik aan het vliegje. IQ: 0,000000000000000001. Gewicht: 0,000000000000000001 gram. Tegenstander: een hightech motor van 231 kilo en 138 pk. Winnaar: het vliegje.
Stoer beestje. RIP.